direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Wonen Holten, Dorperdijk 5 en 7
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1742.BPHW2016002-0401

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

In 2008 kocht de gemeente het perceel Dorperdijk 7 met het oog op de uitbreiding van het Sportpark het Vletgoor. Destijds was het de bedoeling om het sportpark Meermanskamp te verplaatsen naar deze locatie. Deze ontwikkeling is niet doorgegaan. Sindsdien is de woning Dorperdijk 7 anti-kraak bewoond in afwachting van verdere initiatieven.

Stichting Mountainbike Sport Holten wil een “North Shore Trail” realiseren. Dit is een mountainbikevoorziening waarbij verschillende mountainbiketechnieken kunnen worden uitgevoerd. Dit was eerder gedacht op de Holterberg. In verband met bezwaren van buurtbewoners en vanwege natuurwaarden daar is afgezien van die locatie en heeft de gemeente gekozen voor het perceel Dorperdijk 7. De Stichting Mountainbike Sport Holten kan met deze locatie instemmen.

De ontwikkeling van het "North Shore Trail" past niet het geldende bestemmingsplan. Het voorliggend bestemmingsplan is daarom opgesteld om deze ontwikkeling planologisch mogelijk te maken.

In het plangebied wordt ook de ijsbaan van de IJsclub De Noordpool meegenomen. Het perceel wordt bestemd voor sportdoeleinden. Hiermee worden de gebruiksmogelijkheden van het perceel verruimd, zodat eventueel in de toekomst een ronde op het perceel van de ijsbaan gefietst kan worden. Het huidig gebruik kan gewoon worden voortgezet.

1.2 Ligging van het plangebied

Het plangebied ligt aan de westkant van Holten, bij sportpark Vletgoor, tussen de sportvelden en de Provinciale weg. Aan de noord- en oostkant wordt het plangebied begrensd door een afwateringssloot, aan de zuidkant door de groenstrook langs de opgang naar het viaduct Dorperdijk / Provinciale Weg, en aan de westkant door de groenstrook langs Provinciale weg.

In de volgende afbeeldingen is het plangebied aangeduid. De precieze grenzen zijn te zien op de verbeelding van het bestemmingsplan.

afbeelding "i_NL.IMRO.1742.BPHW2016002-0401_0001.png"

Afbeelding: aanduiding ligging van het plangebied (rood omcirkeld) ten opzichte van Holten

afbeelding "i_NL.IMRO.1742.BPHW2016002-0401_0002.png"

Afbeelding: aanduiding ligging van het plangebied (rood omcirkeld) ten opzichte van de omgeving

1.3 De bij het plan behorende stukken

Het bestemmingsplan 'Wonen Holten, Dorperdijk 5 en 7' bestaat uit de volgende stukken:

  • verbeelding (tek.nr. NL.IMRO.1742.BPHW2016002-0401);
  • regels.

Op de verbeelding zijn de bestemmingen en overige aanduidingen aangegeven. In de regels zijn bepalingen opgenomen om de uitgangspunten van het plan zeker te stellen en een goed ruimtelijk kader te bieden.

Het plan gaat vergezeld van een toelichting. De toelichting geeft een duidelijk beeld van het bestemmingsplan en van de daaraan ten grondslag liggende gedachten maar maakt geen deel uit van het juridisch bindende deel van bestemmingsplan.

1.4 Huidig planologisch regiem

Het plangebied van voorliggend bestemmingsplan ligt in het plangebied van de volgende bestemmingsplannen:

  • bestemmingsplan 'Sportcomplex Larenseweg', vastgesteld door de gemeenteraad van de gemeente Holten op 17 april 1978; (bij de woning aan de Dorperdijk 7)
  • bestemmingsplan 'Wonen Holten, sportcomplex Vletgoor', vastgesteld door de gemeenteraad van de gemeente Rijssen-Holten op 14 februari 2013; (overige gronden)

Daarnaast geldt voor het perceel van de ijsbaan het bestemmingsplan 'Parapluregeling Evenemententerreinen', vastgesteld door de gemeenteraad van de gemeente Rijssen-Holten op 14 februari 2013.

Op grond van de huidige bestemmingsplannen is het niet mogelijk het North Shore Trail te realiseren. Daarom is een nieuw bestemmingsplan opgesteld. Het bestemmingsplan 'Parapluregeling Evenemententerreinen' blijft wel van kracht.

afbeelding "i_NL.IMRO.1742.BPHW2016002-0401_0003.png"

Afbeelding: verbeelding huidige bestemmingsregelingregeling (plangebied rood omcirkeld)

1.5 Leeswijzer

Hoofdstuk 2 van de plantoelichting gaat in op het wat er met het plan wordt beoogd. Hoofdstuk 3 vertelt over het beleidskader, zowel op nationaal, provinciaal als gemeentelijk niveau. Hoofdstuk 4 gaat in op milieuaspecten. Vervolgens komt in hoofdstuk 5 andere planologische thema's, zoals flora & fauna, cultuurhistorie en water. In hoofdstuk 6 wordt een toelichting gegeven op juridische aspecten en een verantwoording van de regels en de verbeelding. Het zevende hoofdstuk vertelt over de economische uitvoerbaarheid. Het laatste hoofdstuk van de plantoelichting gaat in op overleg over het bestemmingsplan.

Hoofdstuk 2 Huidige en gewenste situatie

2.1 Huidige situatie

2.1.1 De omgeving van het plangebied

Het plangebied ligt in een hoek van sportpark Vletgoor bij de Provinciale Weg. Aan de noordkant ligt langs de Provinciale Weg een perceel dat weliswaar als Sport is bestemd, maar nog agrarisch in gebruik is. Aan de oostzijde bevindt zich bebouwing die hoort bij het sportpark, met onder meer een kantine en kleedruimtes. Om het plangebied lopen sloten die ook voor de afwatering van belang zijn. De sportvelden zijn deels omgeven door groenstroken.

De Dorperdijk steekt net ten zuiden van het plangebied met een viaduct de Provinciale Weg over.

Ten westen van de Provinciale Weg ligt bedrijventerrein Vletgaarsmaten, dat nog in ontwikkeling is. Aan deze zijde van de Provinciale Weg ligt een afschermende groenstrook tussen het plangebied en de weg.

afbeelding "i_NL.IMRO.1742.BPHW2016002-0401_0004.png"

Afbeelding: Basisregistratie Grootschalige Topografie (november 2016)

afbeelding "i_NL.IMRO.1742.BPHW2016002-0401_0005.png"

Afbeelding: zicht vanaf de Provinciale weg

2.1.2 Het plangebied

De Dorperdijk 7 betreft een voormalige boerderij. Het hoofdgebouw, dat dateert uit 1957, wordtnu tijdelijk als woning gebruikt. Het bestaat uit een laag met een schuine kap (totaal twee bouwlagen). Daarnaast staat een kleiner bijgebouw met een oppervlakte van ruim 60 m2 en dat ook dateert uit 1957. Dit bijgebouw is ook opgebouwd uit een laag met een schuine kap. Zie volgende afbeelding.

Met name aan de noordkant van de bebouwing van de Dorperdijk 7 begint het groen op te schieten. Langs de provinciale weg, maar zeker ook aan de sloot aan de noordkant staan grotere bomen.

De ijsbaan is een vlak en open terrein waarbij een waterdichte laag in de ondergrond is aangebracht. Aan de noordkant is een smalle waterpartij die de kromming van de ijsbaan volgt. In de zuidoosthoek, bij de ontsluitingsweg bevinden zich twee kleinere gebouwen bestaande uit 1 bouwlaag die van de ijsclub zijn.

afbeelding "i_NL.IMRO.1742.BPHW2016002-0401_0006.png"

Afbeelding: huidige bebouwing Dorperdijk 7

afbeelding "i_NL.IMRO.1742.BPHW2016002-0401_0007.png"

Afbeelding: luchtfoto plangebied

2.2 Uitgangspunten bebouwing en inrichting

De Stichting Mountainbike Holten heeft nog geen volledig uitgewerkt plan maar wel inrichtingsideeën. Het North Shore Trail zal uit verschillende onderdelen bestaan. Een deel van het terrein zal worden opgehoogd om hoogteverschillen te creeren voor het mountainbiken. Andere delen van het North Shore Trail zijn niet afhankelijk van hoogteverschillen en bestaan uit elementen/toestellen waarmee verschillende mountainbiketechnieken te oefenen zijn. De zuidkant, de kant van de toegang van het gebied, zal intensiever worden gebruikt en ingericht dan de noordkant dat een meer natuurlijke uitstraling zal behouden.

afbeelding "i_NL.IMRO.1742.BPHW2016002-0401_0008.png"

Afbeelding: impressie mogelijke inrichting North Shore Trail

afbeelding "i_NL.IMRO.1742.BPHW2016002-0401_0009.jpg" afbeelding "i_NL.IMRO.1742.BPHW2016002-0401_0010.jpg" afbeelding "i_NL.IMRO.1742.BPHW2016002-0401_0011.jpg"

Afbeelding: impressie elementen North Shore Trail

Uitgangsgpunten voor het bestemmingsplan hierbij zijn voor de gemeente:

  • Behoud van de groenstrook aan de kant van de Provinciale Weg. Het plangebied is hier ook op afgestemd. Hier verandert de bestemming niet.
  • Behoud van de huidige grotere bomen, die zich met name aan de randen bevinden. Hierdoor blijft er een groenstrook langs de noordelijke sloot. Het plangebied houdt daarom ook enige afstand tot deze sloot aan.
  • Ophogingen mogen niet hoger worden dan 8 meter. De ophogingen mogen ook alleen op het gebied van het North Shore Trail komen.
  • De bestaande schuur mag worden gehandhaafd. Hieromheen zal een bouwvlak worden opgenomen in het plan, wat ruimer dan alleen deze schuur om eventuele andere bebouwing op dit deel van het plangebied toe te staan.
  • Parkeren op eigen terrein.

De ijsclub heeft op dit moment geen plannen voor bebouwing of herinrichting. Conform het huidige bestemmingsplan en de ligging van de bestaande gebouwen zal in deze kant van het plangebied een bouwvlak worden opgenomen aan de kant waar ook de ontsluiting plaatsvindt.

2.3 Verkeer en parkeren

Verkeer

Het plangebied wordt ontsloten op de Dorperdijk. Het laatste stuk van de weg die huisnummer 7 ontsluit is halfverhard en smal. Het eerste stuk is wel verhard en breder. Via de Dorperdijk en de Larenseweg kan Holten worden bereikt. De doelgroep voor het normale gebruik woont in de omgeving en is fietsmobiel. Gelet op de daardoor te verwachten geringe hoeveelheid auto's is het plangebied afdoende ontsloten.

Parkeren

De parkeerbehoefte van de planontwikkeling van het North Shore Trail is niet groot, temeer omdat de gebruikers van de North Shore Trail grotendeels per fiets zullen aankomen. Een groot deel van de doelgroep voor het normale gebruik woont in de omgeving. Op eigen terrein is voldoende ruimte om te voorzien in de parkeerbehoefte. Als toeristen/recreanten medegebruik gaan maken van de sportvoorziening, is voorwaarde van de gemeente dat voorzien wordt in voldoende parkeerplaatsen.

Hoofdstuk 3 Beleidskader

Dit hoofdstuk beschrijft, voor zover van belang, het beleid vanuit het Rijk, de provincie Overijssel en gemeente Rijssen-Holten.

3.1 Rijksbeleid

3.1.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte

De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte is op 13 maart 2012 vastgesteld. De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) geeft een totaalbeeld van het ruimtelijk- en mobiliteitsbeleid op rijksniveau en vervangt de eerdere Nota Ruimte, de Structuurvisie Randstad 2040, de Nota Mobiliteit, de MobiliteitsAanpak en de Structuurvisie voor de Snelwegomgeving. Tevens vervangt het een aantal ruimtelijke doelen en uitspraken in onder andere de Agenda Landschap en de Agenda Vitaal Platteland. Daarmee wordt de SVIR het kader voor thematische of gebiedsgerichte uitwerkingen van rijksbeleid met ruimtelijke consequenties.

In de SVIR heeft het Rijk drie rijksdoelen om Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig te houden voor de middellange termijn (2028):

  • Het vergroten van de concurrentiekracht van Nederland door het versterken van de ruimtelijk-economische structuur van Nederland;
  • Het verbeteren, instandhouden en ruimtelijk zekerstellen van de bereikbaarheid waarbij de gebruiker voorop staat;
  • Het waarborgen van een leefbare en veilige omgeving waarin unieke natuurlijke en cultuurhistorische waarden behouden zijn.

Voor de drie rijksdoelen worden de 13 onderwerpen van nationaal belang benoemd. Hiermee geeft het Rijk aan waarvoor het verantwoordelijk is en waarop het resultaten wil boeken. Buiten deze nationale belangen hebben decentrale overheden beleidsvrijheid.

De drie hoofddoelen van het ruimtelijk en mobiliteitsbeleid kennen nationale opgaven die regionaal neerslaan. Opgaven van nationaal belang in Oost-Nederland (de provincies Gelderland en Overijssel) zijn:

  • Het waar nodig verbeteren van de internationale achterlandverbindingen (weg, spoor en vaarwegen) die door Oost Nederland lopen. Dit onder andere ten behoeve van de mainports Rotterdam en Schiphol;
  • Het formuleren van een integrale strategie voor het totale rivierengebied van Maas en Rijntakken (Waal, Nederrijn, Lek en de IJssel, deelprogramma rivieren van het Deltaprogramma) en de IJsselvechtdelta (deelprogramma¡¦s zoetwater en rivieren) voor waterveiligheid in combinatie met bereikbaarheid, ruimtelijke kwaliteit, natuur, economische ontwikkeling en woningbouw;
  • Het tot stand brengen en beschermen van de (herijkte) EHS (nu: Natuurnetwerk nederland), inclusief de Natura 2000 gebieden (zoals de Veluwe);
  • Het robuust en compleet maken van het hoofdenergienetwerk (380 kV), onder andere door het aanwijzen van het tracé voor aansluiting op het Duitse hoogspanningsnet.


Het 'Besluit algemene regels ruimtelijke ordening' (Barro) is als Algemene maatregel van Bestuur (AmvB) direct gekoppeld aan de SVIR. In het Barro is concreet aangegeven welke nationale belangen geborgd worden in bestemmingsplannen en andere plannen van de overheden.

3.1.2 Duurzaam verstedelijkingsladder

In de SVIR wordt de ladder voor duurzame verstedelijking geïntroduceerd. Deze ladder is per 1 oktober 2012 als motiveringseis in het Besluit ruimtelijke ordening (artikel 3.1.6, lid 2) opgenomen. Doel van de ladder voor duurzame verstedelijking is een goede ruimtelijke ordening door een optimale benutting van de ruimte in stedelijke gebieden. Hierbij dient de behoefte aan een stedelijke ontwikkeling te worden aangetoond. De ladder kent drie treden die achter elkaar worden doorlopen.

afbeelding "i_NL.IMRO.1742.BPHW2016002-0401_0012.png"

Schema: Ladder voor duurzame verstedelijking (Bron: Ministerie van Infrastructuur en Milieu)

De ijsbaan is een bestaande voorziening en hiervoor hoeft de ladder niet te worden doorlopen.

Trede 1: het plan voorziet in een actuele regionale behoefte

Het North Shore Trail heeft een functie voor de lokale mountainbikers, met name uit Holten. In de huidige situatie is al een bestaande groep, in georganiseerd verband. Hiermee is aangetoond dat de planontwikkeling voorziet in een lokale behoefte.


Trede 2: ligging bestaand stedelijk gebied

Het perceel voor het North Shore Trail is onderdeel van Sportpark Vletgoor dat aan verschillende zijden is omgeven door stedelijk gebied, zoals bedrijventerrein Vletgaarsmaten en woonwijk De Liesen. Het perceel is hierdoor te kenmerken als bestaand stedelijk gebied. Hiermee wordt voldaan aan Trede 2.


Trede 3: het plangebied is passend ontsloten

Aangezien het plangebied voldoet aan Trede 2 is Trede 3 niet aan de orde.

3.1.3 Conclusie toetsing aan het rijksbeleid

De SVIR laat zich niet specifiek uit over een dergelijke lokale ontwikkeling. De ontwikkeling raakt geen rijksbelangen zoals opgenomen in de SVIR. Het plan is niet strijdig met de Ladder voor Duurzame Verstedelijking.

3.2 Provinciaal beleid

Het provinciaal beleid is verwoord in tal van plannen. Het belangrijkste plan betreft de Omgevingsvisie Overijssel en is verankerd in de Omgevingsverordening.

3.2.1 Uitgangspunten van de Omgevingsvisie Overijssel

De Omgevingsvisie Overijssel is het integrale provinciale beleidsplan voor de fysieke leefomgeving van Overijssel. In 2009 is de Omgevingsvisie en -verordening 2009 vastgesteld. Naar aanleiding van monitoring en evaluaties is de Omgevingsvisie en -verordening op onderdelen geactualiseerd. De Actualisatie Omgevingsvisie en -verordening is op 3 juli 2013 vastgesteld door Provinciale Staten en is op 1 september 2013 in werking getreden.

De provincie beschikt over een palet aan instrumenten waarmee zij haar ambities realiseert. Het gaat er daarbij om steeds de meest optimale mix van instrumenten toe te passen, zodat effectief en efficiënt resultaat wordt geboekt voor alle ambities en doelstellingen van de Omgevingsvisie. De keuze voor inzet van deze instrumenten is bepaald aan de hand van een aantal criteria. In de Omgevingsvisie is bij elke beleidsambitie een realisatieschema opgenomen waarin is aangegeven welke instrumenten de provincie zal inzetten om de verschillende onderwerpen van provinciaal belang te realiseren.

3.2.2 Omgevingsverordening Overijssel

Eén van de instrumenten om het beleid uit de Omgevingsvisie te laten doorwerken is de Omgevingsverordening Overijssel. De Omgevingsverordening is het provinciaal juridisch instrument dat wordt ingezet voor die onderwerpen waarvoor de provincie eraan hecht dat de doorwerking van het beleid van de Omgevingsvisie juridisch geborgd is.

3.2.3 Uitvoeringsmodel Omgevingsvisie Overijssel

De opgaven, kansen, beleidsambities en ruimtelijke kwaliteitsambities voor de provincie zijn in de Omgevingsvisie Overijssel geschetst in ontwikkelingsperspectieven voor de groene omgeving en stedelijke omgeving.

Om de ambities van de provincie waar te maken, bevat de Omgevingsvisie een uitvoeringsmodel. Dit model is gebaseerd op drie niveaus, te weten:

  • 1. generieke beleidskeuzes;
  • 2. ontwikkelingsperspectieven;
  • 3. gebiedskenmerken.

3.2.3.1 Generieke beleidskeuzes

Generieke beleidskeuzes zijn keuzes die bepalend zijn voor de vraag of ontwikkelingen nodig dan wel mogelijk zijn. In deze fase wordt beoordeeld of er sprake is van een behoefte aan een bepaalde voorziening. Ook wordt in deze fase het principe van zuinig en zorgvuldig ruimtegebruik gehanteerd.

Andere generieke beleidskeuzes betreffen de reserveringen voor waterveiligheid, randvoorwaarden voor externe veiligheid, grondwaterbeschermingsgebieden, bescherming van de ondergrond (aardkundige en archeologische waarden), landbouwontwikkelingsgebieden voor intensieve veehouderij, begrenzing van Nationale Landschappen, Natura 2000-gebieden, Ecologische Hoofdstructuur en verbindingszones etc. De generieke beleidskeuzes zijn veelal normstellend.

3.2.3.2 Ontwikkelingsperspectieven

Als uit de beoordeling in het kader van de generieke beleidskeuzes blijkt dat de voorgenomen ruimtelijke ontwikkeling aanvaardbaar is, vindt een toets plaats aan de ontwikkelingsperspectieven. In de Omgevingsvisie is een spectrum van zes ontwikkelingsperspectieven beschreven voor de groene en stedelijke omgeving. Met dit spectrum geeft de provincie ruimte voor het realiseren van de in de visie beschreven beleids- en kwaliteitsambities.

De ontwikkelingsperspectieven geven richting aan wat waar ontwikkeld zou kunnen worden. Daar waar generieke beleidskeuzes een geografische begrenzing hebben, zijn ze consistent doorvertaald in de ontwikkelingsperspectieven. De ontwikkelingsperspectieven zijn richtinggevend en bieden de nodige flexibiliteit voor de toekomst.

3.2.3.3 Gebiedskenmerken

Op basis van gebiedskenmerken in vier lagen (natuurlijke laag, laag van het agrarisch cultuurlandschap, stedelijke laag en lust- en leisurelaag) gelden specifieke kwaliteitsvoorwaarden en –opgaven voor ruimtelijke ontwikkelingen. Het is de vraag ‘hoe’ een ontwikkeling invulling krijgt.

Aan de hand van de drie genoemde niveaus kan worden bezien of een ruimtelijke ontwikkeling mogelijk is en er behoefte aan is, waar het past in de ontwikkelingsvisie en hoe het uitgevoerd kan worden.

afbeelding "i_NL.IMRO.1742.BPHW2016002-0401_0013.png"

Afbeelding: Uitvoeringsmodel Omgevingsvisie Overijssel (Bron: Provincie Overijssel)

3.2.4 Toetsing van het initiatief aan het Uitvoeringsmodel van de Omgevingsvisie Overijssel

Indien het concrete initiatief wordt getoetst aan het Uitvoeringsmodel van de Omgevingsvisie Overijssel ontstaat globaal het volgende beeld.

3.2.4.1 Generieke beleidskeuzes

Bij de afwegingen in de eerste fase “generieke beleidskeuzes” zijn enkele artikelen van belang van de Omgevingverordening Overijssel. Op deze artikelen zal hierna nader worden ingegaan.

Artikel 2.1.3 SER-ladder voor de Stedelijke omgeving

Bestemmingsplannen voorzien uitsluitend in stedelijke ontwikkelingen die een extra ruimtebeslag door bouwen en verharden leggen op de groene omgeving wanneer aannemelijk is gemaakt:

  • dat er voor deze opgave in redelijkheid geen ruimte beschikbaar is binnen het bestaande bebouwd gebied en de ruimte binnen het bestaand bebouwd gebied ook niet geschikt te maken is door herstructurering en/of transformatie;
  • dat mogelijkheden voor meervoudig ruimtegebruik binnen het bestaand bebouwd gebied optimaal zijn benut.

In de Omgevingsverordening Overijssel is het begrip 'groene omgeving' nader gedefinieerd als: de gronden die niet vallen onder bestaand bebouwd gebied.

In de Omgevingsverordening Overijssel is het begrip 'bestaand bebouwd gebied' nader gedefinieerd als: "de gronden die benut kunnen worden voor stedelijke functies op grond van geldende bestemmingsplannen en op grond van voorontwerp-bestemmingsplannen voor zover de provinciale diensten daarover schriftelijk een positief advies hebben uitgebracht in het kader van het vooroverleg".

Toetsing van het initiatief aan artikel 2.1.3 van de Omgevingsverordening Overijssel

In paragraaf 3.1.2 is geconcludeerd dat voldaan wordt aan de Ladder Duurzame Verstedelijking.

In verband hiermee is het voorliggende bestemmingsplan in overeenstemming met artikel 2.1.3 uit de Omgevingsverordening Overijssel.

3.2.4.2 Ontwikkelingsperspectieven

In dit geval zijn vooral de ontwikkelingsperspectieven voor de stedelijke omgeving van belang. In de stedelijke omgeving is de uitdaging om de economische centra bereikbaar te houden en door herstructurering de kwaliteit van de woonomgevingen en bedrijfslocaties te vergroten. Omdat het hier om een beperkte ontwikkeling gaat op een bestaand sportpark binnen de kern van Holten, wordt geconcludeerd dat het bestemmingsplan niet strijdig is met de ontwikkelingsperspectief voor de stedelijke omgeving.

3.2.4.3 Gebiedskenmerken

Op basis van gebiedskenmerken in vier lagen (natuurlijke laag, laag van het agrarisch-cultuurlandschap, stedelijke laag en lust- en leisurelaag) gelden specifieke kwaliteitsvoorwaarden en -opgaven voor ruimtelijke ontwikkelingen. In verband met de ligging in de bebouwde kom, de grootte van het perceel, en het al niet meer aanwezig zijn van kenmerken van de eerste twee lagen, wordt hier niet nader op deze twee lagen ingegaan.

In de stedelijke laag ontstaat de koppeling van de sociale en fysieke dynamiek van de stedelijke functies aan het verbindende netwerk van wegen, paden, spoorwegen en kanalen. Elke stad of dorp bezit zijn eigen karakteristieke ruimtelijke, sociale en functionele opbouw en kwaliteiten. In de stedelijke laag is het niet aangeduid als stedelijk gebied ondanks dat het gebied inmiddels wel deels uitmaakt van de bebouwde kom.

In de lust- en leisurelaag ligt het plangebied deels het in het gebied "donkerte", en wel het deel van de ijsbaan. Dit is een bestaande voorziening. Bij eventuele aanleg van verlichting is het gewenst selectief en gericht hiermee om te gaan.

afbeelding "i_NL.IMRO.1742.BPHW2016002-0401_0014.png"

Afbeelding: lust- en leisurelaag

3.2.5 Conclusie toetsing aan het provinciaal beleid

Geconcludeerd wordt dat het initiatief in overeenstemming is met de uitgangspunten uit het provinciaal beleid zoals genoemd in de Omgevingsvisie Overijssel en is verankerd in de Omgevingsverordening Overijssel.

3.3 Gemeentelijk beleid

3.3.1 Structuurvisie 'Rijssen-Holten 2009-2020'

De structuurvisie voor de gemeente Rijssen-Holten kent een looptijd van ongeveer 10 jaar, tot 2020. De structuurvisie is een visie met een korte termijnplanning, met een actualisatie van het bestaande beleid en met afgestemd nieuw beleid. Daarnaast biedt de structuurvisie tevens een doorkijk naar de langere termijn, om transformaties voor de langere termijn nu al in te kunnen zetten.

Deze structuurvisie is tot stand gekomen op basis van een verkenning van de gemeente en haar beleid. Op basis van de verkenning is een nota van uitgangspunten opgesteld. Op basis van de nota van uitgangspunten zijn verschillende scenario’s geformuleerd en vervolgens een visie met de majeure projecten. Samen hebben de verschillende stappen tot de structuurvisie Rijssen-Holten geleidt. Het doel van deze structuurvisie is het behouden en versterken van de eigen economische kracht van de gemeente Rijssen-Holten, het bundelen van verstedelijking, het veiligstellen van de groene ruimte en het bereiken van een goede ruimtelijke kwaliteit en duurzaamheid.

De ambitie van de gemeente Rijssen-Holten is om haar bovenlokale functie te behouden en vervolgens een kwaliteitsslag te maken. De gemeente wil haar bovenlokale functie voor zichzelf en de omgeving behouden en uitbreiden omdat dat belangrijk is voor de leefbaarheid en het voorzieningenniveau in de gemeente. De inwoners dienen ook trots te zijn op hun gemeente, daarvoor wil de gemeente haar identiteit en samenhang uitbouwen en versterken. Het benutten van gelaagdheid, de economische transformatie, de nadruk op ruimtelijke kwaliteit en duurzaamheid staan centraal.

3.3.2 Visie Heerlijk Holten

De gemeente Rijssen-Holten wil de kern Holten een herkenbaar gezicht geven in het bestaande aanbod van verschillende toeristisch recreatieve activiteiten in de omgeving n daarmee een extra toeristische attractie bieden voor bezoekers aan de regio. Met olten als aantrekkelijk begin- en eindpunt van de het Nationaal Park Sallandse Heuvelrug wordt het toeristisch recreatief product gevarieerder en daarmee wordt het toeristisch recreatief aanbod voor bezoekers aan de regio vergroot.

Holten kiest er voor om bestaande, maar nog te weinig zichtbare elementen uit te bouwen in een helder en herkenbaar profiel. Dit doet de gemeente niet alleen, maar in samenwerking met verschillende partijen die op dit moment al actief zijn in onder andere de toeristische sector, zoals de Holtense recreatieondernemers en de horeca.

De gemeente kiest er voor om gericht te investeren in projecten waarmee de randvoorwaarden ontstaan om particuliere initiatieven uit te dagen verder te investeren en met vernieuwende concepten te komen. De eerste stap daartoe is gezet door het gezamenlijk met toeristische ondernemers, inwoners en het lokale bedrijfsleven vorm te geven aan de visie “Heerlijk Holten”.

Sport en bewegen is een van de manieren waarop de gemeente het aanbod voor bezoeker wil vergroten.

3.3.3 Ontwerp Recreatienota

Het ontwerp van de "Recreatienota Rijssen-Holten, Een nieuwe koers voor 2016-2020" is in oktober voor 4 weken ter inzage gelegd. De huidige recreatienota is op onderdelen nog wel actueel, en is mede daarom een bijlage bij de actualisatie van de recreatienota die de nieuwe koers uitzet voor de periode 2016-2020. Doelstellingen van de ontwerp-Recreatienota zijn:

  • Vergroten van de bekendheid van de ligging van Rijssen-Holten in Oost Nederland
  • Versterken economie en werkgelegenheid
  • Verbeteren ruimtelijke kwaliteit

De doelgroepen waar de gemeente zich mee bezig wil houden zijn Doelgroepen naast ouderen en toeristen ook actieve sportieve recreanten.

Zoals ook aangegeven in de Recreatienota wil de gemeente Rijssen-Holten in 2018 uitverkozen worden tot Fietsgemeente 2018.

Een toename aan buitensporten in de natuur is een van de ontwikkelingen in Nederland. Zowel in Rijssen zijn er mountainbikeroutes waarin geinvesteerd is.

Voor wat betreft de Holterberg zal er de komende periode meer focus zijn op de sportieve groep toeristen en recreanten. Door het relief ook zeer geliefd bij deze doelgroep. Hierop zal worden ingespeeld door verbetering van de routestructuren en het organiseren van passende arrangementen en sportevenementen.

3.3.4 Conclusie

De ontwikkeling van het North Shore Trail betreft een met name sportieve voorziening en past als zodanig zeker in het gemeentelijk beleid. Gebruik door recreanten zou in principe ook passen binnen het gemeentelijk beleid, als voorzien wordt in voldoende parkeerplaatsen.

Hoofdstuk 4 Milieu-aspecten

4.1 Algemeen

Op grond van artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening moet in de toelichting van het bestemmingsplan een beschrijving worden opgenomen van de wijze waarop de milieukwaliteitseisen bij het plan zijn betrokken. Daarbij moet rekening worden gehouden met de geldende wet- en regelgeving en met de vastgestelde (boven)gemeentelijke beleidskaders. Bovendien is een bestemmingsplan vaak een belangrijk middel voor afstemming tussen de milieuaspecten en ruimtelijke ordening.

In dit hoofdstuk worden de resultaten van het onderzoek naar de milieukundige uitvoerbaarheid beschreven. Het betreft de thema's bodemkwaliteit, geluid, luchtkwaliteit, externe veiligheid en milieuzonering.

4.2 Bodem

Volgens artikel 3.1.6 van het Besluit op de ruimtelijke ordening dient in verband met de uitvoerbaar-heid van een plan onderzoek te worden verricht naar de bodemgesteldheid in het plangebied. Er dient bepaald te worden of de aanwezige bodemkwaliteit past bij het toekomstige gebruik van die bodem en of deze aspecten optimaal op elkaar kunnen worden afgestemd.

In 2007 is hier een verkennend bodemonderzoek conform NEN 5740 uitgevoerd door Oranjewoud (rapportage Sportpark 't Vletgoor, d.d. 10-7-2007). Hier zijn geen zware verontreinigingen geconstateerd. In algemene zin kan worden geconcludeerd dat de bovengrond lokaal licht verontreinigd is met o.a. Cadmium. De ondergrond zal naar verwachting niet zijn verontreinigd. Het grondwater zal lokaal ook licht verontreinigd zijn met o.a. Chroom, Nikkel en Cadmium. Geconcludeerd kan worden dat, mede gelet op het aanwezige gebruik (woning) en het feit dat de overige gronden niet zijn of worden gebruikt, de bodemkwaliteit geschikt is voor het beoogde doel (ontwikkeling mountainbikeparcours). Aanvullend bodemonderzoek is niet nodig. Gelet op de lichte verontreinigingen in de bovengrond geniet het de voorkeur de grond voor de aanleg van het parcours op of direct grenzend aan het parcours te verwerken.

Mocht grond (> 50 m3) van elders worden aangevoerd is het Besluit bodemkwaliteit van toepassing en zal de herkomst van deze grond ook bekend moeten zijn en bovendien moet dit minimaal 5 werkdagen voor toepassing gemeld moeten worden bij het meldpunt besluit bodemkwaliteit. (www.meldpuntbodemkwaliteit.nl).

Geconcludeerd wordt dat het aspect bodemkwaliteit geen belemmering vormt voor het plan.

4.3 Geluid

Op basis van artikel 77 van de Wet geluidhinder (Wgh) dient bij vaststelling of herziening van een bestemmingsplan een akoestisch onderzoek te worden ingesteld. Het akoestisch onderzoek bepaalt de geluidsbelasting aan de gevel van de geluidsgevoelige bestemming die vanwege de weg of spoorweg wordt ondervonden. Het onderzoek is wettelijk alleen noodzakelijk als de geluidsgevoelige bestemming binnen de geluidszone van de weg gesitueerd is. In dit geval verdwijnt er een geluidsgevoelige bestemming en komt er geen nieuwe geluidsgevoelige bestemming.

Geconcludeerd wordt dat het aspect geluid geen belemmering vormt voor het plan en dat er geen hogere grenswaardenprocedure hoeft te worden gevolgd.

4.4 Luchtkwaliteit

Op 15 november 2007 is de wijziging van de Wet milieubeheer in werking getreden. Deze wet vervangt het 'Besluit luchtkwaliteit 2005' en is één van de maatregelen die de overheid heeft getroffen om:

  • negatieve effecten op de volksgezondheid als gevolg van te hoge niveaus van luchtverontreiniging aan te pakken.
  • mogelijkheden voor ruimtelijke ontwikkeling te creëren ondanks de overschrijdingen van de Europese grenswaarden voor luchtkwaliteit.


De paragraaf luchtkwaliteit in de Wet milieubeheer voorziet ondermeer in een gebiedsgerichte aanpak van de luchtkwaliteit via het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL). De programma-aanpak zorgt voor een flexibele koppeling tussen ruimtelijke activiteiten en milieugevolgen. Van bepaalde projecten met getalsmatige grenzen is vastgesteld dat deze 'niet in betekenende mate' (NIBM) bijdragen aan de luchtverontreiniging. Deze mogen zonder toetsing aan de grenswaarden voor luchtkwaliteit uitgevoerd worden. Luchtkwaliteitseisen vormen onder de nieuwe 'Wet luchtkwaliteit' geen belemmering voor ruimtelijke ontwikkeling als:

  • er geen sprake is van een feitelijke of dreigende overschrijding van een grenswaarde.
  • een project, al dan niet per saldo, niet tot een verslechtering van de luchtkwaliteit leidt.
  • een project 'niet in betekenende mate' bijdraagt aan de luchtverontreiniging (meer dan 3% ten opzichte van de grenswaarde). Het gaat hier bijvoorbeeld om woningbouwlocaties met één ontsluitingsweg en niet meer dan 1.500 nieuwe woningen, dan wel, in geval van twee ontsluitingswegen met een gelijkmatige verkeersverdeling, netto niet meer dan 3.000 woningen.
  • een project is opgenomen in een regionaal programma van maatregelen of in het NSL, dat in werking is getreden nadat de EU in april 2009 derogatie heeft verleend.

Als aannemelijk kan worden gemaakt dat aan één of meerdere van de bovengenoemde criteria wordt voldaan, kan het project zonder toetsing aan de gestelde grenswaarden voor luchtkwaliteit worden uitgevoerd.

In de Ministeriële regeling 'niet in betekenende mate bijdragen' zijn voor verschillende categorieën van projecten grenzen gesteld aan de projectomvang, waaronder een project met zekerheid NIBM bijdraagt aan de concentraties luchtverontreinigende stoffen in de buitenlucht.

De ontwikkeling valt door de geringe verkeersaantrekkende werking in de categorie NIBM, onderzoek is derhalve niet noodzakelijk.

Het aspect 'luchtkwaliteit' vormt geen belemmering voor de vaststelling van dit bestemmingsplan.

4.5 Externe veiligheid

4.5.1 Algemeen

Externe veiligheid gaat over het beheersen van risico's die ontstaan voor de omgeving bij de productie, de opslag, de verlading, het gebruik en het transport van gevaarlijke stoffen. Sinds 1 januari 2010 moet worden voldaan aan strikte risicogrenzen. Die beperkingen moeten ook in bestemmingsplannen zijn vastgelegd. Een en ander brengt met zich mee dat nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen moeten worden getoetst aan wet- en regelgeving op het gebied van externe veiligheid. Concreet gaat het om risicovolle bedrijven, vervoer gevaarlijke stoffen per weg, spoor en water, en transport gevaarlijke stoffen via buisleidingen.

Op transport gevaarlijke stoffen via buisleidingen is het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) van toepassing.

4.5.2 Het plangebied

Het plangebied bevindt zich niet nabij risicovolle bedrijven. Ook is er geen vervoer van gevaarlijke stoffen per weg, spoor of water, en transport gevaarlijke stoffen via buisleidingen in de omgeving. Met een gebruik voor mountainbikesport en wielerbaan/ijsbaan zal het perceel ook niet aan te merken te zijn als kwetsbare of beperkt kwetsbare object.

Het aspect externe veiligheid vormt geen belemmering voor de planontwikkeling.

4.6 Bedrijven en milieuzonering

4.6.1 Algemeen

Zowel de ruimtelijke ordening als het milieubeleid stellen zich ten doel een goede kwaliteit van het leefmilieu te handhaven en te bevorderen. Dit gebeurt onder andere door milieuzonering. Onder milieuzonering verstaan we het aanbrengen van een voldoende ruimtelijke scheiding tussen milieubelastende bedrijven of inrichtingen enerzijds en milieugevoelige functies als wonen en recreëren anderzijds. De ruimtelijke scheiding bestaat doorgaans uit het aanhouden van een bepaalde afstand tussen milieubelastende en milieugevoelige functies. Die onderlinge afstand moet groter zijn naarmate de milieubelastende functie het milieu sterker belast. Milieuzonering heeft twee doelen:

  • het voorkomen of zoveel mogelijk beperken van hinder en gevaar bij woningen en andere gevoelige functies;
  • het bieden van voldoende zekerheid aan bedrijven dat zij hun activiteiten duurzaam onder aanvaardbare voorwaarden kunnen uitoefenen.

Voor het bepalen van de aan te houden afstanden wordt de VNG-uitgave 'Bedrijven en Milieuzonering' uit 2009 gehanteerd. Deze uitgave bevat een lijst, waarin voor een hele reeks van milieubelastende activiteiten (naar SBI-code gerangschikt) richtafstanden zijn gegeven ten opzichte van milieugevoelige functies. De lijst geeft richtafstanden voor de ruimtelijk relevante milieuaspecten geur, stof, geluid en gevaar. De grootste van de vier richtafstanden is bepalend voor de indeling van een milieubelastende activiteit in een milieucategorie en daarmee ook voor de uiteindelijke richtafstand. De richtafstandenlijst gaat uit van gemiddeld moderne bedrijven. Indien bekend is welke activiteiten concreet zullen worden uitgeoefend, kan gemotiveerd worden uitgegaan van de daadwerkelijk te verwachten milieubelasting, in plaats van de richtafstanden. De afstanden worden gemeten tussen enerzijds de grens van de bestemming die de milieubelastende functie(s) toelaat en anderzijds de uiterste situering van de gevel van een milieugevoelige functie die op grond van het bestemmingsplan mogelijk is.

4.6.2 Het plangebied

Het perceel is voor een groot gedeelte omgeven door sportvelden. De mountainbikesport, ijsbaan en omliggende sportvelden zijn qua mogelijke milieueffecten en milieugevoeligheid vergelijkbaar. Het zijn geen functies waarvoor in verband met milieugevoeligheid milieuzonering moet worden toegepast.

Aan de westzijde van de provinciale weg bevindt zich bedrijventerrein Vletgaarsmaten. Aan deze kant van het bedrijventerrein is de Handelsweg gelegen. Het geldende bestemmingsplan voor dit gebied is "Bedrijventerrein Holten". Op basis van dit bestemmingsplan kunnen zich, aan de zijde van het plangebied, bedrijven van categorie 3.2 vestigen. De milieuzonering is afgestemd op de huidige woning aan de Dorperdijk 7. Voor de nieuwe bestemming is dit niet meer nodig. Dit is geen functie waar milieuzonering van omliggende functies op hoeft te worden afgestemd.

Het aspect 'bedrijven en milieuzonering' vormt geen belemmering voor het bestemmingsplan.

Hoofdstuk 5 Overige planologische aspecten

5.1 Flora en fauna

Bij bescherming in het kader van de natuur wet- en regelgeving is onderscheid te maken in gebieds- en soortenbescherming. Bij gebiedsbescherming heeft men te maken met de Natuurbeschermingswet en de Ecologische Hoofdstructuur. Soortenbescherming komt voort uit de Flora- en faunawet.

Door AvecoDeBondt is een quickscan flora en fauna uitgevoerd (juli 2016). De quickscan wordt als bijlage bij de plantoelichting gevoegd. De resultaten van dit onderzoek worden hieronder beschreven.

Het bestemmingsplan wordt na 1 januari 2017 vastgesteld. Dan is de nieuwe Natuurwet in werking getreden. De wijzigingen in de soortenlijsten met beschermde soorten hebben echter geen invloed op de voorkomende beschermde soorten die in het plangebied zijn gevonden.

5.1.1 Gebiedsbescherming

In het kader van gebiedsbescherming is gekeken of de toekomstige ontwikkelingen leiden tot negatieve effecten op beschermde natuurgebieden. Er is gekeken naar de effecten op gebieden beschermd middels de Natuurbeschermingswet 1998 (NB-wet) en het Natuurnetwerk Nederland (NNN).

Het projectgebied ligt op meer dan 900 meter afstand van een gebied beschermd in het kader van de NB-wet of de EHS. Op basis van deze afstand, geïsoleerde ligging in intensief gebruikte omgeving en de afwezigheid van een directe relatie / verbinding met een Natura 2000-gebied of EHS, zijn geen negatieve effecten te verwachten als gevolg van realisatie van de voorgenomen plannen rond de ijsbaan de Dorperdijk 7 te Holten. De plannen leiden niet tot (significante) aantasting van instandhoudingsdoelstellingen van Natura 2000-gebieden of van kernkwaliteiten van de EHS.

Een vergunning in het kader van de Natuurbeschermingswet 1998 is dan ook niet nodig. Een ‘nee-tenzij’ toets in het kader van de NNN is niet nodig.

5.1.2 Soortenbescherming

Wat betreft de soortenbescherming biedt tot 1 januari 2017 de Flora- en faunawet het relevante wettelijk kader. Hierin wordt onder andere de bescherming van dier- en plantensoorten geregeld. Bij ruimtelijke ontwikkelingen dient te worden getoetst of sprake is van negatieve effecten op de aanwezige natuurwaarden. Het bestemmingsplan wordt na 1 januari 2017 vastgesteld. Dan is de nieuwe wet Natuurbescherming in werking getreden. In het onderstaande is toetsing aan de Flora- en faunawet beschreven. De wijzigingen in de soortenlijsten met beschermde soorten hebben echter geen invloed op de voorkomende beschermde soorten die in het plangebied zijn gevonden.

Het merendeel van de soorten die in het projectgebied kunnen voorkomen, zijn beschermd volgens het lichte beschermingsregime van de Flora- en faunawet (tabel 1), zoals de bruine kikker, gewone pad, egel, (spits)muizen, konijn en mol. Voor deze soorten geldt dat als het plan leidt tot aantasting van vaste rust- en verblijfplaatsen en leefgebieden er geen ontheffing noodzakelijk is. Aantasting van verblijfplaatsen en leefgebieden van deze soorten is mogelijk op basis van een vrijstelling, zonder dat er sprake is van procedurele consequenties. Wel is het noodzakelijk dat men rekening houdt met de zorgplicht; dit betekent onder andere zo veel mogelijk werken buiten het kwetsbare seizoen en gefaseerd werken zodat dieren de kans krijgen te vluchten.

Een aantal van de soorten die in de omgeving voorkomen is strikter beschermd (tabel 2 en 3). In het bos achter de bebouwing aan de Dorperdijk 7 te Holten bevinden zich een groep eekhoorns en kunnen nesten van deze dieren aanwezig zijn. Met de ingebruikname van het bos worden mogelijk verblijfplaatsen van eekhoorns aangetast, dit is ontheffingplichtig in het kader van de Flora- en faunawet. Leefgebieden van overige strikt beschermde soorten worden niet verwacht in het projectgebied.

Bij lichtmasten is het zaak te kijken of verstrooiing van het licht voorkomen kan worden.

Alle vogelsoorten zijn tijdens het broeden strikt beschermd. De werkzaamheden die uitgevoerd worden tijdens het broedseizoen kunnen leiden tot verstoring van broedgevallen van algemene soorten zoals meerkoet, houtduif, merel, enz. Geadviseerd wordt de werkzaamheden uit te voeren of te starten buiten het broedseizoen.

Naar aanleiding van de quick scan flora en fauna is onderzoek ingesteld naar de aanwezigheid van de eekhoorns in het bos en de hoeveelheid nesten die zich hier bevinden. Resultaten van het nader onderzoek naar vleermuizen zal bij vaststelling mee worden gewogen.

Geconcludeerd kan worden dat flora en fauna geen belemmering is voor het bestemmingsplan. Resultaten van het nader onderzoek naar vleermuizen zal bij vaststelling mee worden gewogen.

5.2 Cultuurhistorie en archeologie

5.2.1 Cultuurhistorie

In het plangebied komen twee gebouwen voor: een voormalige boerderij en een bijbehorend bijgebouw. Deze gebouwen hebben geen grote cultuurhistorische waarde. Mogelijk kan het bijgebouw in de nieuwe situatie worden hergebruikt. Dit zou wel de ruimtelijke kwaliteit van het gebied ten goede komen.

5.2.2 Archeologie

Het plangebied ligt in een gebied met voor een deel een hoge archeologische verwachting en voor een deel een middelhoge archeologische verwachting. Bij de hoge archeologische verwachting geldt bij een oppervlak van meer dan 100 m2 nieuwe bebouwing een onderzoeksplicht. Bij de middelhoge archeologische verwachting is de drempelwaarde 250 m2. De hoeveelheid nieuwe bebouwing ten gevolge van het plan is minder dan 100 m2. Daarmee is archeologisch onderzoek niet nodig voor het bouwen.

Naast bouwen zal de grond op 1 of meer plekken worden opgehoogd ten behoeve van het North Shore Trail. De ophoging zorgt echter niet voor verstoring van de bodem waarmee archeologische resten in gevaar komen.

Geconcludeerd kan worden dat er geen aanleiding is tot archeologische onderzoek voor het bestemmingsplan. Het aspect archeologie is geen belemmering voor het plan. Wel zullen de geldende dubbelbestemmingen worden overgenomen in het nieuwe plan.

5.3 Waterhuishouding

5.3.1 Waterbeleid

Europees en rijksbeleid

De Europese Kaderrichtlijn Water (2000/60/EG) is op 22 december 2000 in werking getreden en is bedoeld om in alle Europese wateren de waterkwaliteit chemisch en ecologisch verder te verbeteren. De Kaderrichtlijn Water omvat regelgeving ter bescherming van het binnenlandse oppervlaktewater, overgangswateren (waaronder estuaria worden verstaan), kustwateren en grondwater. Streefdatum voor het bereiken van gewenste waterkwaliteit is 2015. Eventueel kan er, mits goed onderbouwd, uitstel (derogatie) verleend worden tot uiteindelijk 2027. Voor het uitwerken van de doelstellingen worden op (deel)stroomgebied plannen opgesteld. In deze (deel)stroomgebiedbeheersplannen staan de ambities en maatregelen beschreven voor de verschillende (deel)stroomgebieden. Met name de ecologische ambities worden op het niveau van de deelstroomgebieden bepaald.


Rijksbeleid

Het 2e Nationaal Waterplan (NWP2) beschrijft de hoofdlijnen, principes en richting van het nationale waterbeleid in de periode 2016-2021, met een vooruitblik richting 2050. Het plan bevat de hoofdlijnen van het nationaal waterbeleid en de daartoe behorende aspecten van het ruimtelijk beleid. Het plan is bindend voor het Rijk. Het Rijk vraagt andere overheden het plan te vertalen in hun beleidsplannen.

Het plan gaat onder meer over waterveiligheid en waterkwaliteit. Voor wat betreft ruimtelijk beleid wordt het van belang geacht water en ruimte beter te verbinden, zodat het een goed op het ander aansluit of, beter nog, elkaar versterkt. Bij ruimtelijke opgaven is het belangrijk vroegtijdig rekening te houden met wateropgaven en de veerkracht van watersystemen.


Provinciaal beleid

In de Omgevingsvisie Overijssel 2009 wordt ruim aandacht besteed aan de wateraspecten. De ambities zijn, naast de uitvoering van de Kaderrichtlijn Water, gericht op de verbetering van de kwaliteit van de kleinere wateren, de veiligheid, de grondwaterbescherming, bestrijding van wateroverlast, de kwantiteit en kwaliteit van grond- en oppervlakte water en waterbeleving zowel in de groene ruimte als stedelijk gebied.

De watertoets is het aangewezen instrument om expliciet aan te geven welke wateraspecten in het geding zijn bij een ruimtelijk plan, wat de gevolgen van het betreffende bestemmingsplan zijn voor het watersysteem en welke maatregelen worden genomen om deze gevolgen het hoofd te bieden. Hierbij gaat het niet alleen om waterveiligheid, maar ook om grondwaterbescherming en wateroverlast. In ieder geval verdienen de volgende aspecten aandacht, zowel bij de keuze als bij de inrichting van de locatie:

  • Veiligheid: behouden en vergroten van de veerkracht. Met veerkracht bedoelen we het vermogen van het watersysteem om extreme situaties met veel neerslag het hoofd te bieden door voldoende bergings- en afvoermogelijkheden, zodat overstroming of ongewenste inundatie niet optreden;
  • Grondwaterbescherming;
  • Kwantitatieve gevolgen voor grond- en oppervlaktewater;
  • Kwalitatieve gevolgen voor grond- en oppervlaktewater;
  • Compensatie negatieve gevolgen.

Beleid waterschap

Het gebied valt onder Waterschap Rijn en IJssel. Het beleid is neergelegd in het Waterbeheerplan 2016-2021. Uitgangspunt is dat het water zoveel mogelijk binnen een plangebied wordt vastgehouden en dat relatief schoon water ook relatief schoon blijft. Daarbij geldt dat het regenwater, dat op verharde oppervlaktes valt en schoon genoeg is (zoals van gevels en daken), zoveel mogelijk wordt vastgehouden of wordt geborgen.


Beleid gemeente

De "Watervisie Rijssen-Holten" (2009) geeft voor het grondgebied van Rijssen-Holten sturing aan het (ruimtelijke) waterbeleid van zowel de gemeente als de waterschappen. Voor het gehele gemeentelijk grondgebied is, op hoofdlijnen, een visie opgesteld. De visie is meer uitgewerkt voor de stedelijke kern Rijssen en zijn omgeving en de kern Holten en zijn omgeving. De Watervisie is richtinggevend voor meer operationele planvormen, zoals de ruimtelijke plannen (structuurvisies, bestemmingsplannen) en het (verbreed) gemeentelijk rioleringsplan (vGRP).

De gemeente Rijssen-Holten heeft daarnaast vanuit haar rol als rioleringbeheerder beleid opgesteld ten aanzien van riolering. Op gemeentelijk niveau zijn het in overleg met de Waterschappen opgestelde gemeentelijk Waterplan en het gemeentelijk Rioleringsplan van belang bij het afwegen van waterbelangen in ruimtelijke plannen. Naar aanleiding van de wateroverlast van 2002 en 2003 heeft de gemeente het beleid geformuleerd dat in geval van inbreidingslocaties het water in het gebied moet blijven. Dit houdt in dat het hemelwater op de locatie geïnfiltreerd moet worden.

Het uitgangspunt bij het ruimtelijke plannen is dat per m2 afvoerend verhard oppervlak 30 mm statische berging gerealiseerd wordt. Wanneer er op locatie geen mogelijkheid is tot het vasthouden en infiltreren van 30 mm per m2, dan zorgt de gemeente tegen vergoeding elders in de omgeving voor compensatie.

5.3.2 Waterparagraaf

De ijsbaan is een bestaande voorziening waar op dit moment geen relevante wijzigingen worden voorzien. Bij de planontwikkeling van de North Shore neemt de verharding nauwelijks toe, of misschien zelfs af. Op het perceels is in ieder geval voldoende ruimte om hemelwater vast te houden en te infiltreren.

Hoofdstuk 6 Juridische aspecten en planverantwoording

6.1 Inleiding

In de Wet ruimtelijke ordening (Wro) die op 1 juli 2008 in werking is getreden, is de verplichting opgenomen om ruimtelijke plannen en besluiten digitaal vast te stellen. De digitaliseringsverplichting geldt vanaf 1 januari 2010. Sinds 1 juli 2013 geldt de Standaard voor vergelijkbare bestemmingsplannen 2012 (SVBP2012). De Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2012 maakt het mogelijk bestemmingsplannen te maken die op vergelijkbare wijze zijn opgebouwd en op een zelfde manier worden verbeeld. Vergelijkbare bestemmingsplannen leiden tot een betere dienstverlening en tot een effectievere en efficiëntere overheid. De SVBP geeft normen voor de opbouw van de planregels en voor de digitale verbeelding van het bestemmingsplan. Dit bestemmingsplan is opgesteld conform de normen van de SVBP2012.

Het juridisch bindend gedeelte van het bestemmingsplan bestaat uit planregels en bijbehorende verbeelding waarop de bestemmingen zijn aangegeven. Deze verbeelding kan zowel digitaal als analoog worden verbeeld. De verbeelding en de planregels dienen in samenhang te worden bekeken.

De regels zijn onderverdeeld in vier hoofdstukken:

  • 1. Inleidende regels (begripsbepalingen en wijze van meten);
  • 2. Bestemmingsregels;
  • 3. Algemene regels (o.a. afwijkingen);
  • 4. Overgangs- en slotregels.

6.2 Verantwoording van de regels

Kenmerk van de Nederlandse ruimtelijke ordeningsregelgeving is dat er uitgegaan wordt van toelatingsplanologie. Een bestemmingsplan geeft aan welke functies waar zijn toegestaan en welke bebouwing mag worden opgericht. Bij het opstellen van dit bestemmingsplan worden keuzes gemaakt over welke functies waar worden mogelijk gemaakt en is gekeken welke bebouwing stedenbouwkundig toegestaan kan worden. De planregels zijn gebaseerd op het bestemmingsplan voor Sportpark Vletgoor.

Bestemming Sport

Op deze gronden is primair de beoefening van sporten toegestaan. De regels regelen onder meer het de maximaal toegestane bouwhoogten van verschillende bouwwerken. Om de bebouwing compact te houden zijn bouwvlakken gegeven. De bouwwerken dienen te worden gebouwd binnen het bouwvlak. Er wordt gewerkt met een bebouwingspercentage (zoals aangegeven op de verbeelding) in combinatie met een groter bouwvlak om zo flexibiliteit te houden.

Om ophogingen ten behoeve van het mountainbiken toe te staan is hier een aanduiding voor opgenomen, waarmee is geregeld dat deze ophogingen alleen binnen deze aanduiding zijn toegestaan.
Dubbelbestemmingen voor archeologie

Dubbelbestemmingen zijn op de verbeelding aangegeven gebieden waar naast de eigenlijke bestemming een specifiek belang geldt. Het gaat in dit plan om dubbelbestemmingen met betrekking tot archeologie.

Een dubbelbestemming houdt meestal een beperking van de gebruiks- en/of bouwmogelijkheden van de onderliggende bestemming(en) in, vanwege het specifieke belang welke het beoogt te beschermen. Bij deze dubbelbestemmingen is een omgevingsvergunningenstelsel opgenomen voor het uitvoeren van bepaalde werken. De dubbelbestemmingen zijn overgenomen van het vigerend bestemmingsplan.

Hoofdstuk 7 Economische uitvoerbaarheid

De gemeente is eigenaar van de gronden om de Dorperdijk 7. Verwervingskosten zijn niet aan de orde. De plankosten komen voor rekening van de gemeente. Verhuur van de locatie als North Shore Trail zorgt voor baten voor de gemeente. Voor de realisatie zijn geen gemeentelijke investeringen benodigd. De Stichting Mountainbike Holten heeft middelen om het terrein te ontwikkelen als North Shore Trail, aangezien dit niet afhankelijk is van grote investeringen. De financiële haalbaarheid is hiermee voldoende aangetoond. De Ijsclub De Noordpool is en blijft eigenaar van het perceel bij de Dorperdijk 5, hier is geen ontwikkeling waarvan de economische uitvoerbaarheid aangetoond moet worden.

De gemeenteraad stelt een exploitatieplan vast voor gronden waarop een bij algemene maatregel van
bestuur aangewezen bouwplan is voorgenomen en waar sprake is van een kostenverhaal. Omdat de gemeente zelf eigenaar van de grond bij de Dorperdijk 7 is en blijft, is kostenverhaal niet aan de orde. Een exploitatieplan kan daarom achterwege blijven.

Hoofdstuk 8 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

8.1 Inspraak

Gelet op de perifere ligging en de schaal van de ontwikkeling wordt afgezien van terinzagelegging van een voorontwerpbestemmingsplan.

8.2 Vooroverleg

De 'uitzonderingenlijst vooroverleg ruimtelijke plannen' van de provincie Overijssel bevat categorieën van gevallen waarvoor geen vooroverleg met de provincie is benodigd. Sportvoorzieningen binnen de bebouwde kom vallen daar ook onder (brief d.d. 27/7/2016). Er zijn geen provinciale belangen aan de orde. Vooroverleg met de provincie kan dus achterwege blijven.

Gelet op het kleinschalige karakter van de ontwikkeling en de ligging in de bebouwde kom, is vooroverleg met andere instanties ook niet nodig.

8.3 Zienswijzen

Mochten er tijdens de terinzagelegging van het ontwerpplan zienswijzen binnenkomen dan worden deze door de gemeenteraad bij de vaststelling van het bestemmingsplan afgewogen.