18.2 Bouwregels
Op de tot
Recreatie - Verblijfsrecreatie
bestemde gronden mogen uitsluitend worden gebouwd bouwwerken ten dienste van de bestemming.
18.2.1 Gebouwen
Voor alle gebouwen geldt dat deze dienen te worden gebouwd met inachtneming van het bepaalde in artikel
43.1 (Bebouwingsgrenzen) met dien verstande dat:
-
a. ter plaatse van de aanduiding specifieke vorm van recreatie - 1 zijn de volgende regels van toepassing:
1. het aantal bedrijfswoningen mag niet meer bedragen dan 1;
2. het aantal recreatiewoningen mag niet meer bedragen dan 500.
-
b. ter plaatse van de aanduiding specifieke vorm van recreatie - 2 zijn de volgende regels van toepassing:
-
1. het aantal bedrijfswoningen mag niet meer bedragen dan 1;
-
2. het aantal recreatiewoningen mag niet meer bedragen dan 65, waarvan 30 recreatiewoningen aaneen gebouwd;
-
3. het aantal stacaravans bedraagt niet meer dan 30.
-
c. ter plaatse van de aanduiding specifieke vorm van recreatie - 3 zijn de volgende regels van toepassing:
-
1. het aantal bedrijfswoningen mag niet meer bedragen dan 1;
-
2. het aantal recreatiewoningen mag niet meer bedragen dan 21;
-
3. het aantal stacaravans bedraagt niet meer dan 28
-
d. ter plaatse van de aanduiding specifieke vorm van recreatie - 4 zijn de volgende regels van toepassing:
-
1. het aantal bedrijfswoningen mag niet meer bedragen dan 1;
-
2. het aantal stacaravans bedraagt niet meer dan 35.
-
3. het aantal trekkershutten bedraagt niet meer dan 2
-
e. ter plaatse van de aanduiding specifieke vorm van recreatie - 5 zijn de volgende regels van toepassing:
-
1. het aantal bedrijfswoningen mag niet meer bedragen dan 1;
-
2. het aantal stacaravans bedraagt niet meer dan 50.
-
f. ter plaatse van de aanduiding specifieke vorm van recreatie - 6 zijn de volgende regels van toepassing:
-
1. het aantal bedrijfswoningen mag niet meer bedragen dan 2;
-
2. het aantal stacaravans bedraagt niet meer dan 100;
-
3. het aantal trekkershutten bedraagt niet meer dan 3;
-
g. ter plaatse van de aanduiding specifieke vorm van recreatie - 7 zijn de volgende regels van toepassing:
-
1. het aantal bedrijfswoningen mag niet meer bedragen dan 1;
-
2. het aantal stacaravans bedraagt niet meer dan 70.
-
h. ter plaatse van de aanduiding specifieke vorm van recreatie - 8 zijn de volgende regels van toepassing:
-
1. het aantal bedrijfswoningen mag niet meer bedragen dan 1;
-
2. het aantal stacaravans bedraagt niet meer dan 35.
-
i. ter plaatse van de aanduiding specifieke vorm van recreatie - 9 zijn de volgende regels van toepassing:
-
1. het aantal stacaravans bedraagt niet meer dan 30.
-
j. ter plaatse van de aanduiding specifieke vorm van recreatie - 10 zijn de volgende regels van toepassing:
-
1. het aantal bedrijfswoningen mag niet meer bedragen dan 2;
-
2. het aantal recreatiewoningen mag niet meer bedragen dan 280, waarvan niet meer dan 4 recreatiewoningen aaneen mogen worden gebouwd.
-
k. ter plaatse van de aanduiding specifieke vorm van recreatie - 11 zijn de volgende regels van toepassing:
-
1. het aantal bedrijfswoningen mag niet meer bedragen dan 1;
-
2. het aantal stacaravans bedraagt niet meer dan 7.
-
l. ter plaatse van de aanduiding specifieke vorm van recreatie - 12 zijn de volgende regels van toepassing:
-
1. het aantal bedrijfswoningen mag niet meer bedragen dan 1;
-
2. het aantal trekkershutten bedraagt niet dan 2;
-
3. het aantal hooibergwoningen bedraagt niet dan 2;
-
4. twee groepsaccomodaties met een maximale oppervlakte van 1100 m2;
n. ter plaatse van de aanduiding specifieke vorm van recreatie - 13 zijn de volgende regels van toepassing:
1. het aantal stacaravans bedraagt niet meer dan 3;
18.2.2 Gebouwen ten behoeve van voorzieningen
Voor gebouwen ten behoeve van voorzieningen, met uitzondering van een bedrijfswoning en bijbehorende bouwwerken, gelden de volgende regels:
-
a. de gebouwen ten behoeve van de centrale voorzieningen, met uitzondering van sanitaire voorzieningen, mogen uitsluitend worden gebouwd ter plaatse van de aanduiding centrum;
-
b. de bouwhoogte mag niet meer dan 8 m bedragen.
18.2.3 Trekkershutten en hooibergwoningen
Voor trekkershutten en hooiibergwoningen gelden de volgende regels:
-
a. de oppervlakte van een trekkershut mag niet meer bedragen dan 36 m2;
-
b. vrijstaande bijgebouwen zijn niet toegestaan;
-
c. de bouwhoogte mag niet meer dan 4 m bedragen.
18.2.4 Stacaravans
Voor stacaravans gelden de volgende regels:
-
a. het aantal stacaravans mag niet meer bedragen dan het aantal dat artikel 17.2.1 is opgenomen;
-
b. de oppervlakte van een stacaravan inclusief bijbehorende bouwwerken, mag niet meer dan 60 m2 bedragen;
-
c. de bouwhoogte mag niet meer dan 3,75 m bedragen;
-
d. de afstand tot een andere stacaravan mag niet minder dan 5 m bedragen.
18.2.5 Recreatiewoningen
Voor een recreatiewoning gelden de volgende regels:
-
a. het aantal recreatiewoningen mag niet meer bedragen dan in artikel 17.2.1 is opgenomen;
-
b. de goothoogte van een recreatiewoning mag niet meer dan 2,5 m bedragen;
-
c. de bouwhoogte van een recreatiewoning mag niet meer dan 5,5 m bedragen;
-
d. indien de recreatiewoning plat wordt afgedekt mag de bouwhoogte niet meer dan 3 m bedragen;
-
e. in afwijking van het bepaalde onder c geldt ter plaatse van de aanduiding maximale
bouwhoogte (m) dat de bouwhoogte niet meer dan 3,50 m mag bedragen;
-
f. de dakhelling mag niet meer dan 40° bedragen;
-
g. de inhoud van een recreatiewoning, en bijbehorende bouwwerken mag niet meer dan 300 m3 bedragen, met dien verstande dat onderkeldering niet is toegestaan;
-
h. vrijstaande bijgebouwen niet zijn toegestaan;
-
i. in afwijking van het bepaalde onder g mogen vrijstaande bijgebouwen, die bestaan op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerp van dit plan, ook in geval van nieuwbouw worden gehandhaafd;
-
j. het bepaalde onder h is niet van toepassing op vrijstaande bijgebouwen die weliswaar bestaan op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerp van dit plan, maar zijn gebouwd in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan;
-
k. de afstand tussen de recreatiewoning en een andere recreatiewoning of een ander gebouw dient minimaal 15 m te bedragen;
-
l. de afstand van de recreatiewoning tot de perceelgrens bedraagt niet minder dan 7,5 m;
-
m. in afwijking van het bepaalde onder a tot en met k geldt dat afwijkingen in maten en afmetingen, zoals die bestaan op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerp van dit plan, gehandhaafd mogen worden.
18.2.6 Groepsaccommodatie
Voor groepsaccommodaties gelden de volgende regels:
-
a. de inhoud mag niet meer dan 1.000 m3 bedragen tenzij bij de regels anders is aangegeven;
-
b. in afwijking van het bepaalde onder a geldt dat een grotere inhoud, zoals die bestaat op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerp van dit plan, gehandhaafd mag worden;
-
c. de bouwhoogte mag niet meer dan 8 m bedragen.
18.2.7 Bedrijfswoningen
Voor bedrijfswoningen gelden de volgende regels:
-
a. de goothoogte mag niet meer dan 3,5 m bedragen;
-
b. de bouwhoogte mag niet meer dan 10 m bedragen;
-
c. de dakhelling mag niet minder dan 15º bedragen;
-
d. de inhoud van de bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan 750 m3, exclusief de inhoud van kelders, voor zover deze zijn gelegen onder een gebouw en deze van buiten niet toegankelijk zijn, met dien verstande dat:
-
1. indien op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerpplan een grotere inhoud aanwezig was, deze grotere inhoud als maximum geldt;
-
2. er geen sprake is van woningen die zijn aangewezen als rijks- dan wel gemeentelijk monument, waarbij sprake is van een afstand tot een andere woning (inclusief bijbehorende bouwwerken) van minder dan 15 m, in welk geval niet meer dan 660 m3is toegestaan.
18.2.8 Bijbehorende bouwwerken
Voor bijbehorende bouwwerken ten behoeve van bedrijfswoningen gelden de volgende regels:
-
a. de gezamenlijke oppervlakte van bijbehorende bouwwerken en overkappingen mag niet meer bedragen dan 100 m2;
-
b. de bouwhoogte van een bijbehorende bouwwerk gebouw mag niet meer dan 5 m bedragen;
-
c. in afwijking van het bepaalde onder b geldt dat de bouwhoogte van een aangebouwd bijbehorend bouwwerk niet meer dan 8 m mag bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte niet minder dan 15% lager dient te zijn dan de woning, met een minimum van 1 m;
-
d. de goothoogte van een bijbehorend bouwwerk mag niet meer dan 3,5 m bedragen;
-
e. in afwijking van het bepaalde onder a tot en met d geldt dat afwijkingen in maten en afmetingen, zoals die bestaan op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerp van dit plan, gehandhaafd mogen worden, echter niet in geval van herbouw.
18.2.9 Overige gebouwen
Voor overige gebouwen, waaronder in ieder geval sanitaire voorzieningen en bergingen ten behoeve van opslag van onderhoudsmateriaal worden verstaan geldt dat de gezamenlijke oppervlakte niet meer mag bedragen dan 2% van het bestemmingsvlak, met dien verstande dat indien op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerp van dit plan een grotere oppervlakte aanwezig is, deze gehandhaafd mag worden.
18.2.10 Bouwwerken, geen gebouw zijnde
Voor bouwwerken, geen gebouw zijnde, niet zijnde perceels- en erfafscheidingen geldt de volgende regel:
-
a. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan de volgende hoogtes:
bouwwerk
|
hoogte
|
verkeers-, sport- en spelvoorzieningen
|
6 m
|
overige bouwwerken, geen gebouw zijnde, met dien verstande dat overkappingen niet zijn toegestaan
|
3 m
|
18.4 Afwijken van de bouwregels
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in:
-
a.
18.2.7
onder a en toestaan dat de goothoogte van de bedrijfswoning wordt vergroot tot 6 m;
-
b.
18.2.7 onder d ten behoeve van de vergroting van de bedrijfswoning tot niet meer dan 1.000 m3, met dien verstande dat de gebouwen landschappelijk worden ingepast, wat blijkt uit een in te dienen beplantingsplan/inrichtingsplan;
-
c.
18.2.8 onder d en toestaan dat de goothoogte van een aangebouwd bijbehorend bouwwerk niet meer mag bedragen dan 6 m.
18.4.1 Afwegingskader
Een in
18.4
genoemde vergunning kan slechts worden verleend indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
-
a. landschappelijke en natuurlijke waarden;
-
b. de milieusituatie;
-
c. de verkeersveiligheid;
-
d. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
-
e. de sociale veiligheid;
-
f. de externe veiligheid;
en geen sprake is van significante gevolgen voor de instandshoudingsdoelstellingen van gebieden die in het kader van de Natuurbeschermingswet als beschermd gebied worden aangemerkt.
18.6 Afwijken van de gebruiksregels
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:
-
a.
18.2
ten behoeve van de realisering van groepshuizen met dien verstande dat:
-
1. de inhoud van een groepshuis niet meer bedraagt dan 750 m3;
-
2. het aantal groepshuizen niet meer dan 15% van het totaal aantal recreatiewoningen mag bedragen, met dien verstande dat het aantal groepshuizen per park niet meer dan 10 mag bedragen;
-
3. de bouwhoogte mag niet meer dan 8 m bedragen;
-
4. de groepshuizen bedrijfsmatig geëxploiteerd moeten worden, wat moet blijken uit een bedrijfsplan;
-
b.
18.1 juncto artikel 1.96 (begripsomschrijving woning) en
18.5.1 onder g voor de huisvesting van twee huishoudens ten behoeve van inwoning, met dien verstande dat:
-
1. er sprake is van onder één dak;
-
2. het uiterlijk één woning, één bouwmassa dient te zijn;
-
3. er sprake is van één centrale toegang tot de woning, van waaruit beide woonvertrekken direct toegankelijk/bereikbaar zijn;
-
4. er geen sprake is van een woningscheidende wand;
-
c.
18.5.1
onder g ten behoeve van het gebruik van (bijgebouwen bij) woningen in het kader van mantelzorg, met dien verstande dat:
-
1. de afstand van het bijgebouw tot de woning niet meer dan 25 m mag bedragen;
-
2. aantoonbaar aannemelijk is dat sprake is van een tijdelijke situatie (zorgindicatie) die zal worden beëindigd nadat de mantelzorg is vervallen.
18.6.1 Afwegingskader
Een in
18.6
genoemde vergunning kan slechts worden verleend indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
-
a. landschappelijke en natuurlijke waarden;
-
b. de milieusituatie;
-
c. de verkeersveiligheid;
-
d. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
-
e. de sociale veiligheid;
-
f. de externe veiligheid;
en geen sprake is van significante gevolgen voor de instandhoudingsdoelstellingen van gebieden die in het kader van de Natuurbeschermingswet als beschermd gebied worden aangemerkt.