direct naar inhoud van Artikel 9 Detailhandel
Plan: Buitengebied Rijssen-Holten
Status: ontwerp
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1742.BPB2011000-0303

Artikel 9 Detailhandel

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Detailhandel aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. detailhandel;
  • b. ter plaatse van de aanduiding tuincentrum, voor een tuincentrum;

met daarbij behorende:

  • c. gebouwen;
  • d. bouwwerken, geen gebouw zijnde;
  • e. tuinen en erven;
  • f. terreinen en parkeervoorzieningen;

met dien verstande dat:

  • g. de gronden mede zijn bestemd voor landschappelijke inpassing.
9.2 Bouwregels

Op de op de verbeelding (plankaart) voor Detailhandel aangewezen gronden mogen uitsluitend worden gebouwd bouwwerken ten dienste van de bestemming.

9.2.1 Gebouwen

Voor gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. gebouwen mogen uitsluitend worden gebouwd met inachtneming van het bepaalde in artikel 43.1 (Bebouwingsgrenzen);
  • b. de afstand tot de perceelgrens mag niet minder dan 5 m bedragen;
  • c. de gezamenlijke oppervlakte van de gebouwen (inclusief de oppervlakte van kassen) mag niet meer bedragen dan de in de tabel hierna aangegeven maximale oppervlakte;
  • d.
adres   activiteit   toegestane oppervlakte (m2)  
Buitenrot 1, Rijssen   tuincentrum   500  
Dijkerhoekseweg 2 , Holten   bakkerij   600  
Holterstraatweg 170, Rijssen   tuincentrum   2900  

  • e. voor de goot- en bouwhoogte en de dakhelling gelden de volgende maten:
maximale goothoogte   6 m  
maximale bouwhoogte   13 m  
minimale dakhelling   15º  

  • f. in afwijking van het bepaalde onder c tot en met d geldt dat afwijkingen in maten en afmetingen, zoals die bestaan op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerp van dit plan, gehandhaafd mogen worden.
9.2.2 Bedrijfswoningen

Voor bedrijfswoningen gelden bovendien de volgende regels:

  • a. per bestemmingsvlak mag niet meer dan 1 bedrijfswoning worden gebouwd;
  • b. in afwijking van het bepaalde onder a geldt dat ter plaatse van de aanduiding aantal bedrijfswoningen het aantal bedrijfswoningen niet meer mag bedragen dan het op de verbeelding (plankaart) aangegeven aantal;
  • c. de goothoogte niet meer dan 3,5 m mag bedragen;
  • d. de bouwhoogte niet meer dan 10 m mag bedragen;
  • e. de inhoud van de bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan 750 m3, exclusief de inhoud van kelders, voor zover deze zijn gelegen onder een gebouw en deze van buiten niet toegankelijk zijn,

met dien verstande dat:

    • 1. indien op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerpplan een grotere inhoud aanwezig was, deze grotere inhoud als maximum geldt, met dien verstande dat dit niet geldt voor vervangende nieuwbouw;
    • 2. er geen sprake is van woningen die zijn aangewezen als rijks- dan wel gemeentelijk monument, waarbij sprake is van een afstand tot een andere woning (inclusief bijbehorende bouwwerken) van minder dan 15 m, in welk geval niet meer dan 660 m3 is toegestaan.
9.2.3 Bijbehorende bouwwerken

Voor bijbehorende bouwwerken ten behoeve van bedrijfswoningen gelden bovendien de volgende regels:

  • a. de gezamenlijke oppervlakte van bijbehorende bouwwerken en overkappingen per bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan 100 m2, waarvan niet meer dan 75 m2aaneengebouwd;
  • b. de bouwhoogte van een bijbehorende bouwwerk gebouw mag niet meer dan 5 m bedragen;
  • c. in afwijking van het bepaalde onder b geldt dat de bouwhoogte van een aangebouwd bijbehorend bouwwerk niet meer dan 8 m mag bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte niet minder dan 15% lager dient te zijn dan de woning, met een minimum van 1 m;
  • d. de goothoogte van een bijbehorend bouwwerk mag niet meer dan 3,5 m bedragen;
  • e. in afwijking van het bepaalde onder a tot en met d geldt dat afwijkingen in maten en afmetingen, zoals die bestaan op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerp van dit plan, gehandhaafd mogen worden, met dien verstande dat dit niet geldt voor vervangende nieuwbouw.
9.2.4 Bouwwerken, geen gebouw zijnde

Voor bouwwerken, geen gebouw zijnde, niet zijnde perceels en erfafscheidingen, geldt de volgende regel:

  • a. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan de volgende hoogte:

bouwwerk   hoogte  
overige bouwwerken, geen gebouw zijnde, met dien verstande dat overkappingen niet zijn toegestaan   3 m  
9.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing ten behoeve van:

  • a. het beginsel van bebouwingsconcentratie;
  • b. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
  • c. de landschappelijke inpassing;
  • d. de verkeersveiligheid;
  • e. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  • f. de milieusituatie.
9.4 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken het bepaalde in:

  • a. 9.2.1 onder b en toestaan dat de afstand tot de perceelgrens wordt verkleind;
  • b. 9.2.1 onder c en toestaan dat de maximale oppervlakte voor kassen 4000 m2 bedraagt;
  • c. 9.2.1 onder d en toestaan dat de goothoogte wordt verhoogd tot 6 m, met dien verstande dat dit niet geldt voor bedrijfswoningen;
  • d. 9.2.1 onder d en toestaan dat de bouwhoogte wordt verhoogd tot 14 m, met dien verstande dat dit niet geldt voor bedrijfswoningen;
  • e. 9.2.1 onder d ten behoeve van een afwijkende dakvorm, indien en voor zover het bebouwingsbeeld daardoor niet onevenredig wordt aangetast;
  • f. 9.2.2 onder c en toestaan dat de goothoogte van de bedrijfswoning wordt vergroot tot 6 m;
  • g. 9.2.2 onder e ten behoeve van de vergroting van de bedrijfswoning tot niet meer dan 1.000 m3, met dien verstande dat de gebouwen landschappelijk worden ingepast, wat blijkt uit een in te dienen beplantingsplan/inrichtingsplan;
  • h. 9.2.3 onder d en toestaan dat de goothoogte van een aangebouwd bijbehorend bouwwerk niet meer mag bedragen dan 6 m.
9.4.1 Afwegingskader

Een in 9.4 genoemde vergunning kan slechts worden verleend indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  • a. landschappelijke en natuurlijke waarden;
  • b. de milieusituatie;
  • c. de verkeersveiligheid;
  • d. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  • e. de sociale veiligheid;
  • f. de externe veiligheid;

en geen sprake is van significante gevolgen voor de instandhoudingsdoelstellingen van gebieden die in het kader van de Natuurbeschermingswet als beschermd gebied worden aangemerkt.

9.5 Specifieke gebruiksregels
9.5.1 Strijdig gebruik

Tot een gebruik in strijd met het bestemmingsplan wordt in ieder geval gerekend het gebruik, laten gebruiken of in gebruik geven van de gronden en bouwwerken voor:

  • a. opslag-, stort- of bergplaats, stalling en achterlating van voer- en vaartuigen en andere al dan niet afgedankte stoffen, voorwerpen en producten;
  • b. seksinrichting of prostitutiebedrijf;
  • c. kampeerterrein en/of dagrecreatie;
  • d. boerderijkamers;
  • e. plattelandskamers;
  • f. meer dan één, al dan niet afhankelijk, huishouden.
9.6 Afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken het bepaalde in:

  • a. 9.1 juncto artikel 1.96 (begripsomschrijving woning) en 9.5.1 onder f voor de huisvesting van twee huishoudens ten behoeve van inwoning, met dien verstande dat:
    • 1. er sprake is van onder één dak;
    • 2. het uiterlijk één woning, één bouwmassa dient te zijn;
    • 3. er sprake is van één centrale toegang tot de woning, van waaruit beide woonvertrekken direct toegankelijk/bereikbaar zijn;
    • 4. er geen sprake is van een woningscheidende wand;
  • b. 9.5.1 onder f ten behoeve van het gebruik voor afhankelijke woonruimte in het kader van mantelzorg, met dien verstande dat:
    • 1. de afstand van de afhankelijke woonruimte tot de woning niet meer dan 25 m mag bedragen;
    • 2. aantoonbaar aannemelijk is dat sprake is van een tijdelijke situatie (zorgindicatie) die zal worden beëindigd en wordt teruggebracht naar het oorspronkelijke gebruik nadat de mantelzorg is vervallen.
9.7 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen en de bestemming
Detailhandel wijzigen in de bestemming Wonen en aansluitende gebiedsbestemming(en), indien het bedrijf is beëindigd.

9.7.1 Afwegingskader

De wijzigingsbevoegdheid kan slechts worden toegepast indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  • a. landschappelijke en natuurlijke waarden;
  • b. de milieusituatie;
  • c. de verkeersveiligheid;
  • d. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  • e. de sociale veiligheid;
  • f. de externe veiligheid;

en geen sprake is van significante gevolgen voor de instandhoudingsdoelstellingen van gebieden die in het kader van de Natuurbeschermingswet als beschermd gebied worden aangemerkt.