direct naar inhoud van 6.1 Algemeen
Plan: Wonen Rijssen, tennispark Het Opbroek
Status: ontwerp
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1742.BPRW2013001-0301

6.1 Algemeen

Bij de voorbereiding van een bestemmingsplan dient op grond van artikel 3.1.1 Bro overleg te worden gepleegd met het waterschap en die diensten van provincie en Rijk, die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of de behartiging van belangen welke in het plan in het geding zijn. Hiertoe wordt gebruikelijk een voorontwerpbestemmingsplan ter beoordeling toegezonden. Veelal wordt dit voorontwerp gelijktijdig ter inzage gelegd voor inspraak conform de gemeentelijke inspraakverordening. Voor voorliggend bestemmingsplan geldt echter dat er reeds voor het starten van de bestemmingsplanprocedure afstemming is gezocht met het waterschap ten aanzien van het inrichtingsplan en waterberging. Daarnaast is het bestemmingsplan ter beoordeling toegezonden aan de provincie Overijssel en akkoord bevonden. Voor omwonenden geldt dat zij over voorliggend bestemmingsplan zijn geïnformeerd op een informatieavond. Gelet op deze overwegingen is er in dit geval voor gekozen het bestemmingsplan niet als voorontwerp ter inzage te leggen maar het plan direct als ontwerp in procedure te brengen.

Het ontwerpbestemmingsplan dient ingevolge artikel 3.8 Wro overeenkomstig afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) gedurende 6 weken ter visie te worden gelegd. Hierbij is er de mogelijkheid voor een ieder om zienswijzen in te dienen op het plan. Na beantwoording van eventueel ingekomen zienswijzen en (gewijzigde) vaststelling door de raad wordt het vaststellingsbesluit bekend gemaakt. Het bestemmingsplan ligt na bekendmaking wederom 6 weken ter visie. Gedurende deze termijn is er de mogelijkheid beroep in te dienen bij de Afdeling bestuursrechtspraak Raad van State. Het bestemmingsplan treedt vervolgens daags na afloop van de tervisielegging in werking als er geen beroep is ingesteld. Is er wel beroep ingesteld dan treedt het bestemmingsplan ook in werking, tenzij naast het indienen van een beroepschrift ook om een voorlopige voorziening is gevraagd. De schorsing van de inwerkingtreding eindigt indien de voorlopige voorziening wordt afgewezen. De procedure eindigt met het besluit van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.