direct naar inhoud van Regels
Plan: Buitengebied Rijssen, Enterstraat 153
Status: ontwerp
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1742.BPB2020009-0302

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan

het bestemmingsplan Buitengebied Rijssen, Enterstraat 153 met identificatienummer NL.IMRO.1742.BPB2020009-0302 van de gemeente Rijssen-Holten;

1.2 bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten met bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen;

1.3 aan huis gebonden beroeps- of bedrijfsactiviteit

een beroeps- of bedrijfsactiviteit, uitgevoerd door (één van) de hoofdbewoner(s) van de woning, waarvan de voorwaarden zijn opgenomen in 4.5.3 en 5.5.3.

1.4 achtererfgebied

erf achter de lijn die het hoofdgebouw doorkruist op 1 m achter de voorkant en van daaruit evenwijdig loopt met het aangrenzend openbaar toegankelijk gebied, zonder het hoofdgebouw opnieuw te doorkruisen of in het erf achter het hoofdgebouw te komen, waarbij als op een perceel meer gebouwen aanwezig zijn die noodzakelijk zijn voor het verrichten van de op grond van het omgevingsplan of een omgevingsvergunning voor een omgevingsplanactiviteit op het perceel toegestane activiteiten of als het hoofdgebouw geen woning is, maar op het perceel wel een of meer op de grond staande woningen aanwezig zijn, voor het leggen van deze lijn bepalend is is het hoofdgebouw, de woning of een van de andere hiervoor bedoelde gebouwen, waarvan de voorkant het dichtst is gelegen bij openbaar toegankelijk gebied;

1.5 agrarisch bedrijf

een volwaardige onderneming die is gericht op het voortbrengen van agrarische producten door middel van het telen van gewassen of het houden van dieren. Mest wordt niet tot voortgebrachte agrarische producten gerekend;

1.6 archeologische waarde

de waarde die van belang is voor de archeologie en voor de kennis van de beschavingsgeschiedenis;

1.7 bebouwing

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;

1.8 bed & breakfast

het binnen de (bedrijfs)woning bieden van, ten opzichte van het hoofdgebruik ondergeschikte, een mogelijkheid tot recreatief nachtverblijf en ontbijt;

1.9 bedrijf

een onderneming waarbij het accent ligt op het vervaardigen, bewerken, installeren, inzamelen of verhandelen van goederen, waarbij eventuele detailhandel uitsluitend plaatsvindt als ondergeschikt onderdeel van de onderneming in de vorm van verkoop dan wel levering van ter plaats vervaardigde, bewerkte of herstelde goederen dan wel goederen die in rechtstreeks verband staan met de uitgeoefende handelingen;

1.10 bedrijfsgebouw

een gebouw, dat gebruikt wordt voor de uitoefening van een bedrijf;

1.11 bedrijfsgebouwen

gebouwen die gebruikt worden voor de uitoefening van een bedrijf;

1.12 bedrijfswoning

een woning in of bij een gebouw op een terrein, die behoort bij en functioneel gebonden is aan een bedrijf, bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting gelet op de functie van het gebouw of gronden noodzakelijk is;

1.13 bedrijfswoningen

woningen in of bij een gebouw op een terrein, die behoort bij en functioneel gebonden is aan een bedrijf, bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting gelet op de functie van het gebouw of het gronden noodzakelijk is;

1.14 bedrijven

ondernemingen waarbij het accent ligt op het vervaardigen, bewerken, installeren, inzamelen en verhandelen van goederen, waarbij eventuele detailhandel uitsluitend plaatsvindt als ondergeschikt onderdeel van de onderneming in de vorm van verkoop dan wel levering van ter plaatse vervaardigde, bewerkte of herstelde goederen dan wel goederen die in rechtstreeks verband staan met de uitgeoefende handelingen;

1.15 beginsel van bebouwingsconcentratie

het beginsel dat bebouwing in een logische samenhang op een erf wordt gebouwd. Daarbij zijn de volgende aspecten van belang:

  • onderlinge stedenbouwkundige samenhang;
  • ruimtelijke samenhang van bouwwerken;
  • inpassing in het landschap;
  • de onderlinge afstand tussen bouwwerken mag geen afbreuk doen aan de erfopzet.
1.16 bestaand gebruik

het gebruik dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het omgevingsplan aanwezig is binnen het betreffende perceel en/of bebouwing die op dat tijdstip aanwezig of in uitvoering is, dan wel kan worden gebouwd krachtens een omgevingsvergunning. Dit geldt niet voor zover sprake was van strijd met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder mede begrepen het overgangsrecht van het bestemmingsplan, of een andere planologische toestemming;

1.17 bestaande
  • 1. het gebruik dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het omgevingsplan binnen het betreffende perceel aanwezig is, dan wel krachtens een bestemmingsplanherziening mogelijk is;
  • 2. bebouwing die op het tijdstip van inwerkingtreding van het omgevingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel kan worden gebouwd krachtens een omgevingsvergunning;
  • 3. het onder 1 en 2 bedoelde geldt niet voor zover sprake was van strijd met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder mede begrepen het overgangsrecht van het bestemmingsplan, of een andere planologische toestemming;
1.18 bestaande emissie
  • 1. emissie die hoort bij de activiteit die is toegestaan ten tijde van het vaststellen van dit omgevingsplan op grond van een vergunning als bedoeld in artikel 2.7 lid 2 van de Wet Natuurbescherming, een omgevingsvergunning waarbij de toestemming op grond van artikel 2.2aa onderdeel a van het Besluit omgevingsrecht is aangehaakt, of een melding op grond van artikel 2.7 van de Regeling natuurbescherming of
  • 2. indien een vergunning of melding als bedoeld onder a ontbreekt: emissie die hoort bij het feitelijke en planologisch legale gebruik.
1.19 bevoegd gezag

het college van burgemeester en wethouders, tenzij in dit plan of bij wettelijk voorschrift anders is bepaald;

1.20 bijbehorend bouwwerk

uitbreiding van een hoofdgebouw, dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar wel of niet tegen aangebouwd gebouw, of ander bouwwerk, met een dak;

1.21 bijbehorende bouwwerken

uitbreidingen van een hoofdgebouw, dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar wel of niet tegen aangebouwde gebouwen, of andere bouwwerken, met een dak;

1.22 bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen, veranderen of het vergroten van een bouwwerk;

1.23 bouwlaag

een verdieping van zodanige afmeting en vorm dat de daardoor ontstane ruimte zonder ingrijpende voorzieningen geschikt kan worden gemaakt voor de betreffende functie;

1.24 bouwwerk

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die direct of indirect met de grond is verbonden, en direct of indirect steun vindt in of op de grond;

1.25 bouwwerken

constructies van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die direct of indirect met de grond zijn verbonden, en direct of indirect steun vindt in of op de grond;

1.26 chalet

een plaatsgebonden gebouw, niet voor permanente bewoning geschikt, bestaande uit een lichte constructie, dat naar de aard en de inrichting is bedoeld voor recreatief nachtverblijf, dat geen vaste verankering in de grond heeft en binnen 24 uur demontabel is;

1.27 crossterrein

terrein gebruikt voor een wedstrijd of training met motorfietsen of een daarmee gelijk te stellen voertuig. Op het terrein is een parcours uitgezet met natuurlijke hindernissen;

1.28 cultuurhistorische waarde

de aan een bouwwerk of gebied toegekende waarde, gekenmerkt door het beeld dat is ontstaan door het gebruik van de mens door de jaren heen;

1.29 dagrecreatie

ondergeschikt medegebruik van gronden voor niet-gemotoriseerde recreatieve of sportieve activiteiten, zoals wandelen, hardlopen, nordic-walken, fietsen, mountainbiken, racefietsen, skaten, paardrijden, vissen, zwemmen en natuurobservatie of een naar de aard daarmee gelijk te stellen (mede)gebruik. De activiteiten dienen plaats te vinden tussen zonsopgang en zonsondergang en niet gericht te zijn op het verstrekken van nachtverblijf;

1.30 dak

iedere bovenbeëindiging van een gebouw;

1.31 de digitale plankaart

de digitale plankaart van het bestemmingsplan Buitengebied Rijssen, Enterstraat 153 met identificatie NL.IMRO.1742.BPB2020009-0302 van de gemeente Rijssen-Holten;

1.32 delegatiebesluit

een door de raad aan het college toegekende bevoegdheid om het omgevingsplan op onderdelen onder voorwaarden te wijzigen. Deze lijst met onderdelen en voorwaarden is geen onderdeel van het omgevingsplan;

1.33 detailhandel

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, het verkopen en/of leveren van goederen, geen motorbrandstoffen zijnde, aan personen die de goederen kopen voor eigen gebruik, niet zijnde afhaalzaken, maaltijdbezorgdiensten en erotisch getinte vermaaksfuncties;

1.34 dunning

het kappen van houtopstanden als onderhoudsmaatregel die erop gericht is de resterende houtopstanden een (betere) overlevingskans te bieden.

1.35 emissiepunt

de plek waar geur naar buiten gaat. Bij een overdekt dierenverblijf of bouwwerk is dit de plek waar de natuurlijke of mechanische ventilatie zich bevind. Bij een gedeeltelijk overdekt dierenverblijf of bouwwerk is dat de plek waar het overdekte deel eindigt. Bij een geheel onoverdekt dierenverblijf of bouwwerk is dit de gevel van het dierenverblijf of bouwwerk.

1.36 erf

bebouwd of onbebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een hoofdgebouw en in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw, waarbij het omgevingsplan die inrichting niet verbiedt. Deze definitie is van invloed op de mogelijkheden om een bouwwerk zonder omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen en/of handelen in strijd met de regels ruimtelijke ordening te kunnen bouwen (het zogenoemde vergunningsvrij bouwen);

1.37 erfinrichtingsplan

plan dat aangeeft op welke wijze de inpassing van de voorgenomen ruimtelijke ontwikkelingen in het desbetreffende gebied plaatsvindt; tot deze inpassing behoren de situering van opstallen en de inrichting van het perceel, waaronder de erfbeplanting ten opzichte van het landschap; het gaat om bestaande en gewenste karakteristieken en kwaliteiten van het landschap;

1.38 functie

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden of bouwwerken zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik van bouwwerken en/of het gebruik en/of het bebouwen van gronden;

1.39 functieverandering of functietoevoeging

het wijzigen, toevoegen of afwijken van een functie onder voorwaarden zoals genoemd in dit omgevingsplan;

1.40 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte. geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.41 gebouwen

alle bouwwerken, die voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.42 geluidsgevoelig object

gebouw, dat legaal gebruikt wordt voor wonen of permanent - of daarmee vergelijkbaar - menselijk verblijf. Voorbeelden zijn in elk geval woningen, onderwijsgebouwen, ziekenhuizen, verpleeghuizen, verzorgingstehuizen, psychiatrische inrichtingen en kinderdagverblijven.

1.43 geurgevoelig object

gebouw, bestemd voor en blijkens aard, indeling en inrichting geschikt om te worden gebruikt voor menselijk wonen of menselijk verblijf en die daarvoor permanent of daarmee vergelijkbare wijze van gebruik, wordt gebruikt. Voorbeelden zijn in elk geval woningen, onderwijsgebouwen, ziekenhuizen, verpleeghuizen, verzorgingstehuizen, psychiatrische inrichtingen en kinderdagverblijven;

1.44 gevoelig object

een bouwwerk dat bestemd is voor het meer dan incidenteel verblijven van mensen dat beschermd wordt tegen emissies van geluid, geur, ammoniak en/of fijnstof, niet zijnde de eigen bedrijfswoning of plattelandswoning;

1.45 grondgebonden agrarisch bedrijf

een agrarisch bedrijf waarvan de productie geheel of in overwegende mate afhankelijk is van het voorbrengend vermogen van onbebouwde grond in de directe omgeving van het bedrijf. Grondgebonden bedrijven zijn in ieder geval: akkerbouw-, fruitteelt- en vollegrondstuinbouwbedrijven. Ook melkrundveebedrijven zijn doorgaans grondgebonden;

1.46 het plan

het bestemmingsplan Buitengebied Rijssen, Enterstraat 153 met identificatie NL.IMRO.1742.BPB2020009-0302 van de gemeente Rijssen-Holten;

1.47 hoofdgebouw

gebouw, of bouwkundig en functioneel te onderscheiden gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor het verrichten van andere activiteiten dan bouwactiviteiten die op grond van het van het omgevingsplan of een omgevingsvergunning voor een omgevingsplanactiviteit op het perceel zijn toegestaan en, als meer gebouwen op het perceel aanwezig zijn, gelet op die toegestane activiteiten het belangrijkst is;

1.48 huishouden

samenlevingsvorm van één gezin of met een gezin gelijk te stellen samenlevingsverband;

1.49 inwoning

een in eenzelfde woning huisvesten van één ander huishouden met eigen voorzieningen;

1.50 kampeermiddelen

een tent, vouwwagen, caravan, kampeerauto of een daarmee vergelijkbaar object, niet zijnde een stacaravan of een chalet;

1.51 kampeerplaats

een in of op het terrein aangegeven, zichtbaar gemarkeerde plek, door middel van nummering, stroomvoorziening, erfafscheiding of anderszins, voor het plaatsen of geplaatst houden van een kampeermiddel. Een bijzettentje voor bijvoorbeeld de kinderen wordt hierbij niet als afzonderlijk kampeermiddel aangemerkt;

1.52 kappen

het rooien, verplanten of verrichten van handelingen die de dood of ernstige beschadiging of ontsiering van een houtopstand ten gevolge (kunnen) hebben;

1.53 kortdurende recreatieve activiteiten

activiteiten die gericht zijn op vrijetijdsbesteding zoals een sauna, wellness, museum of tentoonstellingen;

1.54 kwekerij

bedrijf waar siergewassen, fruitbomen, struiken en vaste planten, onder meer bestemd voor tuinen en parken, één en ander in de vorm van vollegrondsteelt dan wel pot- of containerteelt worden voortgebracht of daarmee vergelijkbaar van aard;

1.55 kwetsbaar object

objecten, zoals:

  • a. woningen, woonschepen en woonwagens;
  • b. gebouwen bestemd voor verblijf, al dan niet gedurende een gedeelte van de dag, van minderjarigen, ouderen, zieken of gehandicapten, zoals:
    • 1. ziekenhuizen, bejaardenhuizen en verpleeghuizen;
    • 2. scholen, of
    • 3. gebouwen of gedeelten daarvan, bestemd voor de opvang van minderjarigen;
  • c. gebouwen waarin doorgaans grote aantallen personen gedurende een groot gedeelte van de dag aanwezig zijn, waartoe in ieder geval behoren:
    • 1. kantoorgebouwen en hotels met een bruto vloeroppervlak van meer dan 1500 m² per object, of
    • 2. complexen waarin meer dan 5 winkels zijn gevestigd en waarvan het gezamenlijk bruto vloeroppervlak meer dan 1000 m² bedraagt en winkels met een totaal bruto vloeroppervlak van 2000 m² per winkel, voor zover in die complexen of in die winkels een supermarkt, hypermarkt of warenhuis is gevestigd, en
  • d. kampeer- en andere recreatieterreinen bestemd voor het verblijf van meer dan 50 personen gedurende meerdere aaneengesloten dagen;
1.56 landbouwdieren

runderen, varkens, paarden, pluimvee, konijnen, schapen, geiten, herten of edelpelsdieren;

1.57 landschappelijke inpassing

een plan waarmee inzichtelijk wordt gemaakt hoe een nieuwe ontwikkeling zich verhoudt tot de bestaande bebouwing en bestaande omgeving. In het plan moet in elk geval de erfinrichting en (erf)beplanting worden opgenomen en hoe deze zich verhouden tot de omgeving;

1.58 landschappelijke waarde

de aan een gebied toegekende landschappelijke waarde, gekenmerkt door het waarneembare deel van het aardoppervlak, dat wordt bepaald door de onderlinge samenhang en beïnvloeding van (niet levende en levende) natuur;

1.59 leidingzone

een zone waarin een ondergrondse transportleiding ten behoeve van de nutsvoorziening aanwezig is;

1.60 lichtmast

een vrijstaande constructie waaraan één of meerdere lampen zijn opgehangen;

1.61 locatie

plaats, plek of ligging;

1.62 lokale weg - onverhard

een weg, bestaande uit zand, die niet als rijksweg of provinciale weg is aangemerkt maar wel op de wegenlegger staat. Ook een half verharde weg, bestaande uit menggranulaat of grind, wordt aangemerkt als een onverharde weg;

1.63 lokale weg - verhard

een weg, bestaande uit klinkers/tegels (open) of asfalt (gesloten), die niet als een rijksweg of provinciale weg is aangemerkt maar wel op de wegenlegger staat;

1.64 maaiveld

de gemiddelde bestaande hoogte van het (aangrenzende) terrein;

1.65 mantelzorg

intensieve zorg of ondersteuning, die niet in het kader van een hulpverlenend beroep wordt geboden aan een hulpbehoevende, maar ten behoeve van zelfredzaamheid of participatie, rechtstreeks voortvloeiend uit een tussen personen bestaande sociale relatie, die de gebruikelijke hulp van huisgenoten voor elkaar overstijgt, en waarvan de behoefte met een verklaring van een huisarts, wijkverpleegkundige of andere door de gemeente aangewezen sociaal-medisch adviseur kan worden aangetoond;

1.66 minicamping

een terrein geheel of gedeeltelijk ingericht, om gelegenheid te geven tot het plaatsen of geplaatst houden van maximaal 25 stuks kampeermiddelen, met dien verstande dat stacaravans niet zijn toegestaan;

1.67 natuurlijke waarde

de aan een gebied toegekende waarde die samenhangt met de geologische, bodemkundige en biologische elementen;

1.68 nieuwe ontwikkeling

elke activiteit in het plangebied. Voorbeelden zijn het bouwen van bouwwerken, het uitvoeren van grondwerkzaamheden, het slopen van bestaande bouwwerken, het in gebruik nemen van bouwwerken voor (agrarische) bedrijvigheid en daarmee gelijk te stellen ontwikkelingen;

1.69 normaal onderhoud, beheer of exploitatie

werkzaamheden die noodzakelijk zijn voor een goed beheer van de gronden, waaronder begrepen de instandhouding dan wel de realisering van de functie;

1.70 omgevingsplan

het bestemmingsplan met verbrede reikwijdte als bedoeld in artikel 7c van het Besluit uitvoering Crisis- en herstelwet bestaande uit geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.1742.BPB2016007-0301 met bijbehorende regels en eventuele bijlagen;

1.71 omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk of werkzaamheden, geen bouwwerk zijnde

een vergunning als bedoeld in artikel 2.1, lid 1 onder b onder a van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;

1.72 openbare nutsvoorzieningen

gebouwen of bouwwerken die ten dienste staan van het openbaar energietransport dan wel de telecommunicatie, zoals een schakelkast, een elektriciteitshuisje en een verdeelstation;

1.73 overkapping

een bouwwerk bestaande uit maximaal 3 wanden waarvan maximaal 2 wanden tot de constructie zelf behoren;

1.74 paardrijbak

buitenrijbaan ten behoeve van paardrijactiviteiten, voorzien van een zandbed en al dan niet voorzien van een omheining;

1.75 perceel

een perceel is een onroerend goed (al dan niet met bebouwing) met dezelfde eigenaar en hetzelfde eigendomsrecht, dat is ingeschreven bij het Kadaster;

1.76 perceelgrens

de scheiding tussen percelen, die niet aan éénzelfde eigenaar behoren dan wel niet door één gebruiker worden benut;

1.77 permanente bewoning

er is sprake van permanente bewoning als een recreatiewoning, een stacaravan of ander kampeermiddel het hoofdverblijf voor de gebruiker is en/of voor bewoning anders dan in het kader van recreatief verblijf wordt gebruikt;

1.78 prostitutie

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander persoon tegen vergoeding;

1.79 provinciale weg

een weg, bestaande uit asfalt of vergelijkbare materialen, die als provinciale weg is aangemerkt en op de wegenlegger staat;

1.80 recreatief verblijf

verblijf dat plaatsvindt in het kader van weekend- en/of verblijfsrecreatie en dat enkel gericht is op ontspanning of vrijetijdsbesteding, niet zijnde kortdurende recreatieve activiteiten;

1.81 recreatiewoning

een verblijfsobject bestemd voor het recreatieve verblijf van recreanten die hun hoofdverblijf elders hebben;

1.82 seksinrichting

de voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig is, seksuele handelingen verricht, of vertoningen van erotisch/pornografische aard plaatsvinden. Onder seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een prostitutiebedrijf, alsmede een erotische massagesalon, een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar;

1.83 stacaravans

een kampeermiddel, voorzien van een as-/wielstelsel, bestaande uit één bouwlaag met een breedte van niet meer dan 4,50 m, dat dient voor recreatief (nacht)verblijf voor recreanten die hun hoofdverblijf elders hebben. De stacaravan is niet plaatsgebonden en per direct (zonder dat daarvoor ingrijpende maatregelen getroffen hoeven worden) van zijn standplaats verrijdbaar;

1.84 streekeigen producten

producten die zijn voortgebracht in dezelfde streek waar ook de grondstoffen vandaan komen en (alleen) in de streek worden aangeboden;

1.85 toegangspad

een verhard of onverhard pad dat dient voor ontsluiting en ontvluchting van de aanliggende percelen. Deze paden kunnen tevens worden gebruikt door hulpdiensten bij calamiteiten.

1.86 veiligheidszone

veiligheidszones zijn door de Rijksoverheid aangewezen zones rondom transportroutes voor het vervoer van gevaarlijke stoffen. Dit kunnen wegen, hoofdspoorwegen en binnenwateren zijn. Binnen deze zone kan een afwijkend planologisch regiem gelden;

1.87 volledige herbouw

het herbouwen van een bestaand bouwwerk waarbij een nieuw bouwwerk ontstaat;

1.88 vrije veldopstelling zonnepanelen

het op of in de grond zetten van een constructie met zonnepanelen;

1.89 vrijstaande lichtmasten

een vrijstaande mast of paal waar één of meerdere lichtarmaturen aan zijn bevestigd;

1.90 vrijstaande overkappingen

een vrijstaand bouwwerk in de vorm van een constructie bestaande uit maximaal 3 wanden, waarvan maximaal 2 wanden tot de constructie behoren;

1.91 weg

voor het openbaar rij- of ander verkeer openstaande weg;

1.92 wegbeheerder

bevoegd gezag welke de wettelijke onderhoudsplicht van een weg heeft;

1.93 woning

een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden;

1.94 woonhuis

een gebouw, hetzij vrijstaand, hetzij aaneengebouwd, dat slechts één woning omvat;

Artikel 2 Wijze van meten

2.1 bepalen maten, maatvoering

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

  • a. peil:
    • 1. voor gebouwen waarvan de hoofdtoegang onmiddellijk aan de weg grenst: de hoogte van de kruin van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
    • 2. voor gebouwen waarvan de toegang niet onmiddellijk aan de weg grenst en waar direct in de omgeving is gelegen: de gemiddelde hoogtemaat ten opzichte van NAP;
    • 3. in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het terrein;
  • b. dakhelling: langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;
  • c. de goothoogte van een bouwwerk: vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot c.q. de druiplijn, het boeibord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;
  • d. de inhoud van een bouwwerk: bovenkant afgewerkte vloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen. Bij balkons, luifels en overstekende daken die geen ondergeschikte bouwdelen zijn wordt een fictieve gevel neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;
  • e. de bouwhoogte van een bouwwerk: vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwdelen, zoals schoorstenen, liftschachten, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
  • f. de oppervlakte van een bouwwerk: tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk. Bij balkons, luifels en overstekende daken die geen ondergeschikte bouwdelen zijn wordt een fictieve gevel neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;
  • g. maaiveld: de gemiddelde bestaande hoogte van het (aangrenzend) terrein;
2.2 ondergeschikte bouwdelen

Bij het meten worden ondergeschikte bouwdelen, als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding niet meer dan 0,75 m bedraagt tot een maximum van 4 m² per bouwdeel.

2.3 maten
  • a. voor lengten in meters (m);
  • b. voor oppervlakten in vierkante meters (m²);
  • c. voor inhoudsmaten in kubieke meters (m³);
  • d. voor verhoudingen in procenten (%);
  • e. voor hoeken/hellingen in graden (º).
2.4 indieningsvereisten

Voor het indienen van een landschaps- en/of erfinrichtingsplan gelden de volgende eisen:

  • a. het plan moet een geschaalde plattegrond bevatten;
  • b. de Basisregistratie Grootschalige Topografie (BGT) dient als ondergrond voor het plan gebruikt te worden;
  • c. het plan moet noord-gericht zijn getekend.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Agrarisch - Landschap-gemengde functies

3.1 Bestemmingsomschrijving

Toegestaan is het gebruik van de gronden voor:

  • a. bestaande tuin, erf, erfontsluiting en parkeervoorzieningen;
  • b. het aanleggen van kabels en leidingen ten behoeve van nutsvoorzieningen, met uitzondering van:
    • 1. aardgastransportleidingen met een diameter van meer dan 4" en/of een druk van meer dan 40 bar;
    • 2. transportleidingen voor brandbare vloeistoffen van de K1-, K2-, en K3-categorie met een diameter van meer dan 4";
    • 3. hoogspanningsleidingen;
    • 4. buisleidingen voor het transport van water, afvalwater of stoom met een doorsnede van 1 m of meer en een lengte van 10 km of meer;
  • c. hobbymatig agrarisch grondgebruik, waaronder mede begrepen het hobbymatig houden van dieren, anders dan ten behoeve van een agrarisch bedrijf en ondergeschikt aan de onderliggende bestemming;
  • d. het weiden van vee;
  • e. landschappelijke inpassing.
3.2 Bouwregels

Uitsluitend bouwwerken, geen gebouw zijnde zijn toegestaan met inachtneming van de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van perceel- en erfafscheidingen voor het weiden van vee mag maximaal 1,5 m zijn;
  • b. overige perceels- en erfafscheidingen zijn alleen toegestaan als deze onderdeel uitmaken van de landschappelijke inpassing;
  • c. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde anders dan voor perceel- en erfafscheidingen, mag maximaal 3 m zijn.
3.3 Specifieke gebruiksregels
3.3.1 Strijdig gebruik

Onder gebruik in strijd met dit plan wordt in ieder geval begrepen het gebruik van gronden en gebouwen voor:

  • a. het vestigen van een (intensief) agrarisch bedrijf;
  • b. (boom)kwekerijen;
  • c. het vergisten van mest en het verhandelen van de daarbij vrijkomende energie, tenzij vergund met een omgevingsvergunning;
  • d. opslag ten dienste van de bedrijfsvoering op onbebouwde grond;
  • e. het gebruik van onbebouwde grond als stort- en/of opslagplaats voor aan het gebruik onttrokken goederen en materialen, anders dan tijdelijke opslag ten behoeve van het normale gebruik en onderhoud of tijdelijke bouwwerkzaamheden;
  • f. het stallen, opslaan of plaatsen van al dan niet afgedankte voer- en vaartuigen met uitzondering van parkeren ten behoeve van het op de functie gerichte gebruik;
  • g. de opslag van gevaarlijke stoffen;
  • h. een crossterrein, het beproeven van motorvoertuigen, het beoefenen van de modelvliegsport of andere geluidsoverlast veroorzakende activiteiten;
  • i. het gebruik van onbebouwde grond voor dagrecreatie of het plaatsen van kampeermiddelen, tenzij dit plaatsvindt op de daarvoor bewegwijzerde routes of aangewezen locaties;
  • j. detailhandel;
  • k. een seksinrichting, (straat)prostitutie of een daarmee vergelijkbaar bedrijf;
  • l. een coffeeshop, growshop, smartshop of een daarmee vergelijkbaar bedrijf, voor zover daarvoor door de burgemeester geen (gedoog)toestemming is verleend;
  • m. een paardrijbak, tenzij vergund met een omgevingsvergunning;
  • n. andere functies of activiteiten die afwijken van de regels voor het toegelaten gebruik of regels voor bouw, milieu of ruimtelijke ordening zoals opgenomen in dit omgevingsplan.
3.3.2 Voorwaardelijke verplichting - landschappelijke inpassing

Tot een met de bestemming strijdig gebruik wordt in elk geval gerekend

  • a. het gebruik van en het in gebruik laten nemen van gronden en bouwwerken overeenkomstig de in 3.1 opgenomen bestemmingsomschrijving zonder de aanleg en instandhouding van de landschapsmaatregelen op gronden met de bestemming Agrarisch - Landschap-gemengde functies conform Bijlage 2;
  • b. in afwijking van het bepaalde onder a mogen gronden en bouwwerken overeenkomstig de in 3.1 opgenomen bestemmingsomschrijving worden gebruikt voor de functie Agrarisch - Landschap-gemengde functies onder de voorwaarde dat binnen 2 jaar na het onherroepelijk worden van dit bestemmingsplan geheel uitvoering is gegeven aan de aanleg en de instandhouding van de landschapsmaatregelen op gronden met de bestemming Agrarisch - Landschap-gemengde functies conform Bijlage 2.

Artikel 4 Wonen - Enterstraat 151

4.1 Bestemmingsomschrijving

Op deze locatie is het volgende gebruik en zijn de volgende functies toegestaan:

  • a. het wonen in de bestaande woning met daarbij behorende:
    • 1. gebouwen;
    • 2. bouwwerken, geen gebouw zijnde;
    • 3. werken, geen bouwwerk zijnde;
  • b. voorzieningen zoals:
    • 1. in- en uitritten, parkeerplaatsen, paden en wegen;
    • 2. groen, landschappelijke inpassing zoals tuinen en/of erfbeplanting;
    • 3. speelvoorzieningen;
    • 4. water;
  • c. bed & breakfast in de woning, mits:
    • 1. niet meer dan drie kamers worden verhuurd;
    • 2. de bed & breakfast ondergeschikt is aan de woonfunctie;
  • d. de mogelijkheid tot het opwekken van duurzame energie:
    • 1. met gebruik van zonnepanelen in veldopstelling met de daarbij behorende voorzieningen of;
    • 2. met gebruik van windturbines op het dak van de woning met de daarbij behorende voorzieningen;
  • e. hobbymatig agrarisch grondgebruik, waaronder mede begrepen het hobbymatig houden van dieren, anders dan ten behoeve van een agrarisch bedrijf en ondergeschikt aan de onderliggende bestemming;
  • f. met dien verstande dat de gronden niet mogen worden beschouwd als erf.
4.2 Bouwregels
4.2.1 Afstand tot de weg

Bij iedere nieuwe ontwikkeling moet rekening gehouden worden met de afstand tot een weg, met dien verstande dat er voor verblijfsobjecten ook afstandsnormen gelden in het kader van geluid.

  • a. Wanneer gebouwen worden gebouwd op gronden aangrenzend aan wegen welke vallen onder de basisfunctie infrastructuur, moeten de volgende afstanden tot de as van de weg in acht worden genomen:
    Type weg   Afstand  
    rijksweg   100 m  
    provinciale weg   50 m  
    lokale weg - verhard   20 m  
    lokale weg - onverhard   10 m  
  • b. Een kortere afstand kan alleen wanneer dit vanuit stedenbouwkundig oogpunt aanvaardbaar is en de wegbeheerder vanuit wegbeheer en verkeersveiligheid geen bezwaar heeft.
4.2.2 Woning

Bij een nieuwe ontwikkeling ten behoeve van de bouw of verbouw van een woning, gelden de onderstaande bouwregels:

  • a. de maximale oppervlakte is 150 m²;
  • b. de maximale bouwhoogte is 10 m;
  • c. de maximale goothoogte is 3,5 m;
  • d. de minimale dakhelling is 30º;
  • e. bij volledige nieuwbouw vindt toetsing aan de ruimtelijke, stedenbouwkundige en landschappelijke structuur plaats;
  • f. een nieuwe ontwikkeling moet voldoen aan het beginsel van bebouwingsconcentratie;
  • g. een nieuwe ontwikkeling moet voldoen aan de redelijke eisen van welstand, zoals opgenomen in de gemeentelijke welstandsnota;
  • h. in afwijking van het bepaalde onder a tot en met d geldt dat afwijkingen in maten en afmetingen, zoals die bestaan op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerp bestemmingsplan en het voorkomende geval van herbouw, gehandhaafd mogen worden.
  • i. bij herbouw of volledige nieuwbouw van de woning geldt een minimale afstand van 10 meter tot gronden met de bestemming Wonen - VAB-Enterstraat 153;
4.2.3 Bijbehorende bouwwerken

Bij een nieuwe ontwikkeling ten behoeve van het bouwen of verbouwen van een bijbehorend bouwwerk gelden onderstaande bouwregels:

  • a. de maximale oppervlakte is 150 m², waarvan er maximaal 30 m² aangebouwd mag worden aan de woning;
  • b. het aantal vrijstaande bijbehorende bouwwerken mag niet meer bedragen dan twee;
  • c. de maximale bouwhoogte van een vrijstaand bijbehorend bouwwerk is 6 m;
  • d. de bouwhoogte van een aangebouwd bijbehorend bouwwerk is tenminste 1 m lager dan de vergunde bouwhoogte van het hoofdgebouw;
  • e. de maximale goothoogte van een aangebouwd of vrijstaand bijbehorend bouwwerk is 3,5 m;
  • f. de minimale dakhelling is 30°;
  • g. een nieuwe ontwikkeling moet voldoen aan het beginsel van bebouwingsconcentratie;
  • h. een nieuwe ontwikkeling moet voldoen aan de redelijke eisen van welstand, zoals opgenomen in de gemeentelijke welstandsnota;
  • i. in afwijking van het bepaalde onder a tot en met f geldt dat afwijkingen in aantallen, maten en afmetingen, zoals die bestaan op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerp bestemmingsplan en het voorkomende geval van herbouw, gehandhaafd mogen worden;
  • j. als op het moment van terinzagelegging van het ontwerp bestemmingsplan het aantal legaal aanwezige m² bijbehorende bouwwerken meer bedraagt dan 150 m², is vervangende nieuwbouw toegestaan tot deze bestaande oppervlakte met een maximum van 300 m², onder voorwaarde van landschappelijke inpassing;
4.2.4 Bouwwerken, geen gebouw zijnde

Bij een nieuwe ontwikkeling ten behoeve van het bouwen of verbouwen van bouwwerken, geen gebouw zijnde gelden onderstaande bouwregels:

  • a. de bouwhoogte van perceel- en erfafscheidingen voor het weiden van vee mag maximaal 1,5 m zijn;
  • b. overige perceels- en erfafscheidingen zijn alleen toegestaan als deze onderdeel uitmaken van de landschappelijke inpassing;
  • c. grondgebonden zonnepanelen moeten voldoen aan de volgende voorwaarden:
    • 1. de maximale bouwhoogte is 2,5 m;
    • 2. de maximale oppervlakte is 50 m²;
    • 3. een nieuwe ontwikkeling moet voldoen aan het beginsel van bebouwingsconcentratie;
    • 4. landschappelijke inpassing is vereist;
  • d. de bouwhoogte van windturbines op het dak mag niet hoger zijn dan 2 m boven de nokhoogte van de woning;
  • e. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouw zijnde is maximaal 3 m;
  • f. vrijstaande lichtmasten zijn niet toegestaan.
4.3 Afwijken van de bouwregels
4.3.1 Afwijken van de dakhelling van bijbehorende bouwwerken

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 4.2.3 onder f ten behoeve van een andere dakhelling van bijbehorende bouwwerken bij de woning onder voorwaarden dat:

  • a. het bijbehorende bouwwerk gerealiseerd wordt in het achtererfgebied;
  • b. het bijbehorende bouwwerk kwalitatief passend is bij de uitstraling en opzet van het erf en de woning;
  • c. het bijbehorende bouwwerk moet voldoen aan redelijke eisen van welstand, zoals opgenomen in de gemeentelijke welstandsnota;
4.4 Specifieke gebruiksregels
4.4.1 Strijdig gebruik

Onder gebruik in strijd met dit plan wordt in ieder geval begrepen het gebruik van gronden en gebouwen voor:

  • a. het gebruik van onbebouwde grond als stort- en/of opslagplaats voor aan het gebruik onttrokken goederen en materialen, anders dan tijdelijke opslag ten behoeve van het normale gebruik en onderhoud of tijdelijke bouwwerkzaamheden;
  • b. het buiten stallen, opslaan of plaatsen van al dan niet afgedankte voer- en vaartuigen met uitzondering van parkeren ten behoeve van het op de functie gerichte gebruik;
  • c. de opslag van gevaarlijke stoffen, anders dan ten behoeve van de bedrijfsvoering;
  • d. een crossterrein, het beproeven van motorvoertuigen, het beoefenen van de modelvliegsport of andere geluidsoverlast veroorzakende activiteiten;
  • e. het gebruik van onbebouwde grond voor dagrecreatie of het plaatsen van kampeermiddelen;
  • f. detailhandel;
  • g. een seksinrichting, (straat)prostitutie of een daarmee vergelijkbaar bedrijf;
  • h. een coffeeshop, growshop, smartshop of een daarmee vergelijkbaar bedrijf voor zover daarvoor door de burgemeester geen (gedoog)toestemming is verleend;
  • i. bewoning van vrijstaande bijbehorende bouwwerken als zelfstandige woning;
  • j. het splitsen van woningen, het toevoegen van woningen of het samenvoegen van woningen;
  • k. recreatief verblijf in vrijstaande bijbehorende bouwwerken, tenzij vergund met een omgevingsvergunning;
  • l. bewoning van een woning door meer dan één huishouden, tenzij dit op basis van een omgevingsvergunning is toegestaan;
  • m. een paardrijbak, tenzij vergund met een omgevingsvergunning;
  • n. vrijstaande lichtmasten;
  • o. andere functies of activiteiten die afwijken van de regels voor het toegelaten gebruik of regels voor bouw, milieu of ruimtelijke ordening zoals opgenomen in dit bestemmingsplan.
4.4.2 milieuregels
  • a. Een nieuwe ontwikkeling voldoet verder aan de volgende normen:
      Milieunormering  
    Donkerte   Er geen sprake is van onevenredige aantasting van de aanwezige donkerte conform de ambitie op basis van het gemeentelijke lichtdonkerbeleid.  
    Geur   a. De minimale afstand tussen een geurgevoelig object en een emissiepunt van een grondgebonden agrarisch bedrijf is 50 m;
    b. Voor geurgevoelige objecten geldt dat deze niet gelegen mogen zijn binnen een contour van een intensief agrarisch bedrijf met een hogere geurbelasting dan 14 ou/m3.  
    Geluid   De minimale afstand tussen enig gebouw van een (agrarisch) bedrijf en de dichtstbijgelegen gevel van een geluidsgevoelig object bedraagt 50 m.  
    Fijnstof (PM 10)   De achtergrondbelasting, inclusief de bijdrage van de nieuwe ontwikkeling, op gevoelige objecten van maximaal 20 µg/m3 jaargemiddelde grenswaarde per jaar, wordt niet overschreden.  
    Stikstof   De totale emissie bedraagt niet meer dan de bestaande emissie.  
  • b. Er kan afgeweken worden van de milieuregels mits er aangetoond kan worden dat er sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat.
4.5 Afwijken van de gebruiksregels
4.5.1 Afwijken ten behoeve van een paardrijbak

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 4.4.1 onder m voor het realiseren van een paardrijbak bij een woning, onder voorwaarde dat:

  • a. een paardrijbak uitsluitend is toegestaan in het achtererfgebied;
  • b. er maximaal 1 paardrijbak per woning is toegestaan;
  • c. de paardrijbak aansluitend aan het bestaande erf gerealiseerd dient te worden, volgens het beginsel van bebouwingsconcentratie;
  • d. de oppervlakte van een paardrijbak bedraagt maximaal 1.300 m²;
  • e. de afstand tot de perceelgrens bedraagt minimaal 5 m;
  • f. de omheiningen hebben een maximale hoogte van 1,8 m;
  • g. lichtmasten zijn niet toegestaan.
4.5.2 Afwijken ten behoeve van mantelzorg

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 4.4.1 onder i, j, en l voor het realiseren van een mantelzorgruimte bij een woning, onder voorwaarde dat:

  • a. Bij het bevoegd gezag een situatieschets op schaal van de gewenste mantelzorgruimte en een foto van de bestaande situatie is ingediend, tenzij het bevoegd gezag realisatie van de mantelzorgruimte heeft verboden.
  • b. Het bevoegd gezag verbiedt de mantelzorgruimte indien:
    • 1. deze door meer dan twee personen gebruikt gaat worden;
    • 2. de situering van de mantelzorgsituatie niet voldoet aan het beginsel van bebouwingsconcentratie;
    • 3. de afstand van de bijbehorende woning tot de mantelzorgsituatie meer dan 25 meter bedraagt;
    • 4. de oppervlakte van de mantelzorgruimte groter is dan 75 m²;
    • 5. de mantelzorgruimte over meer dan één bouwlaag verdeeld is;
    • 6. er geen zorgindicatie kan worden overlegd waaruit blijkt dat de mantelzorg tijdelijk is en zal worden beëindigd als de mantelzorg niet meer benodigd is.
4.5.3 Afwijken ten behoeve van een aan huis gebonden beroeps- of bedrijfsactiviteit

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 4.1 en 4.4.1 en een aan huis gebonden beroeps- of bedrijfsactiviteit bij een woning toestaan, onder voorwaarde dat:

  • a. Bij het bevoegd gezag een situatieschets op schaal is ingediend, tenzij het bevoegd gezag realisatie van het beroep aan huis heeft verboden.
  • b. Het bevoegd gezag verbiedt de aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit indien:
    • 1. de beroeps- of bedrijfsfunctie niet ondergeschikt is aan de woonfunctie;
    • 2. meer dan 35% van het vloeroppervlak van de woning en de bijbehorende bouwwerken wordt gebruikt voor een aan huis gebonden beroeps- of bedrijfsactiviteit tot een maximale oppervlakte van:
      • 75 m², dan wel;
      • indien de bestaande oppervlakte groter is, de oppervlakte zoals die bestond op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerp bestemmingsplan;
    • 3. degene die de beroeps- of bedrijfsactiviteiten uitvoert, niet de bewoner van de woning is;
    • 4. de ruimtelijke uitstraling niet in overeenstemming is met de woonfunctie en woonomgeving;
    • 5. er detailhandel en horeca-gerelateerde activiteiten plaatsvinden;
    • 6. de uitoefening van een aan huis gebonden beroeps- of bedrijfsactiviteit uitsluitend plaatsvindt in een bijbehorend bouwwerk.
4.5.4 Afwijken ten behoeve van inwoning

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 4.4.1 onder l voor het toestaan van een inwoningssituatie bij een woning, onder voorwaarde dat:

  • a. Bij het bevoegd gezag een situatieschets op schaal van de gewenste inwoonsituatie is ingediend, tenzij het bevoegd gezag realisatie van de inwoonsituatie heeft verboden.
  • b. Het bevoegd gezag verbiedt de inwoonsituatie indien:
    • 1. de twee huishoudens niet onder één dak worden gehuisvest;
    • 2. het uiterlijk van de woning niet één woning, één bouwmassa is;
    • 3. er geen sprake is van één centrale toegang tot de woning, van waaruit beide woonvertrekken direct toegankelijk/bereikbaar zijn;
    • 4. er geen sprake is van een woning scheidende wand;
    • 5. er vergunningplichtige, bouwkundige aanpassingen in- dan wel uitpandig aan het gebouw plaatsvinden.

Artikel 5 Wonen - VAB-Enterstraat 153

5.1 Bestemmingsomschrijving

Op deze locatie is het volgende gebruik en zijn de volgende functies toegestaan:

  • a. het wonen in de bestaande woning met daarbij behorende:
    • 1. gebouwen;
    • 2. bouwwerken, geen gebouw zijnde;
    • 3. werken, geen bouwwerk zijnde;
  • b. voorzieningen zoals:
    • 1. in- en uitritten, parkeerplaatsen, paden en wegen;
    • 2. groen, landschappelijke inpassing zoals tuinen en/of erfbeplanting;
    • 3. speelvoorzieningen;
    • 4. water;
  • c. bed & breakfast is toegestaan in de woning, met dien verstande dat:
    • 1. niet meer dan 3 kamers mogen worden verhuurd;
    • 2. de bed & breakfast ondergeschikt is aan de woonfunctie;
  • d. de mogelijkheid tot het opwekken van duurzame energie:
    • 1. met gebruik van zonnepanelen in veldopstelling met de daarbij behorende voorzieningen en/of;
    • 2. het omzetten van wind in elektriciteit met gebruik van windturbines op het dak van de woning met de daarbij behorende voorzieningen;
  • e. het gebruik van vrijstaande bijbehorende bouwwerken als bedrijfsgebouwen voor bedrijvigheid tot en met milieucategorie 2 zoals opgenomen in de Staat van Bedrijfsactiviteiten, met daarbij behorende:
    • 1. bouwwerken, geen gebouw zijnde;
  • f. hobbymatig agrarisch grondgebruik, waaronder mede begrepen het hobbymatig houden van dieren, anders dan ten behoeve van een agrarisch bedrijf en ondergeschikt aan de onderliggende bestemming;
  • g. het weiden van vee;
  • h. met dien verstande dat de gronden niet mogen worden beschouwd als erf.
5.2 Bouwregels
5.2.1 Afstand tot de weg

Bij iedere nieuwe ontwikkeling moet rekening gehouden worden met de afstand tot een weg, met dien verstande dat er voor verblijfsobjecten ook afstandsnormen gelden in het kader van geluid.

  • a. Wanneer gebouwen worden gebouwd op gronden aangrenzend aan wegen welke vallen onder de basisfunctie infrastructuur, moeten de volgende afstanden tot de as van de weg in acht worden genomen:
    Type weg   Afstand  
    rijksweg   100 m  
    provinciale weg   50 m  
    lokale weg - verhard   20 m  
    lokale weg - onverhard   10 m  
  • b. Een kortere afstand kan alleen wanneer dit vanuit stedenbouwkundig oogpunt aanvaardbaar is en de wegbeheerder vanuit wegbeheer en verkeersveiligheid geen bezwaar heeft.
5.2.2 Woning

Bij een nieuwe ontwikkeling ten behoeve van de bouw of verbouw van een woning, gelden de onderstaande bouwregels:

  • a. de maximale oppervlakte is 150 m²;
  • b. de maximale bouwhoogte is 10 m;
  • c. de maximale goothoogte is 3,5 m;
  • d. de minimale dakhelling is 30º;
  • e. bij volledige nieuwbouw vindt toetsing aan de ruimtelijke, stedenbouwkundige en landschappelijke structuur plaats;
  • f. een nieuwe ontwikkeling moet voldoen aan het beginsel van bebouwingsconcentratie;
  • g. een nieuwe ontwikkeling moet voldoen aan redelijke eisen van welstand, zoals opgenomen in de gemeentelijke welstandsnota;
  • h. in afwijking van het bepaalde onder a tot en met d geldt dat afwijkingen in maten en afmetingen, zoals die bestaan op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerp bestemmingsplan en het voorkomende geval van herbouw, gehandhaafd mogen worden.
5.2.3 Bijbehorende bouwwerken

Bij een nieuwe ontwikkeling ten behoeve van de bouw of verbouw van bijbehorende bouwwerken bij een woning, waaronder tevens wordt verstaan bijbehorende bouwwerken ten behoeve van een bedrijf als bedoeld in 5.1 e, gelden de onderstaande bouwregels:

  • a. de maximale oppervlakte van de bijbehorende bouwwerken mag niet meer bedragen dan 2.112 m², waarvan er maximaal 30 m² aangebouwd mag worden aan de woning;
  • b. het aantal vrijstaande bijbehorende bouwwerken mag niet meer bedragen dan twee;
  • c. de bouwhoogte van een bijbehorend bouwwerk is maximaal 8 meter;
  • d. in afwijking van het bepaalde onder c geldt dat de bouwhoogte van een aangebouwd bijbehorend bouwwerk tenminste 1 m lager dan de vergunde bouwhoogte van het hoofdgebouw is;
  • e. de goothoogte van een bijbehorend bouwwerk is maximaal 5 m;
  • f. de minimale dakhelling is 15º;
  • g. een nieuwe ontwikkeling moet voldoen aan het beginsel van bebouwingsconcentratie;
  • h. een nieuwe ontwikkeling moet voldoen aan de redelijke eisen van welstand, zoals opgenomen in de gemeentelijke welstandsnota;
  • i. bij herbouw of volledige nieuwbouw van bijbehorende bouwwerken ten behoeve van de uitoefening van een bedrijf als bedoeld in 5.1 onder e geldt een minimale afstand van 10 meter tot gronden met de bestemmingen Wonen - Enterstraat 151;
  • j. in afwijking van het bepaalde a tot en met f geldt dat afwijkingen in aantallen, maten en afmetingen, zoals die bestaan op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerp omgevingsplan en het voorkomende geval van herbouw, gehandhaafd mogen worden;
5.2.4 Bouwwerken, geen gebouw zijnde

Bij een nieuwe ontwikkeling ten behoeve van het bouwen of verbouwen van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, gelden de onderstaande onderstaande bouwregels:

de maximale bouwhoogte van perceel- en erfafscheidingen voor het weiden van vee is 1,5 m;

  • a. overige perceel- en erfafscheidingen zijn alleen toegestaan als deze onderdeel uitmaken van de landschappelijke inpassing;
  • b. grondgebonden zonnepanelen moeten voldoen aan de volgende voorwaarden:
    • 1. de maximale bouwhoogte is 2,5 m;
    • 2. de maximale oppervlakte is 50 m2;
    • 3. een nieuwe ontwikkeling moet voldoen aan het beginsel van bebouwingsconcentratie;
    • 4. landschappelijke inpassing is vereist;
  • c. de bouwhoogte van windturbines op het dak mag niet hoger zijn dan 2 m boven de nokhoogte van de woning;
  • d. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouw zijnde is maximaal 3 m;
  • e. vrijstaande lichtmasten zijn niet toegestaan.
5.3 Afwijken van de bouwregels
5.3.1 Afwijken van de dakhelling van aangebouwde bijbehorende bouwwerken

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 5.2.3 onder f ten behoeve van een andere dakhelling van aangebouwde bijbehorende bouwwerken bij de woning onder voorwaarden dat:

  • a. het aangebouwde bijbehorende bouwwerk gerealiseerd wordt in het achtererfgebied;
  • b. het aangebouwde bijbehorende bouwwerk kwalitatief passend is bij de uitstraling en opzet van het erf en de woning;
  • c. het aangebouwde bijbehorende bouwwerk moet voldoen aan redelijke eisen van welstand, zoals opgenomen in de gemeentelijke welstandsnota;
5.4 Specifieke gebruiksregels
5.4.1 Strijdig gebruik

Onder gebruik in strijd met dit plan wordt in ieder geval begrepen het gebruik van gronden en gebouwen voor:

  • a. het gebruik van onbebouwde grond als stort- en/of opslagplaats voor aan het gebruik onttrokken goederen en materialen, anders dan tijdelijke opslag ten behoeve van het normale gebruik en onderhoud of tijdelijke bouwwerkzaamheden;
  • b. het buiten stallen, opslaan of plaatsen van al dan niet afgedankte voer- en vaartuigen met uitzondering van parkeren ten behoeve van het op de functie gerichte gebruik;
  • c. de opslag van gevaarlijke stoffen, anders dan ten behoeve van de bedrijfsvoering;
  • d. een crossterrein, het beproeven van motorvoertuigen, het beoefenen van de modelvliegsport of andere geluidsoverlast veroorzakende activiteiten;
  • e. het gebruik van onbebouwde grond voor dagrecreatie of het plaatsen van kampeermiddelen, tenzij dit plaatsvindt op de daarvoor bewegwijzerde routes of aangewezen locaties;
  • f. detailhandel;
  • g. een seksinrichting, (straat)prostitutie of een daarmee vergelijkbaar bedrijf;
  • h. een coffeeshop, growshop, smartshop of een daarmee vergelijkbaar bedrijf, voor zover daarvoor door de burgemeester geen (gedoog)toestemming is verleend;
  • i. bewoning van vrijstaande bijbehorende bouwwerken als zelfstandige woning;
  • j. het splitsen van woningen, het toevoegen van woningen of het samenvoegen van woningen;
  • k. recreatief verblijf in vrijstaande bijbehorende bouwwerken, tenzij vergund met een omgevingsvergunning;
  • l. bewoning van een woning door meer dan één huishouden, tenzij dit op basis van omgevingsvergunning is toegestaan;
  • m. een paardrijbak, tenzij vergund met een omgevingsvergunning;
  • n. vrijstaande lichtmasten;
  • o. andere functies of activiteiten die afwijken van de regels voor het toegelaten gebruik of regels voor bouw, milieu of ruimtelijke ordening zoals opgenomen in dit omgevingsplan.
5.4.2 Voorwaardelijke verplichting - landschappelijke inpassing

Tot een met de bestemming strijdig gebruik wordt in elk geval gerekend:

  • a. het gebruik van en het in gebruik laten nemen van gronden en bouwwerken overeenkomstig de in 5.1 opgenomen bestemmingsomschrijving zonder de aanleg en instandhouding van de landschapsmaatregelen conform Bijlage 2;
  • b. in afwijking van het bepaalde onder a mogen gronden en bouwwerken overeenkomstig de in 5.1 opgenomen bestemmingsomschrijving worden gebruikt voor de functie Wonen - VAB-Enterstraat 153 onder de voorwaarde dat binnen 2 jaar na het onherroepelijk worden van dit bestemmingsplan geheel uitvoering is gegeven aan de aanleg en de instandhouding van de landschapsmaatregelen conform Bijlage 2.
5.4.3 Voorwaardelijke verplichting nader bodemonderzoek

Tot een met de bestemming strijdig gebruik wordt in elk geval gerekend:

  • a. het gebruik van en het in gebruik laten nemen van gronden en bouwwerken overeenkomstig de in 5.1 opgenomen bestemmingsomschrijving zonder dat nader bodemonderzoek is uitgevoerd naar de omvang van de grondwaterverontreiniging als bedoeld in het Verkennend bodemonderzoek en het Aanvullend bodemonderzoek, en eventueel hieruit voortvloeiende (verplichte) maatregelen zijn genomen, waarbij door een ter zake deskundige wordt verklaard dat de bodem geschikt wordt geacht voor het toekomstige gebruik;
  • a. in afwijking van het bepaalde onder a mogen gronden en bouwwerken overeenkomstig de in 5.1 opgenomen bestemmingsomschrijving worden gebruikt voor de functie Wonen - VAB-Enterstraat 153 onder de voorwaarde dat binnen 6 maanden na het onherroepelijk worden van dit bestemmingsplan geheel uitvoering is gegeven aan het onder a bedoelde nader bodemonderzoek, en eventueel hieruit voortvloeiende (verplichte) maatregelen zijn genomen.
5.4.4 milieuregels
  • a. Een nieuwe ontwikkeling voldoet verder aan de volgende normen:
      Milieunormering  
    Donkerte   Er geen sprake is van onevenredige aantasting van de aanwezige donkerte conform de ambitie op basis van het gemeentelijke lichtdonkerbeleid.  
    Geur   Niet van toepassing.  
    Geluid   De minimale afstand tussen enig gebouw van een (agrarisch) bedrijf en de dichtstbijgelegen gevel van een geluidsgevoelig object bedraagt 50 m.  
    Fijnstof (PM 10)   a. De achtergrondbelasting, inclusief de bijdrage van de nieuwe ontwikkeling, op gevoelige objecten van maximaal 20 µg/m3 jaargemiddelde grenswaarde per jaar, wordt niet overschreden en;
    b. de nieuwe ontwikkeling op gevoelige objecten niet meer dan 1,2 µg/m3 bijdraagt.  
    Stikstof   De totale emissie bedraagt niet meer dan de bestaande emissie.  
  • b. Er kan afgeweken worden van de milieuregels mits er aangetoond kan worden dat er sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat.
5.5 Afwijken van de gebruiksregels
5.5.1 Afwijken ten behoeve van een paardrijbak

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 5.4.1 onder m voor het realiseren van een paardrijbak bij een woning, onder voorwaarde dat:

  • a. een paardrijbak uitsluitend is toegestaan in het achtererfgebied;
  • b. er maximaal 1 paardrijbak per woning is toegestaan;
  • c. de paardrijbak aansluitend aan het bestaande erf gerealiseerd dient te worden, volgens het beginsel van bebouwingsconcentratie;
  • d. de oppervlakte van een paardrijbak bedraagt maximaal 1.300 m²;
  • e. de afstand tot de perceelgrens bedraagt minimaal 5 m;
  • f. de omheiningen hebben een maximale hoogte van 1,8 m;
  • g. lichtmasten zijn niet toegestaan.
5.5.2 Afwijken ten behoeve van mantelzorg

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 5.4.1 onder i, j, en l voor het realiseren van een mantelzorgruimte bij een woning, onder voorwaarde dat:

  • a. Bij het bevoegd gezag een situatieschets op schaal van de gewenste mantelzorgruimte en een foto van de bestaande situatie is ingediend, tenzij het bevoegd gezag realisatie van de mantelzorgruimte heeft verboden.
  • b. Het bevoegd gezag verbiedt de mantelzorgruimte indien:
    • 1. deze door meer dan twee personen gebruikt gaat worden;
    • 2. de situering van de mantelzorgsituatie niet voldoet aan het beginsel van bebouwingsconcentratie;
    • 3. de afstand van de bijbehorende woning tot de mantelzorgsituatie meer dan 25 meter bedraagt;
    • 4. de oppervlakte van de mantelzorgruimte groter is dan 75 m²;
    • 5. de mantelzorgruimte over meer dan één bouwlaag verdeeld is;
    • 6. er geen zorgindicatie kan worden overlegd waaruit blijkt dat de mantelzorg tijdelijk is en zal worden beëindigd als de mantelzorg niet meer benodigd is.
5.5.3 Afwijken ten behoeve van een aan huis gebonden beroeps- of bedrijfsactiviteit

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 5.1 en 5.4.1 en een aan huis gebonden beroeps- of bedrijfsactiviteit bij een woning toestaan, onder voorwaarde dat:

  • a. Bij het bevoegd gezag een situatieschets op schaal is ingediend, tenzij het bevoegd gezag realisatie van het beroep aan huis heeft verboden.
  • b. Het bevoegd gezag verbiedt de aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit indien:
    • 1. de beroeps- of bedrijfsfunctie niet ondergeschikt is aan de woonfunctie;
    • 2. meer dan 35% van het vloeroppervlak van de woning en de bijbehorende bouwwerken wordt gebruikt voor een aan huis gebonden beroeps- of bedrijfsactiviteit tot een maximale oppervlakte van:
      • 75 m², dan wel;
      • indien de bestaande oppervlakte groter is, de oppervlakte zoals die bestond op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerp bestemmingsplan;
    • 3. degene die de beroeps- of bedrijfsactiviteiten uitvoert, niet de bewoner van de woning is;
    • 4. de ruimtelijke uitstraling niet in overeenstemming is met de woonfunctie en woonomgeving;
    • 5. er detailhandel en horeca-gerelateerde activiteiten plaatsvinden;
    • 6. de uitoefening van een aan huis gebonden beroeps- of bedrijfsactiviteit uitsluitend plaatsvindt in een bijbehorend bouwwerk.
5.5.4 Afwijken ten behoeve van inwoning

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 5.4.1 onder l voor het toestaan van een inwoningssituatie bij een woning, onder voorwaarde dat:

  • a. Bij het bevoegd gezag een situatieschets op schaal van de gewenste inwoonsituatie is ingediend, tenzij het bevoegd gezag realisatie van de inwoonsituatie heeft verboden.
  • b. Het bevoegd gezag verbiedt de inwoonsituatie indien:
    • 1. de twee huishoudens niet onder één dak worden gehuisvest;
    • 2. het uiterlijk van de woning niet één woning, één bouwmassa is;
    • 3. er geen sprake is van één centrale toegang tot de woning, van waaruit beide woonvertrekken direct toegankelijk/bereikbaar zijn;
    • 4. er geen sprake is van een woning scheidende wand;
    • 5. er vergunningplichtige, bouwkundige aanpassingen in- dan wel uitpandig aan het gebouw plaatsvinden.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 6 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 7 Algemene gebruiksregels

7.1 Voorwaardelijke verplichting parkeren auto's en fietsen, laden en lossen
  • a. Een omgevingsvergunning voor het bouwen of gebruiken van gronden, zoals toegestaan op grond van dit bestemmingsplan, waarbij sprake is van een parkeerbehoefte, wordt niet eerder verleend dan nadat in voldoende mate is voorzien in parkeergelegenheid voor auto's en fietsen, overeenkomstig de geldende parkeernormen. Voor de geldende parkeernormen zie; Parkeernormen Rijssen-Holten, dan wel de op dat moment geldende Nota parkeernormen;
  • b. Een omgevingsvergunning voor het bouwen of gebruiken van gronden, zoals toegestaan op grond van dit bestemmingsplan, waarbij sprake is van een behoefte aan ruimte voor het laden en lossen van goederen, wordt niet eerder verleend dan nadat in voldoende mate is voorzien in ruimte voor het laden en lossen van goederen, overeenkomstig de Parkeernormen Rijssen-Holten, dan wel de op dat moment geldende Nota parkeernormen.
7.2 Afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning en overeenkomstig de Parkeernormen Rijssen-Holten, dan wel de op dat moment geldende Nota parkeernormen, afwijken van het bepaalde in artikel 7.1 onder a en b inzake de eis dat in voldoende parkeergelegenheid voor auto's en fietsen en ruimte voor laden en lossen moet worden voorzien, mits in dat geval sprake is van een integrale afweging en daarmee een ander, zwaarder wegend belang wordt gediend en dit niet leidt tot een onevenredige aantasting van de kwaliteit van de openbare ruimte.

7.3 Strijdig gebruik

Tot een strijdig gebruik wordt in ieder geval gerekend het gebruik van gronden en bouwwerken met een parkeerbehoefte dan wel een behoefte aan ruimte voor het laden en lossen van goederen zonder dat hierin in voldoende mate is voorzien overeenkomstig de geldende parkeernormen. Voor de geldende parkeernormen zie; Parkeernormen Rijssen-Holten, dan wel de op dat moment geldende Nota parkeernormen.

Artikel 8 Algemene aanduidingsregels

8.1 Geluidszone - wegen 250 meter

Voor gronden gelegen binnen de gebiedsaanduiding 'geluidszone - wegen 250 m' geldt dat geluidsgevoelige functies uitsluitend worden gerealiseerd met inachtneming van de hoogst toelaatbare geluidsbelasting als bedoeld in de Wet geluidhinder en/of het Besluit geluidhinder of een vastgesteld besluit hogere waarde.

8.2 Milieuzone - milieuzonering bedrijven niet-agrarisch

Gronden met de milieuzonering bedrijven niet-agrarisch vallen binnen de invloedsfeer van niet-agrarische bedrijven. Er kunnen restricties gelden voor nieuwe ontwikkelingen. Deze restricties zijn in voorliggend geval opgenomen in lid 4.2.2 onder i en lid 5.2.3 onder i.

8.3 Veiligheidszone - aardgastransportleiding
8.3.1 Functieomschrijving

In het gebied zijn (hoofd)aardgastransportleidingen aanwezig. Aardgastransportleidingen zijn opgenomen als zonering, omdat ze van invloed kunnen zijn op de externe veiligheid. Het streven is om bij de realisatie van bouwwerken de toetsingsafstanden aan te houden. Planologische, technische en economische argumenten kunnen leiden tot het aanhouden van een kleinere toetsingsafstand. Hierbij dient echter ten minste te worden voldaan aan de geldende bebouwingsafstanden (waarbinnen geen bebouwing mag worden opgericht). Eveneens mogen er geen werkzaamheden plaatsvinden, zoals diepploegen of het aanbrengen van diepwortelende beplanting, die de aardgastransportleiding kunnen beschadigen.

8.3.2 Toegestaan gebruik en/of functies

Ter plaatse van de zonering veiligheidszone aardgastransportleiding zijn de gronden behalve voor de daar al toegelaten functies, mede aangewezen voor:

  • a. de aanleg, instandhouding en bescherming van ondergrondse hogedruk aardgastransportleiding met daarbij behorende:
    • 1. belemmeringenstrook;
    • 2. leidingzone;
    • 3. veiligheidszone;
    • 4. gebouwen;
    • 5. bouwwerken, geen gebouw zijnde;
    • 6. werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden.
  • b. In geval van strijdigheid gaan deze regels voor op de regels die ingevolge andere artikelen op deze gronden van toepassing zijn.
8.3.3 Bouwregels
  • a. Ter plaatse van de functie veiligheidszone aardgastransportleiding en de bijbehorende belemmeringsstrook mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van de functie veiligheidszone aardgastransportleiding worden gebouwd met een maximale bouwhoogte van 2,5 m.
  • b. In afwijking van sub a kan met een er met een omgevingsvergunning worden toegestaan dat er gebouwd wordt ten dienste van de basisfunctie, mits:
    • 1. er uit voorafgaand schriftelijk advies van de leidingbeheerder(s) blijkt dat de veiligheid met betrekking tot de aardgastransportleiding niet geschaad wordt;
    • 2. er geen kwetsbaar object opgericht wordt.
8.3.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
  • a. Bij een nieuwe ontwikkeling binnen de zonering veiligheidszone aardgastransportleiding is een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk of werkzaamheid vereist voor:
    • 1. het aanbrengen of rooien van hoog opgaande en/of diepwortelende beplanting, zoals rietbeplanting;
    • 2. het wijzigen van het maaiveldniveau door ontgronding of ophoging;
    • 3. het verrichten van grondroeractiviteiten, bijvoorbeeld het aanbrengen van rioleringen, kabels, leidingen en drainage, anders dan normaal spit- en ploegwerk;
    • 4. diepploegen;
    • 5. het aanbrengen van gesloten verhardingen;
    • 6. het permanent opslaan van goederen waaronder ook begrepen het opslaan van afvalstoffen;
    • 7. het aanleggen van waterlopen of het vergraven, verruimen of dempen van bestaande waterlopen;
    • 8. het plaatsen van onroerende objecten zoals lichtmasten, wegwijzers en ander straatmeubilair;
    • 9. het indrijven van voorwerpen in de bodem.
  • b. In aanvulling op sub a dient vooraf schriftelijk advies ingewonnen te worden bij de leidingbeheerder.
  • c. In afwijking van sub a is geen omgevingsvergunning vereist voor:
    • 1. werkzaamheden die het normale onderhoud en/of het normale beheer van de gasleiding betreffen;
    • 2. werkzaamheden die reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan of uitgevoerd kunnen worden op grond van een voor dat tijdstip aangevraagde of verleende omgevingsvergunning;
    • 3. beplanting die voorkomt op de beplantinglijst van de leidingbeheerder;
    • 4. werkzaamheden die worden uitgevoerd ten behoeve van instandhouding van de leiding(en);
    • 5. graafwerkzaamheden die worden uitgevoerd als bedoeld in de Wet informatie-uitwisseling ondergrondse netwerken.
8.4 Veiligheidszone - wegen
8.4.1 Functieomschrijving

In het buitengebied bevindt zich de rijksweg A1 en de provinciale weg N347. Rondom deze wegen zijn veiligheidszones van 200 m aan weerszijden van de weg ingesteld ter bescherming van een goed woon-, leef- en verblijfsklimaat.

8.4.2 Bouwregels

Binnen de veiligheidszone wegen mag geen toename plaatsvinden van kwetsbare en/of beperkt kwetsbare objecten als bedoeld in het Besluit externe veiligheid inrichtingen, tenzij ze behoren tot de inrichting die tot de weg behoort.

8.5 Overige zone - Landschap de Rijsserberg (deelgebied 10)

Dit landschap is gevormd door het reliëf van de Sallandse heuvelrug. Het landschap kenmerkt zich door afwisseling van bos, heiderestanten en behoort tot het stuwwallandschap.

Dit landschap is relatief hoog gelegen. Aan de randen van het bos komen graslanden voor die zich openen naar de lager gelegen gebieden. De graslanden zijn onderling gescheiden door bos, houtwallen, -singels of bomengroepen.

Opgaven voor het landschap:

  • 1. het versterken van de ecologische waarden en landschapsbeeld van aanwezige bos (omvorming van naald- naar loofbos), bosranden en -tuinen;
  • 2. behoud en ontwikkelen van heide- en jeneverbes-terreinen;
  • 3. het vergroenen van de flanken van de Rijsserberg met lijnvormige landschapselementen die daar haaks op staan;
  • 4. het benutten van de potentiele natuurwaarde van bosranden door het creëren van geleidelijke overgangen met mantel- en zoomvegetatie, ook bij het ecoduct;
  • 5. herinrichten omgeving ecoduct zodat faunapassage A1 optimaal kan functioneren;
  • 6. realiseren nieuw landgoed op het voormalige steenfabriek- terrein.
8.6 Overige zone - Landschap Opbroek

Dit landschap is ontstaan door de ontwatering en ontginning van oorsprong zeer natte gebieden en behoort tot het jong ontginningslandschap. Het landschap is relatief open en vlak met een onregelmatig rechthoekige verkavelingspatroon, dijkwegen en is geaccentueerd door verspreide weg- en erfbeplantingen.

Het landschap is ontgonnen ten behoeve van agrarisch gebruik. De erven met erfbeplantingen liggen als blokken aan de weg geschakeld. Wegen met sloten zijn lange rechtstanden al dan niet met bomenrijen en/of singels van populieren, wilgen en essen.

Opgaven voor het landschap:

De locatie wordt gerekend tot de kern Rijssen, waarvoor in het LOP geen visie is opgesteld. Dit vanwege de toekomstige stedelijke uitbreiding 'Het Opbroek'. In het 'Globale inrichtingsplan Het Opbroek' is aangegeven dat het bestaande netwerk van (land)wegen wordt gerespecteerd en zo nodig worden voorzien van aanvullende laanbeplantingen. Vanwege deze beperkte informatie is 'het recht doen aan het omliggende landschap' richtinggevend.

Artikel 9 Overige regels

9.1 Omgevingsvergunning voor het kappen van houtopstanden
9.1.1 Omgevingsvergunningplicht

Het is verboden zonder omgevingsvergunning hakhout, een houtopstand of 1 of meer bomen te kappen of te laten kappen. De omgevingsvergunning voor het kappen van houtopstanden geldt voor 12 maanden vanaf de datum van inwerkingtreding van de vergunning tenzij in de vergunning anders is bepaald.

9.1.2 Toetsingsgronden voor omgevingsvergunning

De omgevingsvergunning voor het kappen van houtopstanden kan worden geweigerd op grond van:

  • a. de natuurwaarde van de houtopstand;
  • b. de landschappelijke waarde van de houtopstand;
  • c. de waarde van de houtopstand voor stads- en dorpsschoon;
  • d. de beeldbepalende waarde van de houtopstand;
  • e. de cultuurhistorische waarde van de houtopstand;
  • f. de waarde voor de leefbaarheid van de houtopstand.
9.1.3 Uitzondering omgevingsvergunningplicht

In afwijking van hetgeen bepaald in 9.1.1 is geen omgevingsvergunning vereist voor het kappen van:

  • a. wegbeplantingen en eenrijige beplantingen op of langs landbouwgronden, beide voor zover bestaande uit niet-geknotte populieren of wilgen;
  • b. vruchtbomen en windschermen om boomgaarden;
  • c. kweekgoed;
  • d. houtopstand die bij wijze van dunning wordt gekapt;
  • e. houtopstand waarvoor het kappen onder bevoegd gezag van de Provincie valt;
  • f. houtopstand die moet worden gekapt krachtens de Plantenziektewet of krachtens een aanschrijving op last van het bevoegd gezag;
  • g. houtopstanden die gekapt worden in het kader van een door het bevoegd gezag vastgesteld ruimtelijk kwaliteitsplan.
9.1.4 (Zelfstandige) herplantplicht

Het bevoegd gezag kan een herplantplicht opleggen onder nader te stellen voorschriften. Deze herplantplicht kan zelfstandig worden opgelegd.

9.2 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van diverse werken
9.2.1 Omgevingsvergunningplicht

Bij een nieuwe ontwikkeling is een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk of werkzaamheid vereist voor zover het betreft:

  • a. het aanleggen en/of verharden van wegen, paden, of parkeergelegenheden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen met een minimale oppervlakte van 100 m²;
  • b. het egaliseren, diepploegen, diepwoelen op een diepte van meer dan 0,5 m onder maaiveld;
  • c. het ophogen van gronden met meer dan 0,2 m ten opzichte van het oorspronkelijke maaiveld;
  • d. het aanleggen of veranderen van waterlopen, sloten en greppels en het vergraven, verruimen en dempen van waterlopen en kolken en het draineren van gronden;
  • e. het aanbrengen van ondergrondse leidingen, constructies, installaties en apparatuur.
  • f. het beplanten van gronden met diepwortelende bomen en struiken.
9.2.2 Toetsingsgronden omgevingsvergunning

Een omgevingsvergunning kan worden verleend, mits er geen aantasting plaatsvindt van:

  • a. de landschappelijke en natuurlijke waarden;
  • b. de milieusituatie;
  • c. de verkeersveiligheid;
  • d. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  • e. de externe veiligheid.
9.2.3 Uitzonderingen omgevingsvergunningplicht

In afwijking van Omgevingsvergunningsplicht is geen vergunning vereist voor werken of werkzaamheden:

  • a. die het normale onderhoud betreffen;
  • b. reeds in uitvoering zijn dan wel krachtens een verleende vergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van inwerkingtreding van dit plan;
  • c. waarvoor een Omgevingsvergunning in verband met archeologie is vereist;
  • d. het aanleggen en verharden van wegen en/of paden ter directe ontsluiting van agrarische (bouw)percelen;
  • e. het aanleggen van koe- of kavelpaden.
  • f. die uitgevoerd worden in het kader van een door het bevoegd gezag vastgesteld ruimtelijk kwaliteitsplan.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 10 Overgangsrecht bouwwerken

10.1 Bouwwerken

Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het bestemmingsplan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:

  • a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
  • b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk teniet is gegaan.
10.2 Uitzondering

Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

Artikel 11 Overgangsrecht gebruik

11.1 Gebruik

Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet, behoudens voor zover uit de Richtlijnen 79/409/EEG en 92/43/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 2 april 1979 inzake het behoud van de vogelstand onderscheidenlijk van 21 mei 1992 inzake de instandhouding van de natuurlijke habitats en de wilde flora en fauna, beperkingen voortvloeien ten aanzien van ten tijde van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan bestaan gebruik.

11.2 Strijdig gebruik

Het is verboden het met het plan strijdige gebruik, bedoeld in 11.1, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat bestemmingsplan strijdige gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.

11.3 Verbod

Indien het gebruik, bedoeld in 11.1, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

11.4 Uitzondering

11.1 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan Buitengebied Rijssen-Holten 2012, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 12 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplan Buitengebied Rijssen, Enterstraat 153