direct naar inhoud van 5.1 Flora en fauna
Plan: Wonen Rijssen, sportpark de Koerbelt
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1742.BPRW2010002-0401

5.1 Flora en fauna

Bescherming in het kader van de natuur wet- en regelgeving is op te delen in gebieds- en soortenbescherming. Bij gebiedsbescherming heeft men te maken met de Natuurbeschermingswet en de Ecologische Hoofdstructuur. Soortenbescherming komt voort uit de Flora- en faunawet.

5.1.1 Gebiedsbescherming

Natuurgebieden of andere gebieden die belangrijk zijn voor flora en fauna kunnen op basis van de Europese Vogelrichtlijn en Habitatrichtlijn (Natura2000) worden aangemerkt als speciale beschermingszones (SBZ’s).

Op 1 oktober 2005 is de gewijzigde Natuurbeschermingswet 1998 in werking getreden. Vanaf dat moment heeft Nederland de Europese Vogelrichtlijn en Habitatrichtlijn in nationale wetgeving verankerd. Nederland zal aan de hand van een vergunningenstelsel de zorgvuldige afweging waarborgen rond projecten die gevolgen kunnen hebben voor Natura 2000-gebieden. Deze vergunningen worden verleend door de provincies of door de Minister van LNV.

Het plangebied is gelegen in de nabijheid van Natura 2000-gebied 'Borkeld' en grenst aan de Ecologische Hoofdstructuur (EHS). Eelerwoude B.V. uit Goor heeft een Flora & Fauna onderzoek uitgevoerd waarbij ook ingegaan wordt op het Natura 2000-gebied 'Borkeld' en de EHS. Dit onderzoek is opgenomen in Bijlage 2 van deze toelichting.

5.1.1.1 Natura 2000-gebied 'Borkeld'

De Groene kruisbossen grenzen aan het Natura 2000-gebied Borkeld. De Borkeld maakt deel uit van het stuwwallencomplex tussen Rijssen en Lochem. Het ligt ten zuidoosten van de Sallandse Heuvelrug. Het gebied is gevarieerd vanwege de geleidelijke overgangen tussen hoog en laag, droog en nat en tussen diverse bodemtypen. De uitgebreide struwelen van jeneverbes zijn de belangrijkste reden om de Borkeld aan te wijzen als Natura 2000-gebied. De vegetatie bestaat aan de randen van het gebied uit deze jeneverbesstruiken, uit heide en uit bos. In het centrale deel ligt een voormalig hoogveen dat nu vergrast en enigszins verbost is. Ten westen hiervan komt een strook met vergraste natte heide voor, dat overgaat een groter droog heidegebied. Het leemkuilengebied is deels vergraven en deels onvergraven. Hierdoor bestaat het uit een kleinschalig patroon van heischrale graslanden en natte heide, omgeven door bos. In figuur 5.1. is de ligging van het sportpark t.o.v. het Natura 2000-gebied Borkeld weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.1742.BPRW2010002-0401_0012.png"

Figuur 5.1. Ligging plangebied t.o.v. EHS (Bron: Ministerie van LNV)

De voorgenomen werkzaamheden in het projectgebied geen significante effecten op de wezenlijke waarden en kenmerken van het Natura 2000-gebied de Borkeld.

5.1.1.2 Ecologische hoofdstructuur

Aan de zuidzijde van het plangebied ligt een groot bosgebied met enkele kleine heideveldjes. Dit gebied (Groene kruisbossen) is aangewezen als EHS-gebied. Een deel van dit gebied is ingedeeld als park. In figuur 5.2. is de ligging van het sportpark t.o.v. de EHS weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.1742.BPRW2010002-0401_0013.png"

Figuur 5.2. Ligging plangebied t.o.v. EHS (Bron: Ministerie van LNV)

Er zijn alleen tijdelijk verstorende effecten te verwachten op fauna binnen het EHS-gebied ten zuiden van de locatie. De verstoring zal plaats kunnen vinden door geluid. Echter het projectgebied is in de huidige situatie ook al druk bezocht door mensen, waardoor de toename in geluidsverstoring tijdens de werkzaamheden beperkt zal zijn. Er zal geen sprake zijn van een toename van verlichting; in de huidige situatie staan diverse lichtmasten op de locatie die zorgen voor een sterke verlichting.

In het EHS-gebied zelf vinden geen ingrepen plaats. Het grondgebruik alsmede de waterhuishoudkundige situatie blijven ongewijzigd. Geconcludeerd wordt dat de voorgenomen werkzaamheden in het projectgebied geen significante effecten hebben op de wezenlijke waarden en kenmerken van de EHS ten zuiden van het projectgebied.

5.1.2 Flora & Fauna

Wat betreft de soortbescherming is de Flora- en Faunawet van toepassing. Hierin wordt onder andere de bescherming van dier- en plantensoorten geregeld. Bij ruimtelijke ontwikkelingen dient te worden getoetst of er sprake is van negatieve effecten op de aanwezige natuurwaarden. Als hiervan sprake is, moet ontheffing of vrijstelling worden gevraagd.

5.1.2.1 Vogels

In het projectgebied broeden diverse vogelsoorten waaronder spreeuw, koolmees, pimpelmees, merel en zanglijster. Omdat het verstoren van broedende vogels verboden is door de Flora- en faunawet, moeten werkzaamheden als het slopen van panden buiten het broedseizoen worden uitgevoerd Het broedseizoen ligt voor de meeste soorten tussen maart en medio juli.

5.1.2.2 Vleermuizen

In het plangebied komen waarschijnlijk meerdere soorten vleermuizen voor. Het merendeel van de vleermuizen zal het plangebied gebruiken als foerageergebied of als vliegroute tussen de verblijfplaats en een foerageergebied. Met de voorgenomen ruimtelijke ontwikkelingen zijn geen negatieve effecten te verwachten op vliegroutes en foerageergebied. Wel is het mogelijk dat bij de sloop van gebouwen (tribune en kleedkamers) vaste rust- en verblijfplaatsen van vleermuizen verwijderd/vernietigd worden. Hier zijn mogelijk negatieve effecten te verwachten op gebouwbewonende vleermuizen. Het verwijderen/ verstoren van een vaste rust- en verblijfplaats is ontheffingsplichtig. Om een betere effectenbepaling uit te kunnen voeren en om vast te kunnen stellen of een ontheffing moet worden aangevraagd, is nader onderzoek naar het gebruik van het plangebied door vleermuizen noodzakelijk. Het onderzoek zal zich voornamelijk moeten richten op het vaststellen van vaste verblijfplaatsen in de te slopen hoofdtribune en kleedkamers.

Naar aanleiding hiervan heeft de BOA van de gemeente Rijssen-Holten een proces-verbaal van bevinding opgesteld naar aanleiding van een uitgevoerd onderzoek. Uit zijn onderzoek is niet vast komen te staan de gedeeltelijke sloopwerkzaamheden en verbouwingnadelige gevolgen kunnen veroorzaken aan flora en fauna. Het proces verbaal van bevinding is opgenomen in Bijlage 3 van deze toelichting.

5.1.2.3 Overige zoogdieren (grondgebonden)

Eekhoorn en steenmarter (tabel 2)

Met de ruimtelijke ontwikkelingen worden geen vaste rust- en verblijfplaatsen van steenmarter en eekhoorn verwijderd of verstoord. Voor zowel eekhoorn als steenmarter geldt dat het plangebied onderdeel uit kan maken van het foerageergebied. Het projectgebied blijft, ook na inrichting, onderdeel van hun leefgebied. Negatieve effecten op de aanwezige populatie eekhoorns en steenmarters worden niet verwacht, aangezien het leefgebied van deze soorten niet wordt verkleind. Daarnaast zijn beide soorten erg mobiel, passen ze zich gemakkelijk aan en zijn er voldoende alternatieven in de directe omgeving aanwezig.

Overigens wordt benadrukt dat rekening wordt gehouden met de in artikel 2 van de Flora- en faunawet opgenomen zorgplichtbepaling.

Op grond van artikel 2, lid 1 neemt een ieder voldoende zorg in acht voor de in het wild levende dieren en planten, evenals voor hun directe leefomgeving. In artikel 2, lid 2 is bepaald dat de zorg, bedoeld in het eerste lid, in ieder geval inhoudt dat een ieder die weet of redelijkerwijs kan vermoeden dat door zijn handelen of nalaten nadelige gevolgen voor flora of fauna kunnen worden veroorzaakt, verplicht is dergelijk handelen achterwege te laten voorzover zulks in redelijkheid kan worden gevergd, dan wel alle maatregelen te nemen die redelijkerwijs van hem kunnen worden gevergd teneinde die gevolgen te voorkomen of, voorzover die gevolgen niet kunnen worden voorkomen, deze zoveel mogelijk te beperken of ongedaan te maken). De zorgplicht geldt altijd en voor alle planten en dieren, of ze beschermd zijn of niet, en in het geval dat ze beschermd zijn ook als er ontheffing of vrijstelling is verleend.