direct naar inhoud van 5.2 Archeologie
Plan: Buitengebied Rijssen, bouw woning Biesterij
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1742.BPB2011004-0401

5.2 Archeologie

Op 1 september 2007 is de Wet op de Archeologische Monumentenzorg (Wamz) van kracht geworden. Deze wet, een wijziging op de Monumentenwet 1988, regelt de omgang met het archeologisch erfgoed. Nieuw in de wet is dat gemeenten een archeologische zorgplicht krijgen en dat initiatiefnemers van projecten waarbij de bodem wordt verstoord, verplicht zijn rekening te houden met de archeologische relicten die in het plangebied aanwezig (kunnen) zijn. Hiervoor is onderzoek noodzakelijk: het archeologisch vooronderzoek. Als blijkt dat in het plangebied behoudenswaardige archeologische vindplaatsen aanwezig zijn, dan kan de initiatiefnemer verplicht worden hiermee rekening te houden. Dit kan leiden tot een aanpassing van de plannen, waardoor de vindplaatsen behouden blijven, of tot een archeologische opgraving en publicatie van de resultaten.

Voor het gemeentelijk grondgebied is een archeologische inventarisatie uitgevoerd. Op basis van deze archeologische inventarisatie is een archeologische verwachtings- en beleidsadvieskaart opgesteld (nog niet vastgesteld). Op deze kaart staan naast de bekende archeologische waarden en ook de te verwachte archeologische waarden in de vorm van zones met een bepaalde trefkans. Hiermee wordt een beeld verkregen waar archeologische sporen en vondsten in de bodem aanwezig kunnen zijn.

afbeelding "i_NL.IMRO.1742.BPB2011004-0401_0010.jpg"

(bron: archeologische verwachtings- en beleidsadvieskaart, gemeente Rijssen-Holten)

Op grond van de archeologische verwachtingskaart heeft een deel van het plangebied een 'middelhoge archeologische verwachtingswaarde'. De gebieden met een middelhoge archeologische verwachting waren in het verleden minder geschikt voor bewoning of zijn in de loop van de tijd minder geschikt geraakt als gevolg van bijvoorbeeld veengroei. Door het ontbreken van een esdek bestaat de kans dat sporen verploegd zijn. Hiermee is de conservering matig. De kans op het aantreffen van intacte vindplaatsen en goed geconserveerde archeologische resten is derhalve matig groot. Vindplaatsen in deze gebieden nemen vaak een groot areaal in beslag waardoor kleine ingrepen (zowel in diepte als in oppervlakte) acceptabel worden geacht. Kleine ingrepen zijn in het gemeentelijk beleid gedefinieerd als projecten met een oppervlakte kleiner dan 2500 m2 of verstoringen niet dieper dan 40 cm.

De woning op de bouwkavel is grotendeels gesitueerd op het gedeelte met een lage archeologische verwachtingswaarde en er bevinden zich geen waardevolle archeologische terreinen grenzend aan het plangebied. De kans op het aantreffen van archeologische resten is relatief klein. Uit de historie van het plangebied komt naar voren dat de bodemopbouw waarschijnlijk is verstoord en opgehoogd door het agrarisch gebruik. De oorspronkelijke bodem in het plangebied is daarmee niet meer intact, er zijn vermoedelijk geen archeologische resten aanwezig.


Het archeologisch beleid is vertaald naar de bestemmingsplanregels. Op basis van die regels worden toekomstige ingrepen zoals bouwen en graafwerkzaamheden beoordeeld op hun invloed op eventuele archeologische waarden. Indien nodig zal hierbij onderzoek worden uitgevoerd. Voor dit bestemmingsplan is het niet noodzakelijk een onderzoek uit te voeren.


Eventuele archeologische (behoudenswaardige) resten zijn vermoedelijk niet (meer) in het plangebied aanwezig. Uitvoering van het plan zal op basis van het bovenstaande waarschijnlijk niet leiden tot een onevenredige aantasting van archeologische waarden.


De meldingsplicht bij Onze minister, namens deze de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed, van een zaak die in het plangebied wordt aangetroffen en waarvan redelijkerwijs kan worden vermoed dat het een archeologische vondst betreft, blijft van kracht (Monumentenwet 1988, artikel 53, lid 1).