Type plan: bestemmingsplan
Naam van het plan: Holten Centrum, Dorpsstraat 60-64
Status: vastgesteld
Plan identificatie: NL.IMRO.1742.BPHC2019001-0401
1 Inleidende regels
 
Artikel 1 Begrippen
 
plan
het bestemmingsplan Holten Centrum, Dorpsstraat 60-64 van de gemeente Rijssen-Holten;
 
de verbeelding
de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.1742.BPHC2019001-0401 met de bijbehorende regels en eventuele bijlagen;
 
aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit
een beroeps- of bedrijfsactiviteit, uitgevoerd door (een van) de hoofdbewoner(s) van de woning, waarvan de activiteiten in hoofdzaak niet verkeersaantrekkend of milieuhinderlijk zijn en geen betrekking hebbend op detailhandel of horecagerelateerde activiteiten, die op kleine schaal in een woning en/of daarbij behorende bijgebouwen wordt uitgeoefend, waarbij de desbetreffende activiteit een ruimtelijke uitstraling heeft die in overeenstemming is met de woonfunctie en de woonomgeving ter plaatse;
 
afwijken van de bouwregels en/of van de gebruiksregels
een afwijking als bedoeld in artikel 3.6, eerste lid, onder c van de Wet ruimtelijke ordening;
 
agrarisch bedrijf
een grondgebonden bedrijf dat is gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of het houden van dieren. In dit plan worden als agrarisch bedrijf aangemerkt:
  1. bollenteelt: een agrarisch bedrijf dat hoofdzakelijk middels opengrondse tuinbouwactiviteiten gericht is op de teelt bloembollen, bolbloemen en knolgewassen, alsmede de opengrondse teelt van snijbloemen en laagblijvende niet-houtige vaste planten;
  2. veehouderij: een agrarisch bedrijf dat hoofdzakelijk gericht is op veeteelt;
ambachtelijk bedrijf
een bedrijf waar producten op originele wijze worden bewerkt of vervaardigd en met een zeer beperkte mate van mechanisatie;
 
archeologische waarden
de in de plantoelichting beschreven of genoemde sporen van menselijke activiteiten in het verleden, die vanwege hun zeldzaamheid en/of vanwege hun betekenis voor archeologisch onderzoek in aanmerking komen voor behoud, bescherming en - zo mogelijk - herstel en/of bijzonder beheer;
 
bebouwing
één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;
 
bebouwingspercentage
een in de regels aangegeven percentage, dat de grootte aangeeft van het deel van een bouwperceel, dat ten hoogste mag worden bebouwd;
 
bedrijf
een inrichting of instelling gericht op het bedrijfsmatig voortbrengen, vervaardigen, bewerken, opslaan, installeren en/of herstellen van goederen dan wel het bedrijfsmatig verlenen van diensten, aan huis verbonden beroepen daaronder niet begrepen;
 
bedrijfswoning
een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bestemd voor (het huishouden van) een persoon wiens huisvesting daarin, gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein, noodzakelijk is;
 
bestaand
  1. het gebruik dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig is binnen het betreffende bouwperceel en/of bebouwing die op dat tijdstip aanwezig of in uitvoering is, dan wel kan worden gebouwd krachtens een omgevingsvergunning;
  2. het onder 1 bedoelde geldt niet voor zover sprake was van strijd met het voorheen geldende bestemmingsplan, de voorheen geldende Beheersverordening, daaronder mede begrepen het overgangsrecht van het bestemmingsplan of de Beheersverordening, of een andere planologische toestemming;
bestemmingsgrens
de grens van een bestemmingsvlak;
 
bestemmingsvlak
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
 
bijgebouw
een vrijstaand gebouw, behorende bij een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw;
 
bouwen
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;
 
bouwgrens
de grens van een bouwvlak;
 
bouwperceel
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;
 
bouwvlak
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;
 
bouwwerk
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct, hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;
 
bruto vloeroppervlak
de totale bebouwde oppervlakte van detailhandelsvestiging, inclusief magazijn- en kantoorruimte en met inbegrip van kelderruimten;
 
carport
een overdekt bouwwerk, dat geen tot de constructie zelf behorende wanden heeft en dat blijkens zijn aard kennelijk is bestemd voor het stallen van een motorvoertuig;
 
detailhandel
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan degenen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;
 
dienstverlening
het bedrijfsmatig verlenen van diensten aan derden, waarbij afnemers rechtstreeks (al dan niet via een balie) te woord wordt gestaan en geholpen;
 
evenementen van tijdelijke aard
evenementen zoals shows en tentoonstellingen tijdens een periode van maximaal twee weken;
 
gebouw
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
 
hoofdgebouw
een gebouw, dat op een bouwperceel door zijn indeling of afmetingen als het belangrijkste bouwwerk valt aan te merken;
 
horecabedrijf
een bedrijf waar hoofdzakelijk dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse worden verstrekt en/of waarin logies wordt verstrekt, zoals bijvoorbeeld een café, restaurant, hotel, pension, en naar de aard en openingstijden daarmee gelijk te stellen bedrijven, een en ander al dan niet in combinatie met een vermaaksfunctie met uitzondering van een erotisch getinte vermaaksfunctie;
 
huishouden
de samenlevingsvorm van één gezin, waaronder mede wordt begrepen:
  1. de inwoning, al dan niet bij wijze van mantelzorg, met eigen voorzieningen van ten hoogste 2 verwanten of andere personen;
  2. een met een gezin gelijk te stellen samenlevingsverband;
kelder
bijzondere bouwlaag waarbij de vloer van de bovengelegen bouwlaag onder dan wel gelijk aan het peil is gelegen;
 
maatschappelijke voorzieningen
  1. (sociaal- en/of para-)medische instellingen;
  2. sociaal-culturele instellingen;
  3. bestaande religieuze instellingen;
  4. bestaande bijzondere woonvormen, waaronder verpleging en verzorging en begeleid wonen voor jongeren, al dan niet in samenhang met centrale voorzieningen;
  5. bestaande onderwijsinstellingen en kinderopvang;
  6. bestaande openbare dienstverlening, waaronder politie, brandweer en gemeenteopslag;
  7. bestaande sportvoorzieningen;
nadere eis
een nadere eis als bedoeld in artikel 3.6 eerste lid onder d van de Wet ruimtelijke ordening;
 
netto vloeroppervlak
het voor het publiek toegankelijke deel van de detailhandelsvestiging die is bestemd als verkoop- en uitstallingsruimte, exclusief magazijn- en kantoorruimte;
 
omgevingsvergunning
een vergunning als bedoeld in artikel 1.1, eerste lid, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;
 
omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
een vergunning als bedoeld in artikel 3.3 onder a van de Wet ruimtelijke ordening;
 
prostitutiebedrijf
een gebouw, voer- of vaartuig, dan wel enig gedeelte daarvan, geheel of gedeeltelijk bestemd, dan wel in gebruik voor het daar uitoefenen van prostitutie; prostitutie is het tegen betaling hebben van sexuele omgang met anderen op een naar buiten toe kenbare wijze;
 
serre
een glazen uitbouw aan een ander gebouw;
 
sex- en/of pornobedrijf
een inrichting bestemd voor het doen plaatsvinden van voorstellingen en/of vertoningen van erotische aard en/of pornografische aard. Onder sex en/of pornobedrijf wordt mede begrepen:
 
sexbioscoop:
een inrichting, bestemd voor het doen plaatsvinden van film- en/of videovoorstellingen van erotische en/of pornografische aard;
 
sexclub:
een inrichting, bestemd voor het doen plaatsvinden van vertoningen van erotische aard en/of pornografische aard;
 
sexautomaat:
een inrichting, bestemd voor het door middel van automaten doen plaatsvinden van films- en/of videovoorstellingen van erotische en/of pornografische aard;
 
sexwinkel:
een ruimte, bestemd voor het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen uitstalling ten verkoop, verkopen en/of leveren van sexartikelen aan de uiteindelijke verbruiker of gebruiker;
 
Staat van Bedrijfsactiviteiten
een van het bestemmingsplan deel uitmakende lijst van bedrijven en instellingen;
 
uitwerking
een uitwerking als bedoeld in artikel 3.6 eerste lid onder b van de Wet ruimtelijke ordening;
 
wijziging
een wijziging als bedoeld in artikel 3.6 eerste lid onder a van de Wet ruimtelijke ordening;
 
woning
een (gedeelte van een) gebouw, dat dient voor de huisvesting van één huishouden.
  
Artikel 2 Wijze van meten
 
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
 
de oppervlakte van een bouwwerk
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;
 
de inhoud van een bouwwerk
tussen de bovenzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;
 
de bouwhoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk geen gebouwen zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
 
de goothoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot c.q. de druiplijn, het boeibord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;
 
afstand tot de zijdelingse bouwperceelsgrens
tussen de zijdelingse grenzen van een bouwperceel en een bepaald punt van het op dat bouwperceel voorkomend (hoofd)gebouw, waar die afstand het kortst is;
 
peil
  1. voor gebouwen waarvan de hoofdtoegang onmiddellijk aan een weg of pad grenst: de bouwhoogte van die weg of dat pad ter plaatse van de hoofdtoegang;
  2. in andere gevallen: de gemiddelde bouwhoogte van het aansluitende, afgewerkte terrein ter plaatse.
2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Groen
 
3.1 Bestemmingsomschrijving
 
De voor "Groen" aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. plantsoenen, groenstroken, (fiets-)paden, uitritten, incidentele parkeervoorzieningen, water, bermen met beplanting en speelvoorzieningen;
  2. tuin, waar uitsluitend erfafscheidingen van maximaal 2 m hoogte mogen worden opgericht, ter plaatse van de aanduiding 'tuin';
een en ander met bijbehorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
 
3.2 Bouwregels
 
Uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming, geen gebouwen zijnde mogen worden opgericht, met een bouwhoogte van maximaal 2 m met dien verstande dat de bouwhoogte van lichtmasten maximaal 8 m mag bedragen.
 
Artikel 4 Verkeer
 
4.1 Bestemmingsomschrijving
 
De voor "Verkeer" aangewezen gronden zijn bestemd voor wegen en straten ten behoeve van de verkeersontsluiting alsmede bijbehorende parkeer- en groenvoorzieningen en bouwwerken.
 
4.2 Bouwregels
 
De bebouwing dient te voldoen aan de volgende regels:
  1. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten dienste van de bestemming, mag maximaal 5 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zoals lichtmasten en verwijsborden maximaal 8 m mag bedragen. Met dien verstande dat erfafscheidingen niet hoger dan 2 meter mogen zijn,
4.3 Specifieke gebruiksregels
 
4.3.1 Strijdig gebruik
Onder strijdig gebruik met deze bestemming wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijving, waaronder in elk geval wordt begrepen het gebruik van de gronden en bouwwerken voor het stallen / parkeren van voertuigen ten dienste van voertuig-intensieve bedrijven, zoals garagebedrijven en taxibedrijven, handel/reparatie van auto's; motorfietsen, benzineservicestations, vervoersbedrijven, verhuur/verkoop van transportmiddelen, waaronder wordt begrepen het stallen / parkeren van voertuigen van personeel.
 
4.3.2 Ontsluiting
De ontsluiting van de woningen aan de Dorpsstraat 60 tot en met 64 wordt uitsluitend gerealiseerd ter plaatse van de aanduiding "ontsluiting".
 
Artikel 5 Wonen - Karakteristiek
 
5.1 Bestemmingsomschrijving
 
De voor "Wonen - Karakteristiek" aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. wonen;
  2. aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit in hoofdgebouwen;
  3. tuin;
  4. water;
  5. groenvoorzieningen.
5.2 Bouwregels
 
5.2.1 Algemeen gebouwen en overkappingen
Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen ten behoeve van wonen gelden de volgende regels:
  1. gebouwen en overkappingen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  2. het aantal woningen mag niet meer dan het bestaande aantal woningen per bouwvlak bedragen, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' ten hoogste dat aantal woningen per bouwvlak mag worden gebouwd;
  3. de goot- en bouwhoogte van gebouwen mogen niet meer dan de bestaande goot- en bouwhoogte bedragen, met dien verstande dat nieuwe of vervangende bouw dient te worden aangesloten bij de goot- en/of bouwhoogte van de naastgelegen woningen;
  4. van een bouwperceel mag niet meer dan 60% worden bebouwd, met dien verstande dat de bebouwingsoppervlakte per bouwperceel ten hoogste 350 m2 bedraagt, dan wel de bestaande bebouwingsoppervlakte, indien deze meer bedraagt.
5.2.2 Hoofdgebouwen
Voor de bouw van hoofdgebouwen geldt dat:
  1. de afstand van de hoofdgebouwen en daarvan onderdeel uitmakende aan- of uitbouwen tot de zijdelingse perceelsgrens bedraagt:
    1. bij woningen van drie of meer aaneen minimaal 1 m aan één zijde bij de eindwoningen van de aaneengesloten woningen, met dien verstande, dat die afstand 0 m mag bedragen, mits 3 m achter de voorgevel en/of het verlengde daarvan en met een maximale goothoogte van 3,5 m wordt gebouwd;
  2. in geval van een kleinere afstand, de op het moment van terinzagelegging van het vastgesteldplan bestaande afstand tot de zijdelingse perceelsgrens, de voorgevel van de hoofdgebouwen en daarvan onderdeel uitmakende aan- of uitbouwen dient in of maximaal 1 m achter de naar de weg gekeerde bouwgrens te worden gebouwd;
  3. de afstand tussen de voor- en achtergevel, met de daarvan onderdeel uitmakende aan- of uitbouwen niet meer dan 18 m bedraagt.
5.2.3 Bijgebouwen
Voor de bouw van bijgebouwen geldt dat:
  1. deze bouwwerken niet minder dan 3 m achter (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw mogen worden gebouwd, met dien verstande dat de afstand van het bestaande bouwwerk tot (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw in acht moet worden genomen, indien deze afstand minder dan 3 m bedraagt;
  2. de goothoogte niet meer dan 3,5 m mag bedragen;
  3. de bouwhoogte niet meer dan 6,5 m mag bedragen;
  4. de gezamenlijke oppervlakte niet meer dan 50 m2 mag bedragen, danwel een groter oppervlak tot maximaal 10% van het bouwperceel of het oppervlak van de bestaande bijgebouwen als dat groter is.
5.2.4 Overkappingen
Voor de bouw van overkappingen geldt dat:
  1. deze bouwwerken niet minder dan 3 m achter (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw mogen worden gebouwd, met dien verstande dat plat afgedekte overkappingen op niet minder dan 1 m achter de voorgevel mogen worden gebouwd;
  2. de bouwhoogte niet meer dan 3,5 m mag bedragen;
  3. de oppervlakte niet meer dan 25 m2 mag bedragen.
5.2.5 Uitbouw zoals een erker, toegangspartij, luifel of balkon
In afwijking van het gestelde in 5.2.1 mag een uitbouw aan het hoofdgebouw ook buiten het bouwvlak worden gebouwd tot maximaal 1,5 m daarbuiten, met dien verstande dat:
  1. de uitstraling van deze uitbouw overwegend transparant is in de zin dat ten minste 50% van de bouwmaterialen uit glas of andere doorzichtige materialen bestaat;
  2. de afstand van enig deel van de uitbouw ten minste 2,5 m uit de voorste perceelsgrens bedraagt;
  3. in afwijking van het gestelde in 5.2.2 mogen aan- en uitbouwen ook dichter op de zijdelingse perceelgrens en achterbouwperceelgrens worden gebouwd onder de voorwaarden dat deze aan- en uitbouwen dan worden gezien als bijgebouw en dienen te voldoen aan het gestelde in 5.2.3.
5.2.6 Bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, gelden de volgende regels:
  1. de bouwhoogte van terreinafscheidingen voor de voorgevelrooilijn bedraagt ten hoogste 1 m en daarachter ten hoogste 2 m, met dien verstande dat voor hoeksituaties gericht op de openbare weg of openbaar groen geldt dat in het verlengde van de achtergevel van de woning de bouwhoogte ten hoogste 2 m bedraagt;
  2. de hoogte van vlaggenmasten bedraagt ten hoogste 6 m;
  3. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 2,5 m bedragen.
5.3 Nadere eisen
 
Burgemeester en wethouders kunnen met het oog op het voorkomen van een onevenredige aantasting van:
  1. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
  2. het straat- en bebouwingsbeeld;
  3. de verkeersveiligheid;
nadere eisen stellen aan:
  1. de plaats en de bouwhoogte van gebouwen en andere bouwwerken;
  2. de bouw- en goothoogte van hoofdgebouwen en daarvan onderdeel uitmakende aan- of uitbouwen in de zin dat deze aansluiten bij de naastgelegen woningen;
  3. de nokrichting van het hoofdgebouw indien de meeste naastgelegen karakteristieke gebouwen een kenmerkend gelijke nokrichting aangeven;
  4. de plaats van bijgebouwen en aan- of uitbouwen die zijn gelegen binnen een afstand van 3 m uit de perceelgrens;
  5. de grootte en inhoud van de zelfstandige woonruimte noodzakelijk vanuit een oogpunt van de mantelzorg.
5.4 Afwijken van de bouwregels
 
5.4.1
Het bevoegd gezag kan, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
  1. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
  2. het bebouwingsbeeld;
  3. de verkeersveiligheid;
  4. de verschijningsvorm van karakteristieke panden;
bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:
  1. lid 5.2.1, onder c, voor het verhogen van de maximale goothoogte met 30%;
  2. lid 5.2.2, onder a, voor het verkleinen van de afstand tot de zijdelingse perceelgrens indien de verkleining noodzakelijk is voor het plaatsen van het gebouw in het gelid van de omliggende hoofdgebouwen.
5.4.2
Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 5.2.3. onder d ten aanzien van de maximaal voorgeschreven oppervlakte van bijgebouwen, in verband met de uitoefening van een aan huis gebonden beroeps- of bedrijfsactiviteit, mits de totale oppervlakte van de bijgebouwen op het bouwperceel maximaal 80 m2 bedraagt en het bebouwingspercentage maximaal van 70% bedraagt.
 
5.5 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
 
5.5.1
Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag hoofdgebouwen te slopen.
 
5.5.2
Een omgevingsvergunning wordt alleen verleend indien ofwel aannemelijk is gemaakt dat herbouw in dezelfde of een ter plaatse passende nieuwe karakteristiek zal plaatsvinden, dan wel indien er, naar het oordeel van het bevoegd gezag, geen mogelijkheid is om verval van het karakteristieke bouwwerk tegen te gaan.
 
Artikel 6 Waarde - Middelhoge archeologische verwachting
 
6.1 Bestemmingsomschrijving
 
De voor "Waarde - Middelhoge archeologische verwachting" aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor de bescherming van de aan de grond eigen zijnde archeologische waarden.
 
6.2 Bouwregels
 
In afwijking van het bepaalde bij de andere daar voorkomende bestemmingen, mogen geen nieuwe gebouwen worden gebouwd bij ingrepen dieper dan 0,5 meter en met een oppervlakte van meer dan 250 m2 en de oppervlakte van bestaande gebouwen mag niet worden vergroot met een oppervlakte van meer dan 250 m2.
 
6.3 Afwijken van de bouwregels
 
6.3.1 Omgevingsvergunningplicht
Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 6.2 voor het bouwen overeenkomstig de andere daar voorkomende bestemmingen, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de archeologische waarden van het gebied.
 
6.3.2 Advies deskundige
Alvorens het bevoegd gezag beslist over een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 6.3.1 wint het bevoegd gezag schriftelijk advies in bij een archeologisch deskundige omtrent de vraag of door het verlenen van de omgevingsvergunning archeologische waarden (kunnen) worden aangetast, en welke voorschriften aan de omgevingsvergunning moeten worden verbonden.
 
6.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
 
6.4.1 Omgevingsvergunningplichtige werken
Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning op de in artikel 6.1 bedoelde gronden de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
  1. het ontgronden, vergraven, afgraven, egaliseren, diepploegen, woelen en mengen en ophogen van gronden;
  2. het aanleggen, verbreden en verharden van wegen, paden, banen, parkeervoorzieningen en andere oppervlakteverhardingen;
  3. het aanleggen, verdiepen, verbreden en dempen van sloten, watergangen en overige waterpartijen en het aanbrengen van drainage;
  4. het aanleggen van ondergrondse of bovengrondse transport-, energie- en/of communicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties en apparatuur;
  5. het aanbrengen of verwijderen van diepwortelende beplantingen, het bebossen van gronden en het rooien van bos of andere houtgewassen waarbij de stobben worden verwijderd;
  6. het scheuren van grasland.
6.4.2 Advies deskundige
Alvorens het bevoegd gezag beslist over een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 6.4.1 wint het bevoegd gezag schriftelijk advies in bij een archeologisch deskundige omtrent de vraag of door het verlenen van de omgevingsvergunning archeologische waarden (kunnen) worden aangetast, en welke voorschriften aan de omgevingsvergunning moeten worden verbonden.
 
6.4.3 Uitzonderingen
Geen omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 6.4.1 is nodig voor:
  1. werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden die het normale onderhoud, gebruik en beheer betreffen, mits de gronden niet dieper dan 0,5 m worden geroerd;
  2. werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden die op het moment van het van kracht worden van het plan in uitvoering zijn of uitgevoerd kunnen worden op grond van een voor dat tijdstip aangevraagde dan wel verleende omgevingsvergunning;
  3. werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden als onderdeel van een ingreep in de bodem met een oppervlakte van maximaal 250 m2;
  4. werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden waarvoor een vergunning ingevolge de Monumentenwet 1988 nodig is.
6.5 Wijzigingsbevoegdheid
 
Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen voor:
  1. het wijzigen van de bestemming "Waarde - Middelhoge archeologische verwachting" in een andere archeologische bestemming, indien uit archeologisch onderzoek blijkt dat dit wenselijk is;
  2. het verwijderen van de bestemming "Waarde - Middelhoge archeologische verwachting", indien uit archeologisch onderzoek blijkt dat dit mogelijk is.  
3 Algemene regels
 
Artikel 7 Anti-dubbeltelregel
 
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
 
Artikel 8 Algemene gebruiksregels
 
8.1 Algemeen
 
Onder strijdig gebruik in de zin van artikel 2.1, eerste lid, onder c van de Wabo wordt in ieder geval begrepen; het gebruiken, te doen of te laten gebruiken of in gebruik te geven van bebouwde en onbebouwde gronden ten behoeve van:
  1. een stort- en/of opslagplaats van aan het gebruik onttrokken goederen en materialen, anders dan als tijdelijke opslag ten behoeve van het normale gebruik en onderhoud;
  2. stalling- en/of opslagplaats van een of meer aan het gebruik onttrokken machines, voer-, vaar- of vliegtuigen, met uitzondering van een zodanig gebruik voor het normale op de bestemming gerichte gebruik of onderhoud;
  3. een seksinrichting of prostitutiebedrijf;
  4. supermarkten, met uitzondering van maximaal 3.224 m2 bruto vloeroppervlak supermarkt;
tenzij voor dit afwijkende gebruik op grond van de regels in dit plan een omgevingsvergunning is verleend.
 
8.2 "Wonen - Aaneen", "Wonen - Karakteristiek", "Wonen - Vrijstaand"
 
Onder strijdig gebruik met de bestemming "Wonen - Aaneen", "Wonen - Karakteristiek" en "Wonen - Vrijstaand" wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijving, waaronder in elk geval wordt begrepen:
  1. het gebruik van een vrijstaand bijgebouw ten behoeve van aan huis verbonden beroeps- en bedrijfsactiviteiten;
  2. het gebruik van een bestaand vrijstaand bijgebouw als zelfstandige woonruimte.
8.2.1 Afwijken van de gebruiksregels ten behoeve van een aan huis verbonden beroep
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van de gebruiksregels voor het gebruik van een vrijstaand bijgebouw ten behoeve van een aan huis verbonden beroep voor zover de woonfunctie in overwegende mate wordt gehandhaafd en geen ernstige hinder of afbreuk aan het woonmilieu wordt gedaan. Dit betekent dat:
  1. de woonfunctie in ruimtelijke en visuele zin primair moet blijven;
  2. aan huis verbonden activiteiten ten behoeve van het beroep uitsluitend inpandig mogen worden verricht;
  3. maximaal 35% van de brutovloeroppervlakte van hoofd- en bijgebouwen mag worden gebruikt voor de aan huis verbonden activiteiten ten behoeve van het beroep met een maximum van 75 m2;
  4. degene die de gebruiker is van de woning ook degene moet zijn die het aan huis verbonden beroep uitoefent;
  5. de ruimtelijke uitstraling van de activiteiten qua aard, omvang en intensiteit verenigbaar moet zijn met het karakter van de omringende woonomgeving;
  6. behoudens een beperkte verkoop in het klein, in direct verband met het aan huis verbonden beroep, geen detailhandel mag plaatsvinden;
  7. het gebruik geen nadelige invloed mag hebben op de verkeersafwikkeling en de parkeersituatie ter plaatse; ten aanzien van het laatste geldt als uitgangspunt dat dient te worden geparkeerd op eigen terrein.
8.2.2 Afwijken van de gebruiksregels ten behoeve van aan huis verbonden bedrijfsactiviteit
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van de gebruiksregels voor het gebruik van een vrijstaand bijgebouw ten behoeve van aan huis verbonden bedrijfsactiviteiten uitsluitend indien aan de navolgende criteria wordt voldaan:
  1. de woonfunctie moet in overwegende mate worden gehandhaafd. Dit betekent dat:
    1. de woonfunctie in ruimtelijke en visuele zin primair moet blijven;
    2. de aan huis verbonden activiteiten ten behoeve van het bedrijf uitsluitend inpandig mogen worden verricht;
    3. maximaal 35% van de brutovloeroppervlakte van hoofd- en bijgebouwen mag worden gebruikt voor de aan huis verbonden activiteiten ten behoeve van het bedrijf met een maximum van 75 m2;
    4. degene die de gebruiker is van de woning ook degene moet zijn die het aan huis verbonden bedrijf uitoefent;
  2. het gebruik mag geen ernstige hinder voor het woonmilieu opleveren, dan wel mag geen afbreuk doen aan het woonkarakter van de wijk of de buurt. Dit betekent dat:
    1. de ruimtelijke uitstraling van de activiteiten qua aard, omvang en intensiteit verenigbaar moet zijn met het karakter van de omringende woonomgeving;
    2. bedrijfsactiviteiten uitsluitend zijn toegestaan indien deze voorkomen in of gelijk zijn te stellen met de categorieën 1 en 2 zoals vermeld in de bij deze regels behorende Staat van Bedrijfsactiviteiten;
    3. geen detailhandel mag plaatsvinden;
    4. het gebruik geen nadelige invloed mag hebben op de verkeersafwikkeling en de parkeersituatie ter plaatse; ten aanzien van het laatste geldt als uitgangspunt dat dient te worden geparkeerd op eigen terrein.
8.2.3 Afwijken van de gebruiksregels ten behoeve van mantelzorg
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van de gebruiksregels voor het gebruik van een bestaand vrijstaand bijgebouw als zelfstandige woonruimte, mits:
  1. een dergelijke bewoning noodzakelijk is vanuit het oogpunt van mantelzorg en de noodzaak van tijdelijke bewoning uit het oogpunt van mantelzorg (middels een schriftelijke verklaring van de behandelend huisarts of specialist) wordt aangetoond;
  2. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van in het geding zijnde belangen, waaronder die van omwonenden en (agrarische) bedrijven;
  3. de zelfstandige woonruimte binnen de vigerende regeling inzake bijgebouwen wordt ingepast, waarbij nadere eisen met betrekking tot de grootte en inhoud van de bewoning kunnen worden gesteld;
  4. het bijgebouw is gelegen op een maximale afstand van 25 m van het hoofdgebouw;
  5. het gebruik van bewoning ten behoeve van mantelzorg er niet toe leidt dat extra ontsluitingsmogelijkheden op de openbare weg worden aangelegd;
  6. sprake is van ruimte (hoek)kavels van ten minste 350 m2 die qua bereikbaarheid en veiligheid al goed zijn ontsloten en voldoende ruimte bieden voor een vrijstaand bijgebouw;
  7. in het hoofdgebouw geen zelfstandige woonruimte voor mantelzorg is gerealiseerd.
8.2.4
De omgevingsvergunning, verleend op grond van artikel 8.2.3, kan worden ingetrokken, indien de bij het verlenen van de omgevingsvergunning bestaande noodzaak vanuit een oogpunt van mantelzorg niet meer aanwezig is.
 
Artikel 9 Algemene afwijkingsregels
 
9.1
 
Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van de regels van het plan ten behoeve van:
  1. het oprichten van bouwwerken van openbaar nut, in de vorm van een transformatorhuisje, een telefooncel, een abri en een gebouwtjes ten behoeve van de telecommunicatie, mits de oppervlakte van het gebouw niet groter is dan 20 m2 en de bouwhoogte niet meer bedraagt dan 3 m;
  2. het overschrijden van de bouwgrenzen tot een maximum van 3 m, mits de opzet van het plan gehandhaafd blijft;
  3. het oprichten van masten ten behoeve van een centraal antennesysteem en van zendinstallaties tot een maximale bouwhoogte van 25 m;
  4. het afwijken van de voorgeschreven percentages, mits deze afwijkingen niet meer bedragen dan 10% van de in het plan voorgeschreven percentages;
  5. het plaatsen en geplaatst houden van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, in verband met de inzameling van afval dan wel goederen die na bewerking voor hergebruik in aanmerking komen zoals glas, papier, kleding en dergelijke, mits de situering geen afbreuk doet aan de verkeersveiligheid, landschappelijke, stedenbouwkundige en/of cultuurhistorische waarden.
9.2
 
Het verlenen van een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 25.1 sub a is niet mogelijk voor het bouwen van gasdrukregel- en gasdrukmeetstations met een grotere inhoud dan 8 m3 en van verkooppunten voor motorbrandstoffen.
 
Artikel 10 Algemene procedureregels
 
Een beslissing omtrent het stellen van nadere eisen wordt niet genomen dan nadat belanghebbenden gedurende 2 weken in de gelegenheid zijn gesteld bij het College van burgemeester en wethouders schriftelijke bedenkingen naar voren te brengen tegen het stellen van nadere eisen.
  
Artikel 11 Algemene nadere eisen
 
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ten behoeve van een goede ruimtelijke ontwikkeling nadere eisen te stellen met betrekking tot de situering van gebouwen en verkeersvoorzieningen zoals in- en uitritten teneinde te voorkomen dat:
  1. blijvende onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende terreinen en;
  2. verkeersonveilige situaties ontstaan.
Artikel 12 Overige regels
 
12.1 Sectorale bestemmingsplannen
 
Op dit bestemmingsplan is naast het bepaalde in dit bestemmingsplan tevens het bepaalde in het bestemmingsplan 'Parapluregeling Evenemententerreinen' van toepassing.
 
12.2 Afstemmingsregel welstand
 
Voor zover de regels in het bestemmingsplan met betrekking tot:
  1. de voorgeschreven goothoogte en bouwhoogte;
  2. de plaatsing op het bouwperceel;
ruimte bieden voor verschillende mogelijkheden voor het realiseren van gebouwen, is deze ruimte tevens bedoeld voor het kunnen stellen van voorwaarden op basis van de in artikel 12a van de Woningwet aangegeven welstandscriteria, mits:
  1. de goot- en bouwhoogte van gebouwen met niet meer dan 15% afwijken van de toegestane goot- en bouwhoogte;
  2. de binnen de regels te realiseren oppervlakte niet wordt verminderd.
4 Overgangs- en slotregels
Artikel 13 Overgangsrecht
 
13.1 Overgangsrecht bouwwerken
 
13.1.1
Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot ,
  1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
  2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
13.1.2
Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde in artikel 13.1.1 een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in artikel 13.1.1 met maximaal 10%.
 
13.1.3
Artikel 13.1.1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
 
13.2 Overgangsrecht gebruik
 
13.2.1
Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
 
13.2.2
Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in artikel 13.2.1, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
 
13.2.3
Indien het gebruik, bedoeld in artikel 13.2.1, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
 
13.2.4
Artikel 13.2.1 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
 
Artikel 14 Slotregel
 
Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan Holten Centrum, Dorpsstraat 60-64.