direct naar inhoud van Regels
Plan: Holten Centrum, appartementen, Hoek Oranjestraat - Kerkstraat
Status: ontwerp
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1742.BPHC2020002-0301

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

plan

het bestemmingsplan 'Holten Centrum, appartementen, Hoek Oranjestraat - Kerkstraat' met identificatienummer NL.IMRO.1742.BPHC2020002-0301 van de gemeente Rijssen-Holten.

de verbeelding

de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.1742.BPHC2020002-0301 met de bijbehorende regels en eventuele bijlagen;

aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit

een beroeps- of bedrijfsactiviteit, uitgevoerd door (een van) de hoofdbewoner(s) van de woning, waarvan de activiteiten in hoofdzaak niet verkeersaantrekkend of milieuhinderlijk zijn en geen betrekking hebbend op detailhandel of horecagerelateerde activiteiten, die op kleine schaal in een woning en/of daarbij behorende bijbehorende bouwwerken wordt uitgeoefend, waarbij de desbetreffende activiteit een ruimtelijke uitstraling heeft die in overeenstemming is met de woonfunctie en de woonomgeving ter plaatse;

afwijken van de bouwregels en/of van de gebruiksregels

een afwijking als bedoeld in artikel 3.6, eerste lid, onder c van de Wet ruimtelijke ordening;

archeologische waarden

de in de plantoelichting beschreven of genoemde sporen van menselijke activiteiten in het verleden, die vanwege hun zeldzaamheid en/of vanwege hun betekenis voor archeologisch onderzoek in aanmerking komen voor behoud, bescherming en - zo mogelijk - herstel en/of bijzonder beheer;

bebouwing

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;

bedrijf

een inrichting of instelling gericht op het bedrijfsmatig voortbrengen, vervaardigen, bewerken, opslaan, installeren en/of herstellen van goederen dan wel het bedrijfsmatig verlenen van diensten, aan huis verbonden beroepen daaronder niet begrepen;

bestaand

  • a. het gebruik dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig is binnen het betreffende bouwperceel en/of bebouwing die op dat tijdstip aanwezig of in uitvoering is, dan wel kan worden gebouwd krachtens een omgevingsvergunning;
  • b. het onder 1 bedoelde geldt niet voor zover sprake was van strijd met het voorheen geldende bestemmingsplan, de voorheen geldende Beheersverordening, daaronder mede begrepen het overgangsrecht van het bestemmingsplan of de Beheersverordening, of een andere planologische toestemming;

bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak;

bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

bijbehorend bouwwerk

een op zichzelf staand, al dan niet vrijstaand gebouw, dat door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.

bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;

bouwgrens

de grens van een bouwvlak;

bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;

bouwwerk

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct, hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

detailhandel

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan degenen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;

dienstverlening

het bedrijfsmatig verlenen van diensten aan derden, waarbij afnemers rechtstreeks (al dan niet via een balie) te woord wordt gestaan en geholpen;

erker

Een ruimte, in plattegrond trapeziumvormig, rechthoekig of halfrond, als uitbreiding van een ruimte of ander vertrek in een gebouw, die buiten de gevel uitsteekt en in open verbinding staat met het bedoelde vertrek. De buitenzijde wordt begrensd door kozijnen. Bij een erker ligt de vloer meestal op gelijke hoogte met die van het vertrek waar de erker bijhoort. Een erker kan zich over meerdere verdiepingen uitstrekken.

functioneel ondergeschikt

een gebruik dat ondersteunend is aan de primaire woonfunctie, zoals een aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit, garage, berging, bijkeuken, atelier, tuinhuisje, fietsenberging of hobbyruimte;

gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

hoofdgebouw

gebouw, of gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer gebouwen op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is;

huishouden

de samenlevingsvorm van één gezin, waaronder mede wordt begrepen:

  • a. de inwoning, al dan niet bij wijze van mantelzorg, met eigen voorzieningen van ten hoogste 2 verwanten of andere personen;
  • b. een met een gezin gelijk te stellen samenlevingsverband;
  • c. waarbij sprake is van een gemeenschappelijke verkeersruimte

kelder

een gedeelte van een gebouw, dat aan de bovenzijde wordt afgedekt door de begane grondvloer van datzelfde gebouw;

nadere eis

een nadere eis als bedoeld in artikel 3.6 eerste lid onder d van de Wet ruimtelijke ordening;

omgevingsvergunning

een vergunning als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;

overkapping

een bouwwerk in de vorm van een constructie bestaande uit maximaal drie wanden waarvan maximaal twee tot de constructie zelf behoren;

prostitutiebedrijf

een gebouw, voer- of vaartuig, dan wel enig gedeelte daarvan, geheel of gedeeltelijk bestemd, dan wel in gebruik voor het daar uitoefenen van prostitutie; prostitutie is het tegen betaling hebben van seksuele omgang met anderen op een naar buiten toe kenbare wijze;

serre

een glazen uitbouw aan een ander gebouw;

sekstinrichting

een inrichting, bestaande uit één of meer voor publiek toegankelijke, besloten ruimten, waarin bedrijfsmatig of op een daarmee vergelijkbare wijze seksuele handelingen worden verricht; onder een hiervoor bedoelde inrichting wordt in elk geval verstaan een bordeel;

Staat van Bedrijfsactiviteiten

een van het bestemmingsplan deel uitmakende lijst van bedrijven en instellingen;

wijziging

een wijziging als bedoeld in artikel 3.6 eerste lid onder a van de Wet ruimtelijke ordening;

wonen

de huisvesting van één huishouden in een woning

woning

een (gedeelte van een) gebouw dat dient voor de huisvesting van één huishouden, zijnde de samenlevingsvorm van één gezin of een met een gezin gelijk te stellen samenlevingsverband, waaronder mede wordt begrepen de inwoning van één ander huishouden met eigen voorzieningen.

woongebouw

een gebouw, dat meerdere naast elkaar en/of geheel of gedeeltelijk boven elkaar gelegen woningen omvat en dat qua uiterlijke verschijningsvorm als een eenheid beschouwd kan worden;

Artikel 2 Wijze van meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

de oppervlakte van een bouwwerk

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;

de inhoud van een bouwwerk

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

de bouwhoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk geen gebouwen zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

de goothoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot c.q. de druiplijn, het boeibord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;

afstand tot de zijdelingse bouwperceelsgrens

tussen de zijdelingse grenzen van een bouwperceel en een bepaald punt van het op dat bouwperceel voorkomend (hoofd)gebouw, waar die afstand het kortst is;

peil

  • a. voor gebouwen waarvan de hoofdtoegang onmiddellijk aan een weg of pad grenst: de bouwhoogte van die weg of dat pad ter plaatse van de hoofdtoegang;
  • b. in andere gevallen: de gemiddelde bouwhoogte van het aansluitende, afgewerkte terrein ter plaatse.

ondergeschikte bouwdelen

bij het meten worden ondergeschikte bouwdelen, als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, balkons, overstekende daken en overkragingen buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouwvlak- of bestemmingsgrenzen niet meer dan 1 m bedraagt bij balkons 0,75 m bij alle ondergeschikte bouwdelen.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Verkeer - Verblijfsgebied

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor "Verkeer - Verblijfsgebied" aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wegen en straten ten behoeve van bestemmingsverkeer alsmede bijbehorende parkeer- en groenvoorzieningen, fietsenstallingen, perrons en overige bebouwing;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'opslag' zijn bergingen/stallingsruimten voor auto's toegestaan;
3.2 Bouwregels

De bebouwing dient te voldoen aan de volgende regels:

  • a. gebouwen zoals fietsenbergingen en containers met een maximale bouwhoogte van 3,5 m;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'opslag' mogen gebouwen ten behoeve van berging/stallingsruimten voor auto's worden gebouwd, met een maximale bouwhoogte van 3 m;
  • c. ter plaatse van de 'specifieke bouwaanduiding - overkapping'' mogen overkappingen ten behoeve van stallingsruimten voor auto's worden gebouwd, met een maximale bouwhoogte van 3 m;
  • d. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met een maximale bouwhoogte van 5 m, met dien verstande dat de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zoals lichtmasten, verwijsborden, kunstwerken maximaal 8 m mag bedragen;

Artikel 4 Wonen - Aaneen

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor "Wonen - Aaneen" aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen, in aaneen gebouwde (rijtjes)woningen of twee aaneen gebouwde woningen met bijbehorende tuinen, erven en met:
    • 1. aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit in hoofdgebouwen en onderling toegankelijke aangebouwde bijbehorende bouwwerken;
    • 2. bed en breakfast in hoofdgebouwen en onderling toegankelijke aangebouwde bijbehorende bouwwerken;
    • 3. waarbij het aantal woningen niet meer dan het ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' mag bedragen.
  • b. parkeervoorzieningen;
  • c. water.
4.2 Bouwregels
4.2.1 Algemeen gebouwen en overkappingen

Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen ten behoeve van wonen - aaneen gelden de volgende regels:

  • a. gebouwen en overkappingen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  • b. het aantal woningen mag niet meer dan het op de verbeelding ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' aangegeven aantal bedragen;
  • c. van een bouwperceel mag niet meer dan 60% worden bebouwd, met dien verstande dat de bebouwingsoppervlakte per bouwperceel ten hoogste 350 m2 bedraagt.
4.2.2 Hoofdgebouwen

Voor de bouw van hoofdgebouwen geldt dat:

  • a. de goot- en bouwhoogte van hoofdgebouwen bedraagt maximaal 6,5 m respectievelijk 10,5 m;
  • b. de afstand tussen de voor- en achtergevel van een hoofdgebouw en daarvan onderdeel uitmakende aan- of uitbouwen bedraagt niet meer dan 15 m.
4.2.3 Bijgebouwen

Voor de bouw van bijgebouwen geldt dat:

  • a. deze bouwwerken niet minder dan 3 m achter (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw mogen worden gebouwd;
  • b. de goothoogte niet meer dan 3,5 m mag bedragen;
  • c. de bouwhoogte niet meer dan 6,5 m mag bedragen;
  • d. de gezamenlijke oppervlakte niet meer dan 50 m2 mag bedragen;
4.2.4 Overkappingen

Voor de bouw van overkappingen geldt dat:

  • a. deze bouwwerken niet minder dan 3 m achter (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw mogen worden gebouwd;
  • b. de bouwhoogte niet meer dan 3,5 m mag bedragen;
  • c. de oppervlakte niet meer dan 25 m2 mag bedragen.

4.2.5 Uitbouw zoals een erker, toegangspartij, luifel of balkon

In afwijking van het gestelde in artikel 4.2.1 mag een uitbouw aan het hoofdgebouw, zoals een erker, toegangspartij, luifel of balkon ook buiten het bouwvlak worden gebouwd tot maximaal 1,5 m daarbuiten, met dien verstande dat:

  • a. de afstand van enig deel van de uitbouw ten minste 2,5 m uit de naar de weg gekeerde perceelgrenzen bedraagt;
  • b. de hoogte niet meer mag zijn dan 25 cm boven de eerste verdiepingsvloer.
4.2.6 Bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van terreinafscheidingen voor de voorgevelrooilijn bedraagt ten hoogste 1 m en daarachter ten hoogste 2 m, met dien verstande dat voor hoeksituaties gericht op de openbare weg of openbaar groen geldt dat in het verlengde van de achtergevel van de woning de bouwhoogte ten hoogste 2 m bedraagt;
  • b. de hoogte van vlaggenmasten bedraagt ten hoogste 6 m;
  • c. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 2,5 m bedragen.
4.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 4.2.3 onder d ten aanzien van de maximaal voorgeschreven oppervlakte van bijgebouwen, in verband met de uitoefening van een aan huis gebonden beroeps- of bedrijfsactiviteit, mits de totale oppervlakte van de bijgebouwen op het bouwperceel maximaal 80 m2 bedraagt en het bebouwingspercentage maximaal 70% bedraagt.

4.4 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen met het oog op het voorkomen van een onevenredige aantasting van:

  • a. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
  • b. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • c. de verkeersveiligheid;

nadere eisen stellen aan:

  • 1. de plaats en de bouwhoogte van gebouwen en andere bouwwerken;
  • 2. de plaats van gebouwen in die zin dat de hoofdgebouwen in de naar de weg gekeerde bouwgrens moeten worden gebouwd;
  • 3. de plaats van bijgebouwen die zijn gelegen binnen een afstand van 3 m uit de perceelgrens;
  • 4. de grootte en inhoud van de zelfstandige woonruimte noodzakelijk vanuit een oogpunt van de mantelzorg.
4.5 Specifieke gebruiksregels

Onder strijdig gebruik met deze bestemming wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijving, waaronder in elk geval wordt begrepen de vestiging van bijzondere woonvormen, waaronder verpleging en verzorging, al dan niet in samenhang centrale voorzieningen.

4.6 Afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 4.5 ten behoeve van de vestiging van bijzondere woonvormen, waaronder verpleging en verzorging, al dan niet in samenhang centrale voorzieningen.

Artikel 5 Wonen - Appartementen

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor "Wonen - Appartementen" aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen, in appartementen;
  • b. groenvoorzieningen;
  • c. verkeers- en verblijfsvoorzieningen;
  • d. water.
5.2 Bouwregels
5.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen ten behoeve van wonen-appartementen gelden de volgende regels:

  • a. gebouwen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  • b. het aantal woningen mag niet meer dan het op de verbeelding ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' aangegeven aantal bedragen;
  • c. de bouwhoogte van gebouwen en daarvan onderdeel uitmakende aan- of uitbouwen mag niet meer dan 12,5 meter bedragen;
  • d. de maximale bouwhoogte van de bijgebouwen bedraagt niet meer dan 3,5 m;
  • e. de maximale oppervlakte van de bijgebouwen bedraagt niet meer dan 15 m2 per appartement;
5.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van terreinafscheidingen voor de voorgevel bedraagt ten hoogste 1 m en daarachter ten hoogste 2 m, met dien verstande dat voor hoeksituaties gericht op de openbare weg of openbaar groen geldt dat 3 m achter het verlengde van de voorgevel van de woning de bouwhoogte ten hoogste 2 m bedraagt en daarvoor ten hoogste 1 m;
  • b. de bouwhoogte van vlaggenmasten bedraagt ten hoogste 6 m;
  • c. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 2,5 m bedragen.

5.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen met het oog op het voorkomen van een onevenredige aantasting van:

  • a. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
  • b. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • c. de verkeersveiligheid;
  • d. de verschijningsvorm van karakteristieke panden;

nadere eisen stellen aan de plaats en oriëntatie van gebouwen in die zin dat de voorgevel van hoofdgebouwen in de naar de weg gekeerde bouwgrens moeten worden gebouwd.

5.4 Specifieke gebruiksregels

Onder strijdig gebruik met deze bestemming wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijving, waaronder in elk geval wordt begrepen:

  • a. het gebruik van een bestaand vrijstaand bijbehorend bouwwerk als zelfstandige woonruimte;
  • b. de vestiging van bijzondere woonvormen, waaronder verpleging en verzorging, al dan niet in samenhang met centrale voorzieningen.

5.5 Afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 5.4 ten behoeve van de vestiging van bijzondere woonvormen, waaronder verpleging en verzorging, al dan niet in samenhang met gezamenlijke voorzieningen, mits geen onevenredige aantasting plaats vindt van:

  • a. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. de verkeersveiligheid;
  • c. de milieusituatie

Artikel 6 Waarde - Hoge verwachting cultuurhistorische elementen

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor "Waarde - Hoge verwachting cultuurhistorische elementen" aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor de bescherming van de aan de grond eigen zijnde archeologische waarden.

6.2 Bouwregels

In afwijking van het bepaalde bij de andere daar voorkomende bestemmingen, mogen geen nieuwe gebouwen worden gebouwd bij ingrepen dieper dan 0,5 meter en met een oppervlakte van meer dan 100 m2 en de oppervlakte van bestaande gebouwen mag niet worden vergroot met een oppervlakte van meer dan 100 m2 .

6.3 Afwijken van de bouwregels
6.3.1 Omgevingsvergunningplicht

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 6.2 voor het bouwen overeenkomstig de andere daar voorkomende bestemmingen, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de archeologische waarden van het gebied.

6.3.2 Advies deskundige

Alvorens het bevoegd gezag beslist over een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 6.3.1 wint het bevoegd gezag schriftelijk advies in bij een archeologisch deskundige omtrent de vraag of door het verlenen van de omgevingsvergunning archeologische waarden (kunnen) worden aangetast, en welke voorschriften aan de omgevingsvergunning moeten worden verbonden.

6.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
6.4.1 Omgevingsvergunningplichtige werken

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning op de in artikel 6.1 bedoelde gronden de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het ontgronden, vergraven, afgraven, egaliseren, diepploegen, woelen en mengen en ophogen van gronden;
  • b. het aanleggen, verbreden en verharden van wegen, paden, banen, parkeervoorzieningen en andere oppervlakteverhardingen;
  • c. het aanleggen, verdiepen, verbreden en dempen van sloten, watergangen en overige waterpartijen en het aanbrengen van drainage;
  • d. het aanleggen van ondergrondse of bovengrondse transport-, energie- en/of communicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties en apparatuur;
  • e. het aanbrengen of verwijderen van diepwortelende beplantingen, het bebossen van gronden en het rooien van bos of andere houtgewassen waarbij de stobben worden verwijderd;
  • f. het scheuren van grasland.
6.4.2 Advies deskundige

Alvorens het bevoegd gezag beslist over een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 6.4.1 wint het bevoegd gezag schriftelijk advies in bij een archeologisch deskundige omtrent de vraag of door het verlenen van de omgevingsvergunning archeologische waarden (kunnen) worden aangetast, en welke voorschriften aan de omgevingsvergunning moeten worden verbonden.

6.4.3 Uitzonderingen

Geen omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 6.4.1 is nodig voor:

  • a. werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden die het normale onderhoud, gebruik en beheer betreffen, mits de gronden niet dieper dan 0,5 m worden geroerd;
  • b. werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden die op het moment van het van kracht worden van het plan in uitvoering zijn of uitgevoerd kunnen worden op grond van een voor dat tijdstip aangevraagde dan wel verleende omgevingsvergunning;
  • c. werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden als onderdeel van een ingreep in de bodem met een oppervlakte van maximaal 100 m2;
  • d. werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden waarvoor een vergunning ingevolge de Erfgoedwet nodig is.

6.5 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen voor:

  • a. het wijzigen van de bestemming "Waarde - Hoge verwachting cultuurhistorische elementen" in een andere archeologische bestemming, indien uit archeologisch onderzoek blijkt dat dit wenselijk is;
  • b. het verwijderen van de bestemming "Waarde - Hoge verwachting cultuurhistorische elementen", indien uit archeologisch onderzoek blijkt dat dit mogelijk is.

Artikel 7 Waarde - Middelhoge archeologische verwachting

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor "Waarde - Middelhoge archeologische verwachting" aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor de bescherming van de aan de grond eigen zijnde archeologische waarden.

7.2 Bouwregels

In afwijking van het bepaalde bij de andere daar voorkomende bestemmingen, mogen geen nieuwe gebouwen worden gebouwd bij ingrepen dieper dan 0,5 meter en met een oppervlakte van meer dan 250 m2 en de oppervlakte van bestaande gebouwen mag niet worden vergroot met een oppervlakte van meer dan 250 m2 .

7.3 Afwijken van de bouwregels
7.3.1 Omgevingsvergunningplicht

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 7.2 voor het bouwen overeenkomstig de andere daar voorkomende bestemmingen, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de archeologische waarden van het gebied.

7.3.2 Advies deskundige

Alvorens het bevoegd gezag beslist over een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 7.3.1 wint het bevoegd gezag schriftelijk advies in bij een archeologisch deskundige omtrent de vraag of door het verlenen van de omgevingsvergunning archeologische waarden (kunnen) worden aangetast, en welke voorschriften aan de omgevingsvergunning moeten worden verbonden.

7.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
7.4.1 Omgevingsvergunningplichtige werken

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning op de in artikel 7.1 bedoelde gronden de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het ontgronden, vergraven, afgraven, egaliseren, diepploegen, woelen en mengen en ophogen van gronden;
  • b. het aanleggen, verbreden en verharden van wegen, paden, banen, parkeervoorzieningen en andere oppervlakteverhardingen;
  • c. het aanleggen, verdiepen, verbreden en dempen van sloten, watergangen en overige waterpartijen en het aanbrengen van drainage;
  • d. het aanleggen van ondergrondse of bovengrondse transport-, energie- en/of communicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties en apparatuur;
  • e. het aanbrengen of verwijderen van diepwortelende beplantingen, het bebossen van gronden en het rooien van bos of andere houtgewassen waarbij de stobben worden verwijderd;
  • f. het scheuren van grasland.
7.4.2 Advies deskundige

Alvorens het bevoegd gezag beslist over een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 7.4.1 wint het bevoegd gezag schriftelijk advies in bij een archeologisch deskundige omtrent de vraag of door het verlenen van de omgevingsvergunning archeologische waarden (kunnen) worden aangetast, en welke voorschriften aan de omgevingsvergunning moeten worden verbonden.

7.4.3 Uitzonderingen

Geen omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 7.4.1 is nodig voor:

  • a. werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden die het normale onderhoud, gebruik en beheer betreffen, mits de gronden niet dieper dan 0,5 m worden geroerd;
  • b. werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden die op het moment van het van kracht worden van het plan in uitvoering zijn of uitgevoerd kunnen worden op grond van een voor dat tijdstip aangevraagde dan wel verleende omgevingsvergunning;
  • c. werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden als onderdeel van een ingreep in de bodem met een oppervlakte van maximaal 250 m2;
  • d. werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden waarvoor een vergunning ingevolge de Ergoedwet nodig is.

7.5 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen voor:

  • a. het wijzigen van de bestemming "Waarde - Middelhoge archeologische verwachting" in een andere archeologische bestemming, indien uit archeologisch onderzoek blijkt dat dit wenselijk is;
  • b. het verwijderen van de bestemming "Waarde - Middelhoge archeologische verwachting", indien uit archeologisch onderzoek blijkt dat dit mogelijk is.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 8 Anti-dubbeltelbepaling

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 9 Algemene gebruiksregels

9.1 Algemeen

Onder strijdig gebruik in de zin van artikel 2.1, eerste lid, onder c van de Wabo wordt in ieder geval begrepen; het gebruiken, te doen of te laten gebruiken of in gebruik te geven van bebouwde en onbebouwde gronden ten behoeve van:

  • a. een stort- en/of opslagplaats van aan het gebruik onttrokken goederen en materialen, anders dan als tijdelijke opslag ten behoeve van het normale gebruik en onderhoud;
  • b. stalling- en/of opslagplaats van een of meer aan het gebruik onttrokken machines, voer-, vaar- of vliegtuigen, met uitzondering van een zodanig gebruik voor het normale op de bestemming gerichte gebruik of onderhoud;
  • c. een seksinrichting of prostitutiebedrijf;
  • d. supermarkten;
  • e. het gebruik van gronden en bouwwerken met een parkeerbehoefte dan wel een behoefte aan ruimte voor het laden en lossen van goederen zonder dat hierin in voldoende mate is voorzien overeenkomstig de geldende parkeernormen.

tenzij voor dit afwijkende gebruik op grond van de regels in dit plan een omgevingsvergunning is verleend.

9.2 Voorwaardelijke verplichting vleermuizenonderzoek

Tot een met het bestemmingsplan strijdig gebruik wordt in elk geval gerekend het slopen van opstallen zonder voorafgaand onderzoek naar vleermuizen conform het vleermuisprotocol en de uitvoering van hieruit door de gemeente Rijssen-Holten goedgekeurde volgende maatregelen die significant negatieve effecten voor vleermuizen voldoende compenseren.

9.3 Voorwaardelijke verplichting parkeren auto's en fietsen, laden en lossen
9.3.1 Algemeen
  • a. Een omgevingsvergunning voor het bouwen of gebruiken van gronden, zoals toegestaan op grond van de onderliggende ruimtelijke plannen, waarbij sprake is van een parkeerbehoefte, wordt niet eerder verleend dan nadat in voldoende mate is voorzien in parkeergelegenheid voor auto's en fietsen, overeenkomstig de geldende parkeernormen zoals opgenomen in de gemeentelijke Nota Parkeernormen Rijssen-Holten en dat indien deze beleidsregel gedurende de planperiode wordt gewijzigd, rekening wordt gehouden met die wijziging;
  • b. Een omgevingsvergunning voor het bouwen of gebruiken van gronden, zoals toegestaan op grond van de onderliggende ruimtelijke plannen, waarbij sprake is van een behoefte aan ruimte voor het laden en lossen van goederen, wordt niet eerder verleend dan nadat in voldoende mate is voorzien in ruimte voor het laden en lossen van goederen, overeenkomstig de geldende normen zoals opgenomen in de gemeentelijke Nota Parkeernormen Rijssen-Holten en dat indien deze beleidsregel gedurende de planperiode wordt gewijzigd, rekening wordt gehouden met die wijziging;
9.3.2 Afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning en overeenkomstig de parkeernormen Rijssen-Holten afwijken van het bepaalde in artikel 9.3.1 onder a en b inzake de eis dat in voldoende parkeergelegenheid voor auto's en fietsen en ruimte voor laden en lossen moet worden voorzien, mits in dat geval sprake is van een integrale afweging en daarmee een ander, zwaarder wegend belang wordt gediend en dit niet leidt tot een onevenredige aantasting van de kwaliteit van de openbare ruimte;

9.4 "Wonen - Aaneen" en "Wonen - Appartementen"
9.4.1 Algemeen

Onder strijdig gebruik met de bestemming "Wonen - Aaneen" en "Wonen - Appartementen" wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijving, waaronder in elk geval wordt begrepen:

  • a. het gebruik van een vrijstaand bijgebouw ten behoeve van aan huis verbonden beroeps- en bedrijfsactiviteiten;
  • b. het gebruik van een bestaand vrijstaand bijgebouw als zelfstandige woonruimte.

9.4.2 Afwijken van de gebruiksregels ten behoeve van een aan huis verbonden beroep

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van de gebruiksregels voor het gebruik van een vrijstaand bijgebouw ten behoeve van een aan huis verbonden beroep voor zover de woonfunctie in overwegende mate wordt gehandhaafd en geen ernstige hinder of afbreuk aan het woonmilieu wordt gedaan. Dit betekent dat:

  • a. de woonfunctie in ruimtelijke en visuele zin primair moet blijven;
  • b. aan huis verbonden activiteiten ten behoeve van het beroep uitsluitend inpandig mogen worden verricht;
  • c. maximaal 35% van de brutovloeroppervlakte van hoofd- en bijgebouwen mag worden gebruikt voor de aan huis verbonden activiteiten ten behoeve van het beroep met een maximum van 75 m2;
  • d. degene die de gebruiker is van de woning ook degene moet zijn die het aan huis verbonden beroep uitoefent;
  • e. de ruimtelijke uitstraling van de activiteiten qua aard, omvang en intensiteit verenigbaar moet zijn met het karakter van de omringende woonomgeving;
  • f. behoudens een beperkte verkoop in het klein, in direct verband met het aan huis verbonden beroep, geen detailhandel mag plaatsvinden;
  • g. het gebruik geen nadelige invloed mag hebben op de verkeersafwikkeling en de parkeersituatie ter plaatse; ten aanzien van het laatste geldt als uitgangspunt dat dient te worden geparkeerd op eigen terrein.
9.4.3 Afwijken van de gebruiksregels ten behoeve van aan huis verbonden bedrijfsactiviteit

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van de gebruiksregels voor het gebruik van een vrijstaand bijgebouw ten behoeve van aan huis verbonden bedrijfsactiviteiten uitsluitend indien aan de navolgende criteria wordt voldaan:

  • a. de woonfunctie moet in overwegende mate worden gehandhaafd. Dit betekent dat:
    • 1. de woonfunctie in ruimtelijke en visuele zin primair moet blijven;
    • 2. de aan huis verbonden activiteiten ten behoeve van het bedrijf uitsluitend inpandig mogen worden verricht;
    • 3. maximaal 35% van de brutovloeroppervlakte van hoofd- en bijgebouwen mag worden gebruikt voor de aan huis verbonden activiteiten ten behoeve van het bedrijf met een maximum van 75 m2;
    • 4. degene die de gebruiker is van de woning ook degene moet zijn die het aan huis verbonden bedrijf uitoefent;
  • b. het gebruik mag geen ernstige hinder voor het woonmilieu opleveren, dan wel mag geen afbreuk doen aan het woonkarakter van de wijk of de buurt. Dit betekent dat:
    • 1. de ruimtelijke uitstraling van de activiteiten qua aard, omvang en intensiteit verenigbaar moet zijn met het karakter van de omringende woonomgeving;
    • 2. bedrijfsactiviteiten uitsluitend zijn toegestaan indien deze voorkomen in of gelijk zijn te stellen met de categorieën 1 en 2 zoals vermeld in de bij deze regels behorende Staat van Bedrijfsactiviteiten;
    • 3. geen detailhandel mag plaatsvinden;
    • 4. het gebruik geen nadelige invloed mag hebben op de verkeersafwikkeling en de parkeersituatie ter plaatse; ten aanzien van het laatste geldt als uitgangspunt dat dient te worden geparkeerd op eigen terrein.

Artikel 10 Algemene afwijkingsregels

10.1 Algemene afwijkingsregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken:

  • a. ten behoeve van het bouwen van niet voor bewoning bestemde bouwwerken, zoals kunstwerken, nutsvoorzieningen, fietsenstallingen, wachthuisjes, telefooncellen, bewaarplaatsen van huisvuilcontainers, uitgezonderd verkooppunten voor motorbrandstoffen, waarvan de oppervlakte niet meer dan 30 m² en de bouwhoogte niet meer dan 3 m mag bedragen;
  • b. indien en voor zover afwijkingen ten aanzien van de ligging van bouw- en aanduidingsgrenzen, mits die afwijkingen ten opzichte van hetgeen is aangegeven niet meer dan 5 m bedragen;
  • c. van de bestemmingen 'Wonen - Aaneen' waarbij het mogelijk is om bij nieuwbouw van hoofdgebouw(en) gebruik te maken van één van deze bestemmingen, mits het aantal woningen niet meer bedraagt dan is toegestaan;
  • d. ten behoeve van het bouwen van antennemasten tot een bouwhoogte van 20 m;
  • e. van de bestemmingsregels en toestaan dat bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en behoeve van zend- en ontvangstmasten voor telecommunicatie, waarvan de bouwhoogte vanaf peil ten hoogste 55 m mag bedragen, worden gebouwd, met dien verstande dat:
    • 1. de noodzaak voor plaatsing van de antenne is aangetoond waarbij het gedeelde gebruik van masten moet zijn overwogen;
    • 2. de mast bij voorkeur op een bedrijventerrein wordt geplaatst;
    • 3. de mast bij voorkeur op of in de onmiddellijke nabijheid van hoge gebouwen en/of bouwwerken of langs grote infrastructurele lijnen (zoals hoogspanningsleidingen en (spoor)wegen) wordt geplaatst;
    • 4. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de natuurlijk, cultuurhistorische en landschappelijke waarden van gebouwen en gebieden.
10.2 Afwegingskader

De onder lid 10.1 bedoelde omgevingsvergunningen mogen niet leiden tot een onevenredige aantasting van:

  • a. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. de stedenbouwkundige structuur;
  • c. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en/of bouwwerken;
  • d. de verkeersveiligheid;
  • e. de fysieke veiligheid;
  • f. de landschappelijke en natuurlijke waarden;
  • g. de milieusituatie;
  • h. de externe veiligheid

Artikel 11 Algemene procedureregels

11.1 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ten behoeve van een goede ruimtelijke ontwikkeling nadere eisen te stellen met betrekking tot de situering van gebouwen en verkeersvoorzieningen zoals in- en uitritten teneinde te voorkomen dat:

  • a. blijvende onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende terreinen en;
  • b. verkeersonveilige situaties ontstaan.
11.2 Procedureregels nadere eisen

Een beslissing omtrent het stellen van nadere eisen wordt niet genomen dan nadat belanghebbenden gedurende 2 weken in de gelegenheid zijn gesteld bij het College van burgemeester en wethouders schriftelijke bedenkingen naar voren te brengen tegen het stellen van nadere eisen.

Artikel 12 Overige regels

12.1 Sectorale bestemmingsplannen

Op dit bestemmingsplan is naast het bepaalde in dit bestemmingsplan tevens het bepaalde in de bestemmingsplannen "Reclamenota gemeente Rijssen-Holten'', "Parapluplan parkeernormen" en "Welstandsnota Rijssen-Holten" van toepassing.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 13 Overgangsrecht

13.1 Overgangsrecht bouwwerken
13.1.1

Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot ,

  • a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
  • b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
13.1.2

Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde in artikel 13.1.1 een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in artikel 13.1.1 met maximaal 10%.

13.1.3

Artikel 13.1.1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

13.2 Overgangsrecht gebruik
13.2.1

Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.

13.2.2

Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in artikel 13.2.1, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.

13.2.3

Indien het gebruik, bedoeld in artikel 13.2.1, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

13.2.4

Artikel 13.2.1 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 14 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan Holten Centrum, appartementen Hoek Oranjestraat - Kerkstraat

Aldus vastgesteld in de raadsvergadering van ......

De voorzitter, De griffier,

……………… ……………