direct naar inhoud van Regels
Plan: Rijssen Centrum, Wierdensestraat 44
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1742.BPRC2020002-0401

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

plan

het bestemmingsplan Rijssen Centrum, Wierdensestraat 44 met identificatienummer NL.IMRO.1742.BPRC2020002-0401 van de gemeente Rijssen-Holten;

de verbeelding

de analoge en digitale voorstelling van de in het bestemmingsplan opgenomen digitale ruimtelijke informatie, bestaande uit de kaart NL.IMRO.1742.BPRC2020002-0401;

Bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.1742.BPRC2020002-0401 met de bijbehorende regels en eventuele bijlagen;

aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

afwijken van de bouwregels en/of van de gebruiksregels

een afwijking als bedoeld in artikel 2.12 lid 1 sub a, Wabo;

archeologische waarden

de in de plantoelichting beschreven of genoemde sporen van menselijke activiteiten in het verleden, die vanwege hun zeldzaamheid en/of vanwege hun betekenis voor archeologisch onderzoek in aanmerking komen voor behoud, bescherming en - zo mogelijk - herstel en/of bijzonder beheer;

bebouwing

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;

bedrijfswoning

een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bestemd voor (het huishouden van) een persoon wiens huisvesting daarin, gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein, noodzakelijk is;

bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;

bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;

bouwwerk

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct, hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

bruto vloeroppervlak

de totale bebouwde oppervlakte van de detailhandelsvestiging, inclusief kantine, magazijn- en kantoorruimte en met inbegrip van kelderruimten;

detailhandel

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan degenen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;

gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

hoofdgebouw

een gebouw, dat op een bouwperceel door zijn indeling of afmetingen als het belangrijkste bouwwerk valt aan te merken;

horecabedrijf

een bedrijf waar hoofdzakelijk dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse worden verstrekt en/of waarin logies wordt verstrekt, zoals bijvoorbeeld een café, restaurant, hotel, pension, en naar de aard en openingstijden daarmee gelijk te stellen bedrijven, een en ander al dan niet in combinatie met een vermaaksfunctie met uitzondering van een erotisch getinte vermaaksfunctie;

nadere eis

een nadere eis als bedoeld in artikel 3.6 eerste lid onder d van de Wet ruimtelijke ordening;

netto vloeroppervlak

het voor het publiek toegankelijke deel van de detailhandelsvestiging die is bestemd als verkoop- en uitstallingsruimte, exclusief kantine, magazijn- en kantoorruimte;

omgevingsvergunning

een vergunning als bedoeld in artikel 2.1 lid 1, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;

omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

een vergunning als bedoeld in artikel 2.1 lid 1 sub b van de Wabo;

prostitutiebedrijf

een gebouw, voer- of vaartuig, dan wel enig gedeelte daarvan, geheel of gedeeltelijk bestemd, dan wel in gebruik voor het daar uitoefenen van prostitutie; prostitutie is het tegen betaling hebben van sexuele omgang met anderen op een naar buiten toe kenbare wijze;

sex- en/of pornobedrijf

een inrichting bestemd voor het doen plaatsvinden van voorstellingen en/of vertoningen van erotische aard en/of pornografische aard. Onder sex en/of pornobedrijf wordt mede begrepen:

  • a. sexbioscoop:

een inrichting, bestemd voor het doen plaatsvinden van film- en/of videovoorstellingen van erotische en/of pornografische aard;

  • b. sexclub:

een inrichting, bestemd voor het doen plaatsvinden van vertoningen van erotische aard en/of pornografische aard;

  • c. sexautomaat:

een inrichting, bestemd voor het door middel van automaten doen plaatsvinden van films- en/of videovoorstellingen van erotische en/of pornografische aard;

  • d. sexwinkel:

een ruimte, bestemd voor het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen uitstalling ten verkoop, verkopen en/of leveren van sexartikelen aan de uiteindelijke verbruiker of gebruiker;

Staat van Bedrijfsactiviteiten

Een van het bestemmingsplan deel uitmakende lijst van bedrijven en instellingen;

wijziging

Een wijziging als bedoeld in artikel 3.6 eerste lid onder a van de Wet ruimtelijke ordening;

woning

een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden;

Artikel 2 Wijze van meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

de oppervlakte van een bouwwerk

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk. Bij balkons, luifels en overstekende daken die geen ondergeschikte bouwdelen zijn wordt een fictieve gevel neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;

de inhoud van een bouwwerk

Tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

de bouwhoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk geen gebouwen zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, gevelversieringen, ventilatiekanalen en andere installaties, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen, mits de overschrijding van de bouwhoogte niet meer dan 1,5 meter bedraagt.

de goothoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot c.q. de druiplijn, het boeibord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;

Bij het berekenen van de goothoogte worden ondergeschikte bouwonderdelen als dakkappellen en doorlopende gevels buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van de goothoogte niet meer dan 3 m bedraagt en de breedte van een doorlopende gevel maximaal 4 m mag zijn.

afstand tot de zijdelingse bouwperceelsgrens

Tussen de zijdelingse grenzen van een bouwperceel en een bepaald punt van het op dat bouwperceel voorkomend (hoofd)gebouw, waar die afstand het kortst is;

ondergeschikte bouwdelen

Bij het meten worden ondergeschikte bouwdelen, als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, balkons, en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouwvlak- of bestemmingsgrenzen niet meer dan 0,5 m bedraagt.

peil

  • a. Voor gebouwen waarvan de hoofdtoegang onmiddellijk aan een weg of pad grenst: de bouwhoogte van die weg of dat pad ter plaatse van de hoofdtoegang;
  • b. In andere gevallen: de gemiddelde bouwhoogte van het aansluitende, afgewerkte terrein ter plaatse.

Maatvoering

lle maten zijn tenzij anders aangegeven:

  • a. voor lengten in meters (m);
  • b. voor oppervlakten in vierkante meters (m²);
  • c. voor inhoudsmaten in kubieke meters (m³);
  • d. voor verhoudingen in procenten (%);
  • e. voor hoeken/hellingen in graden

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Horeca

3.1 bestemmingsomschrijving

De voor Horeca aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. horeca, overeenkomstig categorie 1, 2 en 3, vermeld in de bij deze regels behorende Bijlage 2 Categorie-indeling horecabedrijven' met dien verstande dat het bruto vloeroppervlak per horecavestiging niet meer mag bedragen dan 350 m2;
  • b. wonen;

een en ander met bijbehorende bebouwing, (on)bebouwde terreinen en overige voorzieningen ten behoeve van de bestemming.

3.2 bouwregels

De bebouwing dient te voldoen aan de volgende regels:

  • a. de gebouwen mogen uitsluitend binnen de bouwvlakken worden gebouwd, met dien verstande dat vrijstaande (bedrijfs-)woningen niet zijn toegestaan;
  • b. het aantal woningen mag niet meer bedragen dan is aangeduid ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden';
  • c. de bouwhoogte van gebouwen mag maximaal 11 m bedragen;
  • d. gebouwen dienen te worden georiënteerd op, en de etalages en/of hoofdingang te worden gesitueerd ter plaatse van, de aanduiding 'gevellijn', voor zover deze aanduiding is opgenomen;
  • e. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag maximaal 2 m bedragen.
3.3 specifieke gebruiksregels

Onder strijdig gebruik met deze bestemming wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijving, waaronder in elk geval wordt begrepen: het gebruik van de gronden en bouwwerken als horecabedrijven in de vorm van bar-dancings, nachtclubs en discotheken.

3.4 afwijken van de gebruiksregels

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in:

  • a. artikel 3.1 voor het gebruik van de gronden binnen de bestemming ten behoeve van detailhandel, mits de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken niet onevenredig worden aangetast;
  • b. artikel 3.1 onder a ten aanzien van het bruto vloeroppervlak per horecavestiging teneinde dit met 10% te vergroten.

Artikel 4 Verkeer

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor ontsluitingsgebied alsmede bijbehorende parkeer- en groenvoorzieningen en bouwwerken.

4.2 Bouwregels

De bebouwing dient te voldoen aan de volgende regels:

  • a. gebouwen mogen niet worden gebouwd;de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag maximaal 5 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zoals lichtmasten en verwijsborden maximaal 8 m mag bedragen.

4.3 Specifieke gebruiksregels

Onder strijdig gebruik met deze bestemming wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijving, waaronder in elk geval wordt begrepen het gebruik van de gronden en bouwwerken voor het stallen / parkeren van voertuigen ten dienste van voertuig-intensieve bedrijven, zoals garagebedrijven en taxibedrijven, handel/reparatie van auto's; motorfietsen, benzineservicestations, vervoersbedrijven, verhuur/verkoop van transportmiddelen, waaronder wordt begrepen het stallen / parkeren van voertuigen van personeel.

Artikel 5 Waarde - Hoge archeologische verwachting

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Waarde - Hoge archeologische verwachting' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor de bescherming van de aan de grond eigen zijnde archeologische waarden.

5.2 Bouwregels

In afwijking van het bepaalde bij de andere daar voorkomende bestemmingen, mogen geen nieuwe gebouwen worden gebouwd bij ingrepen dieper dan 0,5 meter en met een oppervlakte van meer dan 100 m2 en de oppervlakte van bestaande gebouwen mag niet worden vergroot met een oppervlakte van meer dan 100 m2 .

5.3 Afwijken van de bouwregels
5.3.1 Omgevingsvergunningplicht

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 5.2 voor het bouwen overeenkomstig de andere daar voorkomende bestemmingen, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de archeologische waarden van het gebied.

5.3.2 Advies deskundige

Alvorens het bevoegd gezag beslist over een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 5.3.1 wint het bevoegd gezag schriftelijk advies in bij een archeologisch deskundige omtrent de vraag of door het verlenen van de omgevingsvergunning archeologische waarden (kunnen) worden aangetast, en welke voorschriften aan de omgevingsvergunning moeten worden verbonden.

5.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
5.4.1 Omgevingsvergunningplichtige werken

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning op de in artikel 5.1 bedoelde gronden de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het ontgronden, vergraven, afgraven, egaliseren, diepploegen, woelen en mengen en ophogen van gronden;
  • b. het aanleggen, verbreden en verharden van wegen, paden, banen, parkeervoorzieningen en andere oppervlakteverhardingen;
  • c. het aanleggen, verdiepen, verbreden en dempen van sloten, watergangen en overige waterpartijen en het aanbrengen van drainage;
  • d. het aanleggen van ondergrondse of bovengrondse transport-, energie- en/of communicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties en apparatuur;
  • e. het aanbrengen of verwijderen van diepwortelende beplantingen, het bebossen van gronden en het rooien van bos of andere houtgewassen waarbij de stobben worden verwijderd;
  • f. het scheuren van grasland.

5.4.2 Advies deskundige

Alvorens het bevoegd gezag beslist over een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 5.4.1 wint het bevoegd gezag schriftelijk advies in bij een archeologisch deskundige omtrent de vraag of door het verlenen van de omgevingsvergunning archeologische waarden (kunnen) worden aangetast, en welke voorschriften aan de omgevingsvergunning moeten worden verbonden.

5.4.3 Uitzonderingen

Geen omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 5.4.1 is nodig voor:

  • a. werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden die het normale onderhoud, gebruik en beheer betreffen, mits de gronden niet dieper dan 0,5 m worden geroerd;
  • b. werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden die op het moment van het van kracht worden van het plan in uitvoering zijn of uitgevoerd kunnen worden op grond van een voor dat tijdstip aangevraagde dan wel verleende omgevingsvergunning;
  • c. werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden als onderdeel van een ingreep in de bodem met een oppervlakte van maximaal 100 m2;
  • d. werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden waarvoor een vergunning ingevolge de Erfgoedwet nodig is.

5.5 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen voor:

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 6 Anti-dubbeltelbepaling

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 7 Algemene gebruiksregels

7.1 Algemeen

Onder strijdig gebruik in de zin van artikel 2.1, eerste lid, onder c van de Wabo wordt in ieder geval begrepen; het gebruiken, het te doen of te laten gebruiken of in gebruik te geven van bebouwde en onbebouwde gronden ten behoeve van:

  • a. een stort- en/of opslagplaats van aan het gebruik onttrokken goederen en materialen, anders dan als tijdelijke opslag ten behoeve van het normale gebruik en onderhoud;
  • b. stalling- en/of opslagplaats van een of meer aan het gebruik onttrokken machines, voer-, vaar- of vliegtuigen, met uitzondering van een zodanig gebruik voor het normale op de bestemming gerichte gebruik of onderhoud;
  • c. een seksinrichting of prostitutiebedrijf;

op een wijze of tot een doel, strijdig met de in het plan aan de grond gegeven bestemmingen, tenzij voor dit afwijkende gebruik op grond van de regels in dit plan een omgevingsvergunning is verleend.

7.2 Parkeren auto's en fietsen, laden en lossen
  • a. Een omgevingsvergunning voor het bouwen of gebruiken van gronden, zoals toegestaan op grond van de onderliggende ruimtelijke plannen, waarbij sprake is van een parkeerbehoefte, wordt niet eerder verleend dan nadat in voldoende mate is voorzien in parkeergelegenheid voor auto's en fietsen, overeenkomstig de geldende parkeernormen. Voor de geldende parkeernormen zie Bijlage 3.
  • b. Een omgevingsvergunning voor het bouwen of gebruiken van gronden, zoals toegestaan op grond van de onderliggende ruimtelijke plannen, waarbij sprake is van een behoefte aan ruimte voor het laden en lossen van goederen, wordt niet eerder verleend dan nadat in voldoende mate is voorzien in ruimte voor het laden en lossen van goederen, overeenkomstig de in Bijlage 3 opgenomen Parkeernormen Rijssen-Holten.
  • c. indien de beleidsregels uit Bijlage 3 gedurende de planperiode worden gewijzigd, dient rekening te worden gehouden met deze wijziging.

7.3 Afwijking

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning en overeenkomstig de in Bijlage 3 opgenomen Parkeernormen Rijssen-Holten afwijken van het bepaalde in artikel 7.2 onder a en b inzake de eis dat in voldoende parkeergelegenheid voor auto's en fietsen en ruimte voor laden en lossen moet worden voorzien, mits in dat geval sprake is van een integrale afweging en daarmee een ander, zwaarder wegend belang wordt gediend en dit niet leidt tot een onevenredige aantasting van de kwaliteit van de openbare ruimte.

7.4 Strijdig gebruik

Tot een strijdig gebruik wordt in ieder geval gerekend:

het gebruik van gronden en bouwwerken met een parkeerbehoefte dan wel een behoefte aan ruimte voor het laden en lossen van goederen zonder dat hierin in voldoende mate is voorzien overeenkomstig de geldende parkeernormen. Voor de geldende parkeernormen zie; Bijlage 3 Parkeernormen Rijssen- Holten.

Artikel 8 Algemene afwijkingsregels

8.1

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van de regels van het plan ten behoeve van:

  • a. het oprichten van bouwwerken van openbaar nut, in de vorm van een transformatorhuisje, een telefooncel, een abri en een gebouwtjes ten behoeve van de telecommunicatie, mits de oppervlakte van het gebouw niet groter is dan 20 m2 en de bouwhoogte niet meer bedraagt dan 3 m;
  • b. het overschrijden van de bouwgrenzen tot een maximum van 3 m, mits de opzet van het plan gehandhaafd blijft;
  • c. het oprichten van masten ten behoeve van een centraal antennesysteem en van zendinstallaties tot een maximale bouwhoogte van 25 m;
  • d. het plaatsen en geplaatst houden van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, in verband met de inzameling van afval dan wel goederen die na bewerking voor hergebruik in aanmerking komen zoals glas, papier, kleding en dergelijke, mits de situering geen afbreuk doet aan de verkeersveiligheid, landschappelijke, stedenbouwkundige en/of cultuurhistorische waarden.
8.2

Het verlenen van een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 8.1 sub a is niet mogelijk voor het bouwen van gasdrukregel- en gasdrukmeetstations met een grotere inhoud dan 8 m3 en van verkooppunten voor motorbrandstoffen.

Artikel 9 Algemene procedureregels

9.1

Een beslissing omtrent het stellen van nadere eisen wordt niet genomen dan nadat belanghebbenden gedurende 2 weken in de gelegenheid zijn gesteld bij het College van burgemeester en wethouders schriftelijke bedenkingen naar voren te brengen tegen het stellen van nadere eisen.

9.2

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ten behoeve van een goede ruimtelijke ontwikkeling nadere eisen te stellen met betrekking tot de situering van gebouwen en verkeersvoorzieningen zoals in- en uitritten teneinde te voorkomen dat:

  • a. blijvende onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende terreinen en;
  • b. verkeersonveilige situaties ontstaan.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 10 Overgangsrecht

10.1 overgangsrecht bouwwerken
10.1.1

Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,

  • a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
  • b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
10.1.2

Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde in artikel 10.1.1 een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in artikel 10.1.1 met maximaal 10%.

10.1.3

Artikel 10.1.1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

10.2 overgangsrecht gebruik
10.2.1

Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.

10.2.2

Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in artikel 10.2.1, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.

10.2.3

Indien het gebruik, bedoeld in artikel 10.2.1, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

10.2.4

Artikel 10.2.1 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 11 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan Rijssen Centrum, Wierdensestraat 44.

Aldus vastgesteld in de raadsvergadering van…………….

De voorzitter, De griffier,

……………… …………..