direct naar inhoud van Regels
Plan: Wonen Rijssen, Koninginneweg 26
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1742.BPRW2018002-0401

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan:

Het bestemmingsplan Wonen Rijssen, Koninginneweg 26 met identificatienummer NL.IMRO.1742.BPRW2018002-0401 van de gemeente Rijssen-Holten.

1.2 bestemmingsplan:

De geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.

1.3 aanduiding:

Een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.4 aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.5 bebouwing:

een of meer gebouwen en/of bouwwerken.

1.6 bebouwingspercentage:

een in de regels of op de verbeelding aangegeven percentage dat de grootte van het gedeelte van het bouwvlak of bouwperceel aangeeft, dat ten hoogste mag worden bebouwd, tenzij in de regels anders is bepaald.

1.7 bestaande:
  • 1. het gebruik dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan binnen het betreffende bouwperceel aanwezig is en/of bebouwing die op dat tijdstip aanwezig of in uitvoering is, dan wel kan worden gebouwd krachtens een omgevingsvergunning;
  • 2. het onder 1 bedoelde geldt niet voorzover sprake was van strijd met het voorheen geldende bestemmingsplan, de voorheen geldende Beheersverordening, daaronder mede begrepen het overgangsrecht van het bestemmingsplan of de Beheersverordening, of een andere planologische toestemming.
1.8 bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak.

1.9 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.10 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.

1.11 bouwgrens:

de grens van een bouwvlak.

1.12 bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.13 bouwperceelgrens:

de grens van een bouwperceel.

1.14 bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten.

1.15 bouwwerk:

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.

1.16 detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ter verkoop, verkopen en/of leveren van goederen aan degenen die deze goederen kopen voor gebruik en/of verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van bedrijfs- of beroepsactiviteiten.

1.17 gebouw:

elk bouwwerk dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.18 hoofdgebouw:

gebouw, of gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer gebouwen op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is.

1.19 overkapping:

een bouwwerk in de vorm van een constructie bestaande uit maximaal drie wanden waarvan maximaal twee tot de constructie zelf behoren.

1.20 peil:
  • a. voor gebouwen waarvan de hoofdingang onmiddellijk aan een weg of pad grenst: de hoogte van die weg of dat pad ter plaatse van de hoofdtoegang;
  • b. in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende, afgewerkte terrein ter plaatse.
1.21 risicovolle inrichting:

een inrichting, waarvoor op grond van het Besluit externe veiligheid inrichtingen een grenswaarde, richtwaarde voor het risico c.q. een risicoafstand moet worden aangehouden bij het in het bestemmingsplan toelaten van kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten.

1.22 seksinrichting:

een inrichting, bestaande uit één of meer voor publiek toegankelijke, besloten ruimten, waarin bedrijfsmatig of op een daarmee vergelijkbare wijze seksuele handelingen worden verricht; onder een hiervoor bedoelde inrichting wordt in elk geval verstaan een bordeel.

1.23 woning:

een (gedeelte van een) gebouw dat dient voor de huisvesting van één huishouden, zijnde de samenlevingsvorm van één gezin of een met een gezin gelijk te stellen samenlevingsverband, waaronder mede wordt begrepen de inwoning van één ander huishouden met eigen voorzieningen.

Artikel 2 Wijze van meten

2.1 Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

  • a. dakhelling:

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;

  • b. de goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot c.q. de druiplijn, het boeibord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;

  • c. de inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

  • d. de bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, liftschachten, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

  • e. de oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;

  • f. afstand tot de zijdelingse bouwperceelgrens:

tussen de zijdelingse grens van het bouwperceel en een bepaald punt van het bouwwerk, waar die afstand het kortst is.

2.2 Ondergeschikte bouwdelen

Bij het meten worden ondergeschikte bouwdelen, als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding niet meer dan 0,75 m bedraagt.

2.3 Maatvoering

Alle maten zijn tenzij anders aangegeven:

  • a. voor lengten in meters (m);
  • b. voor oppervlakten in vierkante meters (m²);
  • c. voor inhoudsmaten in kubieke meters (m³);
  • d. voor verhoudingen in procenten (%);
  • e. voor hoeken/hellingen in graden (º).

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Groen

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. groenvoorzieningen en water;
  • b. incidentele parkeervoorzieningen;
  • c. voet- en fietspaden, alsmede toegangspaden en inritten;
  • d. speelvoorzieningen;
  • e. openbare nutsvoorzieningen;

met dien verstande dat:

  • f. onder water worden de doeleinden voor afvoer, tijdelijke berging en infiltratie van hemelwater begrepen.

3.2 Bouwregels
3.2.1 gebouwen

Het bouwen van gebouwen is niet toegestaan.

3.2.2 bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van speelvoorzieningen mag niet meer dan 6 m bedragen;
  • b. de bouwhoogte van de lichtmasten mag niet meer dan 8 m bedragen;
  • a. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, niet zijnde overkappingen, mag niet meer dan 3 m bedragen.

Artikel 4 Maatschappelijk

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. (sociaal-)medische instellingen;
  • b. sociaal-culturele instellingen;

een en ander met bijbehorende;

  • c. groenvoorzieningen en water;
  • d. verkeers- en parkeervoorzieningen;
  • e. ondergeschikte detailhandel en horeca ten dienste van deze voorzieningen;

met dien verstande dat:

  • f. in de bestemming inrichtingen als bedoeld in artikel 1 juncto artikel 40 van de Wet geluidhinder en risicovolle inrichtingen niet zijn begrepen.

4.2 Bouwregels
4.2.1 gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. de gebouwen worden gebouwd binnen het bouwvlak;
  • b. het maximum bebouwingspercentage van het bouwvlak mag per bouwvlak 100 % bedragen;
  • c. de bouwhoogte bedraagt ten hoogste 10 m, behalve ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)'.
4.2.2 bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt voor de voorgevel ten hoogste 1 m en daarachter ten hoogste 2 m;
  • b. de hoogte van vlaggenmasten bedraagt ten hoogste 6 m;
  • c. de bouwhoogte van speelvoorzieningen mag niet meer dan 6 m bedragen;
  • d. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 3 m bedragen.

4.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen met het oog op het voorkomen van een onevenredige aantasting van:

  • a. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
  • b. het bebouwingsbeeld;
  • c. de verkeersveiligheid;
  • d. de verschijningsvorm van karakteristieke panden;

nadere eisen stellen aan de plaats en bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

Artikel 5 Verkeer - Verblijf

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer - Verblijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wegen met een functie voor de ontsluiting van aanliggende gronden;
  • b. pleinen en parkeerterreinen;
  • c. groen- en speelvoorzieningen en water;
  • d. fiets- en voetpaden;
  • e. openbare nutsvoorzieningen;
  • f. garageboxen;

met dien verstande dat:

  • g. in de bestemming de bij het wegverkeer gebruikelijke voorzieningen, zoals bermbeplanting, voorzieningen voor voetgangers en fietsers, bushaltes en dergelijke, zijn begrepen;
  • h. de bestemming, afgezien van een plaatselijke verbreding of versmalling of aanleg van verkeers(veiligheids)voorzieningen zoals een rotonde, niet voorziet in een wijziging van het aantal rijbanen;
  • i. onder water de doeleinden voor afvoer, tijdelijke berging en infiltratie van hemelwater worden begrepen.

5.2 Bouwregels
5.2.1 gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen ten behoeve van wegen en openbare nutsvoorzieningen gelden de volgende regels:

  • a. de inhoud per gebouw mag niet meer dan 20 m³ bedragen, dan wel de bestaande inhoud, indien deze meer bedraagt;
  • b. de bouwhoogte mag niet meer dan 3 m bedragen.
5.2.2 bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van de bouwwerken mag niet meer dan 3 m bedragen;
  • b. de bouwhoogte van de lichtmasten mag niet meer dan 8 m bedragen;
  • c. de bouwhoogte van speelvoorzieningen bedraagt ten hoogste 4 m.
5.2.3 garageboxen

Voor het bouwen van garageboxen gelden de volgende regels:

  • a. de maximale oppervlakte van een garagebox bedraagt 20 m²;
  • b. de bouwhoogte van een garagebox mag niet meer dan 3,5 m bedragen, dan wel de bestaande bouwhoogte indien deze meer bedraagt.

5.3 Specifieke gebruiksregels

Onder strijdig gebruik met deze bestemming wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijving, waaronder in elk geval wordt begrepen het gebruik van de gronden en bouwwerken voor het stallen / parkeren van voertuigen ten dienste van voertuig-intensieve bedrijven, zoals garagebedrijven en taxibedrijven, handel/reparatie van auto’s; motorfietsen, benzineservicestations, vervoersbedrijven, verhuur/verkoop van transportmiddelen, waaronder wordt begrepen het stallen / parkeren van voertuigen van personeel.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 6 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 7 Algemene gebruiksregels

Onder strijdig gebruik wordt in elk geval begrepen:

  • a. het gebruik van de onbebouwde grond als stort- en/of opslagplaats van aan het gebruik onttrokken goederen en materialen, anders dan als tijdelijke opslag ten behoeve van het normale gebruik en onderhoud;
  • b. het gebruik of het laten gebruiken van gronden als stalling- en/of opslagplaats van een of meer aan het gebruik onttrokken machines, voer-, vaar- of vliegtuigen, met uitzondering van een zodanig gebruik voor het normale op de bestemming gerichte gebruik of onderhoud;
  • c. het gebruik van gronden en bebouwing als of ten behoeve van een seksinrichting of prostitutiebedrijf.

Artikel 8 Algemene afwijkingsregels

8.1 Afwijkingsbevoegdheid

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken:

  • a. ten behoeve van het bouwen van niet voor bewoning bestemde bouwwerken, zoals kunstwerken, nutsvoorzieningen, fietsenstallingen, wachthuisjes, telefooncellen, bewaarplaatsen van huisvuilcontainers, uitgezonderd verkooppunten voor motorbrandstoffen, waarvan de oppervlakte niet meer dan 30 m² en de bouwhoogte niet meer dan 3 m mag bedragen;
  • b. indien en voorzover afwijkingen ten aanzien van de ligging van bouw- en aanduidingsgrenzen, mits die afwijkingen ten opzichte van hetgeen is aangegeven niet meer dan 5 m bedragen;
  • c. ten behoeve van het bouwen van antennemasten tot een bouwhoogte van 20 m.

8.2 Afwegingskader

De onder 8.1 bedoelde omgevingsvergunningen mogen niet leiden tot een onevenredige aantasting van:

  • a. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. de stedenbouwkundige structuur;
  • c. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en/of bouwwerken;
  • d. de verkeersveiligheid;
  • e. de fysieke veiligheid.
  • f. landschappelijke en natuurlijke waarden;
  • g. de milieusituatie;
  • h. de externe veiligheid.

Artikel 9 Algemene wijzigingsregels

9.1 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen inzake de ligging van bestemmingsgrenzen, mits die wijziging ten opzichte van de bestaande bestemmingsgrenzen niet meer dan 5 m bedragen. Aan het wijzigingsplan mogen dubbelbestemmingen, bouwvlakken, maatvoeringen en gebieds- bouw- en functieaanduidingen worden toegevoegd.

9.2 Afwegingskader

De onder 9.1 bedoelde wijzigingsplannen mogen niet leiden tot een onevenredige aantasting van:

  • a. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. de stedenbouwkundige structuur;
  • c. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en/of bouwwerken;
  • d. de verkeersveiligheid;
  • e. de fysieke veiligheid.
  • f. landschappelijke en natuurlijke waarden;
  • g. de milieusituatie;
  • h. de externe veiligheid.

Artikel 10 Overige regels

10.1 Afstemmingsregel welstand

Voorzover de regels in het bestemmingsplan met betrekking tot:

  • a. de voorgeschreven goothoogte en bouwhoogte;
  • b. de plaatsing op het bouwperceel;

ruimte bieden voor verschillende mogelijkheden voor het realiseren van gebouwen, is deze ruimte tevens bedoeld voor het kunnen stellen van voorwaarden op basis van de in artikel 12a van de Woningwet aangegeven welstandscriteria, mits:

    • 1. de goot- en bouwhoogte van gebouwen met niet meer dan 15% afwijken van de toegestane goot- en bouwhoogte;
    • 2. de binnen de regels te realiseren oppervlakte niet wordt verminderd.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 11 Overgangsrecht

11.1 Overgangsrecht bouwwerken
11.1.1 Overgangsbepaling

Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,

  • a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
  • b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
11.1.2 Afwijking

Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde in artikel 11.1.1 een omgevingsvergunning verlenen van voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in artikel 11.1.1 met maximaal 10%.

11.1.3 Uitzondering op het overgangsrecht bouwwerken

Artikel 11.1.1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

11.2 Overgangsrecht gebruik
11.2.1 Overgangsbepaling

Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.

11.2.2 Strijdig gebruik

Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in artikel 11.2.1, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.

11.2.3 Verboden gebruik

Indien het gebruik, bedoeld in artikel 11.2.1, na de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

11.2.4 Uitzondering op het overgangsrecht gebruik

Artikel 11.2.1 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 12 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan 'Wonen Rijssen, Koninginneweg 26'.