direct naar inhoud van 4.1 Milieu
Plan: Wonen Rijssen, tennispark Het Opbroek
Status: ontwerp
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1742.BPRW2013001-0301

4.1 Milieu

4.1.1 Bodem

In het kader van een bestemmingsplan dient aangetoond te worden dat de kwaliteit van de bodem en het grondwater in het plangebied in overeenstemming zijn met het beoogde gebruik. Dit is geregeld in de Wet Bodembescherming. De bodemkwaliteit kan namelijk van invloed zijn op de beoogde functie van het plangebied. Indien sprake is van een functiewijziging zal er in veel gevallen een bodemonderzoek moeten worden uitgevoerd op de planlocatie. Middels dit onderzoek kan in beeld worden gebracht of de bodemkwaliteit en de beoogde functie van het plangebied bij elkaar passen.

Planspecifiek

Gezien het voormalige en historische gebruik als weilanden is het de verwachting is dat er geen verontreinigingen worden aangetroffen, behoudens de natuurlijke verhogingen die gebruikelijk zijn in de omgeving. In het kader van voorliggend bestemmingsplan is geen verder bodemonderzoek nodig.

Het bestemmingsplan is op dit punt uitvoerbaar.

4.1.2 Lucht

In de Wet Milieubeheer gaat paragraaf 5.2 over luchtkwaliteit. Deze paragraaf vervangt het Besluit Luchtkwaliteit 2005 en staat ook wel bekend als de 'Wet luchtkwaliteit'. De Wet luchtkwaliteit introduceert het onderscheid tussen 'kleine' en 'grote' projecten. Kleine projecten dragen 'niet in betekenende mate' (NIBM) bij aan de verslechtering van de luchtkwaliteit. Een paar honderd grote projecten dragen juist wel 'in betekenende mate' bij aan de verslechtering van de luchtkwaliteit. Het gaat hierbij vooral om bedrijventerreinen en infrastructuur (wegen).

Wat het begrip 'in betekenende mate' precies inhoudt, staat in de algemene maatregel van bestuur 'Niet in betekenende mate bijdragen' (Besluit NIBM). Op hoofdlijnen komt het erop neer dat 'grote' projecten die jaarlijks meer dan 3 procent bijdragen aan de jaargemiddelde norm voor fijn stof en stikstofdioxide (1,2 microgram per m3) een 'betekenend' negatief effect hebben op de luchtkwaliteit. 'Kleine' projecten die minder dan 3 procent bijdragen, kunnen doorgaan zonder toetsing. Dat betekent bijvoorbeeld dat lokale overheden een woonwijk van minder dan 1.500 huizen niet hoeven te toetsen aan de normen voor luchtkwaliteit. Deze kwantitatieve vertaling naar verschillende functies is neergelegd in de Regeling 'niet in betekenende mate bijdragen'.

Planspecifiek

Ten aanzien van de bijdrage aan luchtkwaliteit kan worden geconcludeerd dat het voorliggend bestemmingsplan 'niet in betekenende mate' bijdraagt aan de verslechtering van de luchtkwaliteit. Uit de NIBM-tool volgt dat er dagelijks iets meer dan 1750 extra voertuigbewegingen van personenauto's en motoren nodig zijn, voordat de grenswaarden worden overschreden en de bijdrage van het extra verkeer mogelijk 'in betekenende mate' is. Gezien het aantal leden van tennisvereniging De Mors zal een dergelijk aantal echter geenszins aan de orde zijn. Ook is het aantal overige gebruikers van het terrein verwaarloosbaar. Nader onderzoek vanwege overschrijding van de grenswaarden wordt dan ook niet noodzakelijk geacht.

Het aspect luchtkwaliteit vormt geen belemmering voor voorliggend bestemmingsplan.

4.1.3 Geluid

De mate waarin het geluid, het woonmilieu mag belasten, is geregeld in de Wet geluidhinder (Wgh). De kern van de wet is dat geluidsgevoelige objecten worden beschermd tegen geluidhinder uit de omgeving. In de Wgh worden de volgende objecten beschermd (artikel 1 Wgh):

  • woningen;
  • geluidsgevoelige terreinen (terreinen die behoren bij andere gezondheidszorggebouwen dan categorale en academische ziekenhuizen, verpleeghuizen, woonwagenstandplaatsen);
  • andere geluidsgevoelige gebouwen, waaronder onderwijsgebouwen, ziekenhuizen en verpleeghuizen, andere gezondheidszorggebouwen dan ziekenhuizen en verpleeghuizen die zijn aangegeven in artikel 1.2 van het Besluit geluidhinder (Bgh):
    • 1. een verzorgingstehuis;
    • 2. een psychiatrische inrichting;
    • 3. een kinderdagverblijf.


Het beschermen van deze geluidsgevoelige objecten gebeurt aan de hand van vastgestelde zoneringen. De belangrijkste geluidsbronnen die in de Wet geluidhinder worden geregeld, zijn: industrielawaai, wegverkeerslawaai en spoorweglawaai. Verder gaat deze wet onder meer ook in op geluidwerende voorzieningen en geluidbelastingkaarten en actieplannen.

Planspecifiek

Gebouwen voor sportvoorzieningen worden niet beschouwd als geluidsgevoelige objecten in de zin van de Wet geluidhinder. In het kader van dit bestemmingsplan hoeft daarom niet aan het bepaalde in de Wgh te worden getoetst.

Een sportpark en een kantine zijn daarentegen wel functies, die geluidsbelasting tot gevolg hebben en zo mogelijk hinder kunnen veroorzaken voor andere geluidsgevoelige objecten, zoals nabijgelegen woningen. Omdat dit aspect niet onder de Wgh valt, maar onder de Wet milieubeheer, wordt het behandeld in de navolgende paragraaf 'Milieuzonering'.

4.1.4 Milieuzonering

Het aspect bedrijven en milieuzonering gaat in op de invloed die bedrijven kunnen hebben op hun omgeving. Deze invloed is afhankelijk van de afstand tussen een gevoelige bestemming en de bedrijvigheid. Milieugevoelige bestemmingen zijn gebouwen en terreinen die naar hun aard bestemd zijn voor het verblijf van personen gedurende de dag of nacht of een gedeelte daarvan (bijvoorbeeld woningen). Daarnaast kunnen ook landelijke gebieden en/of andere landschappen belangrijk zijn bij een zonering tot andere, minder gevoelige, functies zoals bedrijven.
Bij een ruimtelijke ontwikkeling kan sprake zijn van al aanwezige bedrijvigheid en van nieuwe bedrijvigheid. Milieuzonering zorgt er voor dat nieuwe bedrijven een juiste plek in de nabijheid van de gevoelige functie krijgen en dat de (nieuwe) gevoelige functie op een verantwoorde afstand van bedrijven komen te staan. Doel hiervan is het waarborgen van de veiligheid en het garanderen van de continuïteit van de bedrijven als ook een goed klimaat voor de gevoelige functie.

Milieuzonering beperkt zich tot milieuaspecten met een ruimtelijke dimensie zoals: geluid, geur, gevaar en stof. De mate waarin de milieuaspecten gelden en waaraan de milieucontour wordt vastgesteld, is voor elk type bedrijvigheid verschillend. De 'Vereniging van Nederlandse Gemeenten' (VNG) geeft sinds 1986 de publicatie 'Bedrijven en Milieuzonering' uit. In deze publicatie is een lijst opgenomen, met daarin de minimale richtafstanden tussen een gevoelige bestemming en bedrijven. Indien van deze richtafstanden afgeweken wordt dient een nadere motivatie gegeven te worden waarom dat wordt gedaan.

Het belang van milieuzonering wordt steeds groter aangezien functiemenging steeds vaker voorkomt. Hierbij is het motto: 'scheiden waar het moet, mengen waar het kan'. Het scheiden van milieubelastende en milieugevoelige bestemmingen dient twee doelen:

  • het reeds in het ruimtelijk spoor voorkomen of zoveel mogelijk beperken van hinder en gevaar bij gevoelige bestemmingen;
  • het bieden van voldoende zekerheid aan de milieubelastende activiteiten (bijvoorbeeld bedrijven) zodat zij de activiteiten duurzaam, en binnen aanvaardbare voorwaarden, kunnen uitoefenen.

Planspecifiek

Relatie met omliggende woningen: licht

Ter beoordeling van de mogelijke hinder van de tennisaccommodatie voor omliggende woningen kan gebruik worden gemaakt van de milieuzonering zoals deze volgt uit de Handreiking 'Bedrijven en Milieuzonering'. Op grond hiervan zijn sportvelden met verlichting te beschouwen als een milieuhinderlijke activiteit. Een dergelijke activiteit valt in categorie 3.1, met een bijbehorende richtafstand van 50 meter ten opzichte van een 'rustige woonwijk'. De, vanuit de tennisbanen gezien, dichtstbij gelegen woningen en het aangrenzende gebied kunnen milieutechnisch echter worden beschouwd als 'gemengd gebied' in plaats van als rustige woonwijk. Deze woningen liggen immers aan de zuidzijde naast het bedrijventerrein aan de Enterstraat terwijl aan de noordzijde, aan Opbroekweg nummer 61, een woning direct naast de scholengemeenschap gelegen is.

Ten opzichte van een gemengd gebied geldt voor sportvelden een richtafstand van 30 meter. Aangezien aan deze richtafstand wordt voldaan, is er ter plaatse van de woningen sprake van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat.

Relatie met omliggende woningen: geluid

Het geluid dat redelijkerwijs kan ontstaan, is afkomstig van de tennisspelers, bezoekers van het clubgebouw en het (relatief kleine) parkeerterrein. Het menselijk stemgeluid is in het kader van de Wet milieubeheer expliciet uitgesloten. Menselijk stemgeluid kan echter wel van betekenis zijn voor de afweging van een goede ruimtelijke ordening.

Het tennispark wordt dusdanig opgezet dat de geluidproducerende sportactiviteiten en het clubgebouw zich op minstens 30 meter van omliggende woningen bevinden. Aan de zijde van de Opbroekweg bevindt zich op nummer 61 een burgerwoning. De ontsluiting van het tennispark bevindt zich hiertegenover. Gelet op het gespreide gebruik en de geringe omvang van dit parkeerterrein wordt overlast als gevolg van het parkeerterrein onwaarschijnlijk geacht.

Relatie met omliggende veehouderijen: geur

Het nieuwe clubgebouw op het tennispark wordt aangemerkt als geurgevoelig. Om te beoordelen of er sprake is van een aanvaardbaar leefklimaat in dit gebouw wordt verwezen naar geuronderzoek, uitgevoerd op basis van de Wet geurhinder en veehouderij (Wgv), voor de ontwikkeling van woningbouw in Opbroek (i.c. bestemmingsplan het Opbroek fase 1). Op basis van deze onderzoeken kan worden geconstateerd dat de contour met de waarde van 3 odour van de dichtstbij gelegen veehouderij aan de Oosterhofweg 125, niet over het plangebied is gelegen. Het betreft hier de voorgrondbelasting welke, zoals blijkt uit de onderzoeken, tenminste de helft van de achtergrondbelasting vormt. Uit de handreiking behorende bij de Wgv volgt dan dat in die situatie de voorgrondbelasting bepalend is voor het leefklimaat. Hieruit volgt dat ter plaatse van het nieuwe clubgebouw geen sprake is van onaanvaardbare geurhinder.

afbeelding "i_NL.IMRO.1742.BPRW2013001-0301_0015.png"

Ligging van de odourcontouren van de veehouderij aan Oosterhofweg 125 (bron: bestemmingsplan Het Opbroek fase 1). In rood het plangebied van voorliggend bestemmingsplan

Rondom het plangebied zijn meerdere burgerwoningen gelegen. De nieuwe tennisaccommodatie vormt daardoor geen belemmering voor agrarische bedrijven in de omgeving omdat bestaande burgerwoningen in alle gevallen dichterbij zijn gelegen.

Conclusie

Gelet op het vorenstaande doorkruist het aspect milieuzonering de uitvoerbaarheid van dit bestemmingsplan niet.

4.1.5 Externe veiligheid

Externe veiligheid gaat over de beheersing van activiteiten met gevaarlijke stoffen. Die activiteiten kunnen bestaan uit het opslaan, verwerken of transporteren van gevaarlijke stoffen. Deze activiteiten kunnen een risico veroorzaken voor de leefomgeving. Daarnaast worden de risico's van het opstijgen en landen op vliegvelden ook onder het thema externe veiligheid gevangen. De risico's worden uitgedrukt in twee risicomaten; het plaatsgebonden (hierna: PR) en het groepsrisico (hierna: GR).

Voor de beoordeling van een ruimtelijk plan moet voor externe veiligheid worden vastgesteld of dit plan is gelegen binnen het invloedsgebied van een inrichting die valt onder het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi). Daarnaast wordt gekeken of het plan ligt binnen het invloedsgebied van de transportroute (weg, spoor, water of buisleiding) waarover gevaarlijke stoffen (o.a. LPG en benzine) worden vervoerd.

Planspecifiek

In het kader van de planontwikkeling van de wijk Opbroek als geheel is er een onderzoek uitgevoerd naar de externe veiligheid in het gebied. Ten oosten van het plangebied is een aardgastransportleiding gelegen, waarvan de ligging op de bijgevoegde kaart te zien is.

afbeelding "i_NL.IMRO.1742.BPRW2013001-0301_0016.png" Kaartbeeld met ligging gasleiding ten opzichte van het plangebied (rood omcirkeld) (bron: onderzoek externe veiligheid Grontmij)

De genoemde aardgastransportleiding heeft een invloedsgebied (1% letaliteitgrens) van 45 meter. Het plangebied ligt op ruim 300 meter afstand van de buis. De buis heeft daarmee geen invloed op het plangebied en een nader onderzoek is, gezien deze ruime afstand, niet noodzakelijk.

Naast de genoemde aardgastransportleiding zijn er in de directe nabijheid van het plangebied geen inrichtingen, transportassen of buisleidingen aanwezig die relevant zijn wat betreft het aspect externe veiligheid. Vanuit externe veiligheid zijn er geen belemmeringen voor dit bestemmingsplan.