direct naar inhoud van Regels
Plan: Buitengebied Rijssen, uitbreiding Buitenplaats Holten
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1742.BPB2020010-0401

Regels

Hoofdstuk 1 Definities

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan

het bestemmingsplan Buitengebied Rijssen, uitbreiding Buitenplaats Holten met identificatienummer NL.IMRO.1742.BPB2020010-0401 van de gemeente Rijssen-Holten;

1.2 bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten met bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen;

1.3 archeologische waarde

de waarde die van belang is voor de archeologie en voor de kennis van de beschavingsgeschiedenis;

1.4 bebouwing

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;

1.5 bedrijf

een onderneming waarbij het accent ligt op het vervaardigen, bewerken, installeren, inzamelen of verhandelen van goederen, waarbij eventuele detailhandel uitsluitend plaatsvindt als ondergeschikt onderdeel van de onderneming in de vorm van verkoop dan wel levering van ter plaats vervaardigde, bewerkte of herstelde goederen dan wel goederen die in rechtstreeks verband staan met de uitgeoefende handelingen;

1.6 beginsel van bebouwingsconcentratie

het beginsel dat bebouwing in een logische samenhang op een erf wordt gebouwd. Daarbij zijn de volgende aspecten van belang:

  • onderlinge stedenbouwkundige samenhang;
  • ruimtelijke samenhang van bouwwerken;
  • inpassing in het landschap;

1.7 bestaand gebruik

het gebruik dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het omgevingsplan aanwezig is binnen het betreffende perceel en/of bebouwing die op dat tijdstip aanwezig of in uitvoering is, dan wel kan worden gebouwd krachtens een omgevingsvergunning. Dit geldt niet voor zover sprake was van strijd met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder mede begrepen het overgangsrecht van het bestemmingsplan, of een andere planologische toestemming;

1.8 bestaande
  • 1. het gebruik dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het omgevingsplan binnen het betreffende perceel aanwezig is, dan wel krachtens een bestemmingsplanherziening mogelijk is;
  • 2. bebouwing die op het tijdstip van inwerkingtreding van het omgevingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel kan worden gebouwd krachtens een omgevingsvergunning;
  • 3. het onder 1 en 2 bedoelde geldt niet voor zover sprake was van strijd met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder mede begrepen het overgangsrecht van het bestemmingsplan, of een andere planologische toestemming;
1.9 bevoegd gezag

het college van burgemeester en wethouders, tenzij in dit plan of bij wettelijk voorschrift anders is bepaald;

1.10 bijbehorend bouwwerk

uitbreiding van een hoofdgebouw, dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar wel of niet tegen aangebouwd gebouw, of ander bouwwerk, met een dak;

1.11 boomhut

Een verblijfsaccommodatie, al dan niet gebouwd op palen, waar permanente bewoning is uitgesloten.

1.12 bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen, veranderen of het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;

1.13 bouwlaag

een bouwlaag van zodanige afmeting en vorm dat de daardoor ontstane ruimte zonder ingrijpende voorzieningen geschikt kan worden gemaakt voor de betreffende functie;

1.14 bouwwerk

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die direct of indirect met de grond is verbonden, en direct of indirect steun vindt in of op de grond;

1.15 bouwwerken

constructies van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die direct of indirect met de grond zijn verbonden, en direct of indirect steun vindt in of op de grond;

1.16 chalet

een plaatsgebonden gebouw, niet voor permanente bewoning geschikt, bestaande uit een lichte constructie, dat naar de aard en de inrichting is bedoeld voor recreatief nachtverblijf, dat geen vaste verankering in de grond heeft en binnen 24 uur demontabel is;

1.17 crossterrein

terrein gebruikt voor een wedstrijd of training met motorfietsen of een daarmee gelijk te stellen voertuig. Op het terrein is een parcours uitgezet met natuurlijke hindernissen;

1.18 cultuurhistorische waarde

de aan een bouwwerk of gebied toegekende waarde, gekenmerkt door het beeld dat is ontstaan door het gebruik dat de mens in de loop van de geschiedenis van dat bouwwerk of dat gebied heeft gemaakt;

1.19 dagrecreatie

ondergeschikt medegebruik van gronden voor niet-gemotoriseerde recreatieve of sportieve activiteiten, zoals wandelen, hardlopen, nordic-walken, fietsen, mountainbiken, racefietsen, skaten, paardrijden, vissen, zwemmen en natuurobservatie of een naar de aard daarmee gelijk te stellen (mede)gebruik. De activiteiten dienen plaats te vinden tussen zonsopgang en zonsondergang en niet gericht te zijn op het verstrekken van nachtverblijf;

1.20 dak

iedere bovenbeëindiging van een gebouw;

1.21 de digitale weergave van het omgevingsplan

de digitale plankaart van het Omgevingsplan buitengebied Rijssen-Holten (NL.IMRO.1742.BPB2016007-0301);

1.22 delegatiebesluit

een door de raad aan het college toegekende bevoegdheid om het omgevingsplan op onderdelen onder voorwaarden te wijzigen. Deze lijst met onderdelen en voorwaarden is geen onderdeel van het omgevingsplan;

1.23 detailhandel

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, het verkopen en/of leveren van goederen, geen motorbrandstoffen zijnde, aan personen die de goederen kopen voor eigen gebruik, niet zijnde afhaalzaken, maaltijdbezorgdiensten en erotisch getinte vermaaksfuncties;

1.24 dienstverlening

het verlenen van economische en/of maatschappelijke diensten aan derden.

1.25 dunning

het kappen van houtopstanden als onderhoudsmaatregel die erop gericht is de resterende houtopstanden een (betere) overlevingskans te bieden.

1.26 erf

bebouwd of onbebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een hoofdgebouw en in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw, waarbij het omgevingsplan die inrichting niet verbiedt. Deze definitie is van invloed op de mogelijkheden om een bouwwerk zonder omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen en/of handelen in strijd met de regels ruimtelijke ordening te kunnen bouwen (het zogenoemde vergunningsvrij bouwen);

1.27 functie

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden of bouwwerken zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik van bouwwerken en/of het gebruik en/of het bebouwen van gronden;

1.28 functieverandering of functietoevoeging

het wijzigen, toevoegen of afwijken van een functie onder voorwaarden zoals genoemd in dit omgevingsplan;

1.29 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte. geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.30 gebouwen

alle bouwwerken, die voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.31 geurgevoelig object

gebouw, bestemd voor en blijkens aard, indeling en inrichting geschikt om te worden gebruikt voor menselijk wonen of menselijk verblijf en die daarvoor permanent of daarmee vergelijkbare wijze van gebruik, wordt gebruikt. Voorbeelden zijn in elk geval woningen, onderwijsgebouwen, ziekenhuizen, verpleeghuizen, verzorgingstehuizen, psychiatrische inrichtingen en kinderdagverblijven;

1.32 gevoelig object

een bouwwerk dat bestemd is voor het meer dan incidenteel verblijven van mensen dat beschermd wordt tegen emissies van geluid, geur, ammoniak en/of fijnstof en daaraan gelijk te stellen criteria, niet zijnde de eigen bedrijfswoning of plattelandswoning;

1.33 groepsaccommodatie

(deel van) een gebouw dat een functie heeft voor recreatief nachtverblijf door groepen, waarbij overnacht wordt in slaapzalen en/of slaapkamers, waarbij een afzonderlijke ruimte voor dagactiviteiten alsmede keuken- en sanitaire voorzieningen aanwezig zijn die gemeenschappelijk door de groep kan worden gebruikt. Een kampeerboerderij valt onder het begrip groepsaccommodatie;

1.34 groepsaccommodaties

(delen van) gebouwen die een functie hebben voor recreatief nachtverblijf door groepen, waarbij overnacht wordt in slaapzalen en/of slaapkamers, waarbij een afzonderlijke ruimte voor dagactiviteiten als mede keuken- en sanitaire voorzieningen aanwezig zijn die gemeenschappelijk door de groep kan worden gebruikt. Kampeerboerderijen vallen onder het begrip groepsaccommodaties;

1.35 groepshuizen

recreatiewoningen die dienen voor groepen van minimaal 8 personen;

1.36 grondgebonden agrarisch bedrijf

een agrarisch bedrijf waarvan de productie geheel of in overwegende mate afhankelijk is van het voorbrengend vermogen van onbebouwde grond in de directe omgeving van het bedrijf. Grondgebonden bedrijven zijn in ieder geval: akkerbouw-, fruitteelt- en vollegrondstuinbouwbedrijven. Ook melkrundveebedrijven zijn doorgaans grondgebonden agrarische bedrijven;

1.37 het plan

het 'bestemmingsplan' Buitengebied Rijssen, uitbreiding Buitenplaats Holten met identificatienummer NL.IMRO.1742.BPB2020010-0401 van de gemeente Rijssen-Holten;

1.38 hooibergrecreatiewoning

een recreatiewoning in de vorm van een hooiberg dat dient als recreatief nachtverblijf voor recreanten die hun hoofdverblijf elders hebben en waar permanente bewoning niet is toegestaan;

1.39 kampeermiddelen

een tent, vouwwagen, caravan, kampeerauto of een daarmee vergelijkbaar object, niet zijnde een stacaravan of een chalet;

1.40 kampeerplaats

een in of op het terrein aangegeven, zichtbaar gemarkeerde plek, door middel van nummering, stroomvoorziening, erfafscheiding of anderszins, voor het plaatsen of geplaatst houden van een kampeermiddel. Een bijzettentje voor bijvoorbeeld de kinderen wordt hierbij niet als afzonderlijk kampeermiddel aangemerkt;

1.41 kappen

het rooien, verplanten of verrichten van handelingen die de dood of ernstige beschadiging of ontsiering van een houtopstand ten gevolge (kunnen) hebben;

1.42 kortdurende recreatieve activiteiten

activiteiten die gericht zijn op vrijetijdsbesteding zoals een sauna, wellness, museum of tentoonstellingen;

1.43 kwekerij

bedrijf waar siergewassen, fruitbomen, struiken en vaste planten, onder meer bestemd voor tuinen en parken, één en ander in de vorm van vollegrondsteelt dan wel pot- of containerteelt worden voortgebracht of daarmee vergelijkbaar van aard;

1.44 kwetsbaar object

objecten, zoals:

  • a. woningen, woonschepen en woonwagens;
  • b. gebouwen bestemd voor verblijf, al dan niet gedurende een gedeelte van de dag, van minderjarigen, ouderen, zieken of gehandicapten, zoals:
    • 1. ziekenhuizen, bejaardenhuizen en verpleeghuizen;
    • 2. scholen, of
    • 3. gebouwen of gedeelten daarvan, bestemd voor de opvang van minderjarigen;
  • c. gebouwen waarin doorgaans grote aantallen personen gedurend een groot gedeelte van de dag aanwezig zijn, waartoe in ieder geval behoren:
    • 1. kantoorgebouwen en hotels met een bruto vloeroppervlak van meer dan 1500 m2 per object, of
    • 2. complexen waarin meer dan 5 winkels zijn gevestigd en waarvan het gezamenlijk bruto vloeroppervlak meer dan 1000 m2 bedraagt en winkels met een totaal bruto vloeroppervlak van 2000 m2 per winkel, voorzover in die complexen of in die winkels een supermarkt, hypermarkt of warenhuis is gevestigd, en
  • d. kampeer- en andere recreatieterreinen bestemd voor het verblijf van meer dan 50 personen gedurende meerdere aaneengesloten dagen;
1.45 landschappelijke inpassing

een plan waarmee inzichtelijk wordt gemaakt hoe een nieuwe ontwikkeling zich verhoudt tot de bestaande bebouwing en bestaande omgeving. In het plan moet in elk geval de erfinrichting en (erf)beplanting worden opgenomen en hoe deze zich verhouden tot de omgeving;

1.46 landschappelijke waarde

de aan een gebied toegekende landschappelijke waarde, gekenmerkt door het waarneembare deel van het aardoppervlak, dat wordt bepaald door de onderlinge samenhang en beïnvloeding van (niet levende en levende) natuur;

1.47 lichtmast

een vrijstaande constructie waaraan één of meerdere lampen zijn opgehangen;

1.48 locatie

plaats, plek of ligging;

1.49 lokale weg - verhard

een weg, bestaande uit klinkers/tegels (open) of asfalt (gesloten), die niet als een rijksweg of provinciale weg is aangemerkt maar wel op de wegenlegger staat;

1.50 maaiveld

het oppervlak (of de hoogte daarvan) van het land of de bovenkant van het terrein dat een bouwwerk omgeeft;

1.51 melding

een schriftelijke voorafgaande mededeling aan burgemeester en wethouders om een activiteit, zoals aangewezen in dit plan, te mogen verrichten. Voor een melding gelden de in dit plan opgenomen indieningsvereisten;

1.52 natuurlijke waarde

de aan een gebied toegekende waarde die samenhangt met de geologische, bodemkundige en biologische elementen;

1.53 nieuwe ontwikkeling

elke activiteit in het plangebied. Voorbeelden zijn het bouwen van bouwwerken, het uitvoeren van grondwerkzaamheden, het slopen van bestaande bouwwerken, het in gebruik nemen van bouwwerken voor (agrarische) bedrijvigheid en daarmee gelijk te stellen ontwikkelingen;

1.54 normaal onderhoud, beheer of exploitatie

werkzaamheden die noodzakelijk zijn voor een goed beheer van de gronden, waaronder begrepen de instandhouding dan wel de realisering van de functie;

1.55 omgevingsplan

het ''CHW omgevingsplan buitengebied Rijssen-Holten van de gemeente Rijssen-Holten, `bestaande uit de geometrische bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.1742.BPB2019000-0301 met bijbehorende regels en bijlagen.

1.56 omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk of werkzaamheden, geen bouwwerk zijnde

een vergunning als bedoeld in artikel 2.1, lid 1 onder b van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;

1.57 openbare nutsvoorzieningen

gebouwen of bouwwerken die ten dienste staan van het openbaar energietransport dan wel de telecommunicatie, zoals een schakelkast, een elektriciteithuisje en een verdeelstation;

1.58 ondergeschikte horeca

een lichte vorm van horeca, in de vorm van het verstrekken van dranken en kleine versnaperingen, die ondergeschikt is aan de recreatieve functie;

1.59 overkapping

een bouwwerk bestaande uit maximaal 3 wanden waarvan maximaal 2 wanden tot de constructie zelf behoren;

1.60 paardrijbak

buitenrijbaan ten behoeve van paardrijactiviteiten, voorzien van een zandbed en al dan niet voorzien van een omheining;

1.61 perceel

een perceel is een onroerend goed (al dan niet met bebouwing) met dezelfde eigenaar en hetzelfde eigendomsrecht, dat is ingeschreven bij het Kadaster;

1.62 perceelgrens

de scheiding tussen percelen, die niet aan éénzelfde eigenaar behoren dan wel niet door één gebruiker worden benut;

1.63 permanente bewoning

er is sprake van permanente bewoning als een recreatiewoning, een stacaravan of ander kampeermiddel het hoofdverblijf voor de gebruiker is en/of voor bewoning anders dan in het kader van recreatief verblijf wordt gebruikt;

1.64 prostitutie

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander persoon tegen vergoeding;

1.65 provinciale weg

een weg, bestaande uit asfalt of vergelijkbare materialen, die als provinciale weg is aangemerkt en op de wegenlegger staat;

1.66 recreatief medegebruik

een recreatief medegebruik van gronden dat ondergeschikt is aan de hoofdfunctie waarbinnen dit gebruik is toegestaan;

1.67 recreatief verblijf

verblijf dat plaatsvindt in het kader van weekend- en/of verblijfsrecreatie en dat enkel gericht is op ontspanning of vrijetijdsbesteding, niet zijnde kortdurende recreatieve activiteiten;

1.68 recreatief verblijfsobject

een verblijfsobject in de vorm van een stacaravan of een ander kampeermiddel bestemd voor het recreatieve verblijf van recreanten die hun hoofdverblijf elders hebben en waar permanente bewoning is uitgesloten;

1.69 recreatieve bewoning

verblijf dat plaatsvindt in het kader van weekend- en/of verblijfsrecreatie en dat enkel gericht is op ontspanning of vrijetijdsbesteding, niet zijnde dagrecreatie en waar permanente bewoning is uitgesloten;

1.70 recreatiewoning

een verblijfsobject bestemd voor het recreatieve verblijf van recreanten die hun hoofdverblijf elders hebben;

1.71 recreatiewoningen

verblijfsobjecten bestemd voor het recreatieve verblijf van recreanten die hun hoofdverblijf elders hebben en waar permanente bewoning is uitgesloten;

1.72 ruimtelijk kwaliteitsplan

plan dat aangeeft op welke wijze de inpassing van de voorgenomen ruimtelijke ontwikkelingen in het desbetreffende gebied plaatsvindt; tot deze inpassing behoren de situering van opstallen en de inrichting van het perceel, waaronder de erfbeplanting ten opzichte van het landschap; het gaat om bestaande en gewenste karakteristieken en kwaliteiten van het landschap;

1.73 seksinrichting

de voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig is, seksuele handelingen verricht, of vertoningen van erotisch/pornografische aard plaatsvinden. Onder seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een prostitutiebedrijf, alsmede een erotische massagesalon, een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar;

1.74 stacaravans

een kampeermiddel, voorzien van een as-/wielstelsel, bestaande uit één bouwlaag met een breedte van niet meer dan 4,50 m, dat dient voor recreatief (nacht)verblijf voor recreanten die hun hoofdverblijf elders hebben. De stacaravan is niet plaatsgebonden en per direct (zonder dat daarvoor ingrijpende maatregelen getroffen hoeven worden) van zijn standplaats verrijdbaar;

1.75 toegangspad

een verhard of onverhard pad dat dient voor ontsluiting en ontvluchting van de aanliggende percelen. Deze paden kunnen tevens worden gebruikt door hulpdiensten bij calamiteiten.

1.76 tiny houses

een recreatief nachtverblijf in een kleinschalige woning dat dient als recreatief verblijf voor recreanten die hun hoofdverblijf elders hebben en waar permanente bewoning niet is toegestaan;

1.77 trekkershut

een recreatief nachtverblijf in een blokhut of daarmee gelijk te stellen bouwwerk dat dient als recreatief verblijf voor recreanten die hun hoofdverblijf elders hebben en waar permanente bewoning niet is toegestaan;

1.78 trekkershutten

een recreatief nachtverblijf in blokhutten of daarmee gelijk te stellen bouwwerken die dienen als recreatief verblijf voor recreanten die hun hoofdverblijf elders hebben en waar permanente bewoning niet is toegestaan;

1.79 verblijfsrecreatieve eenheden

het totaal aan trekkershutten, hooibergrecreatiewoningen, boomhutten, stacaravans, tiny houses en chalets.

1.80 volledige herbouw

het herbouwen van een bestaand bouwwerk waarbij een nieuw bouwwerk ontstaat;

1.81 vrijstaande lichtmasten

een vrijstaande mast of paal waar één of meerdere lichtarmaturen aan zijn bevestigd;

1.82 vrijstaande overkappingen

een vrijstaand bouwwerk in de vorm van een constructie bestaande uit maximaal 3 wanden, waarvan maximaal 2 wanden tot de constructie behoren;

1.83 weg

voor het openbaar rij- of ander verkeer openstaande weg;

1.84 wegbeheerder

bevoegd gezag welke de wettelijke onderhoudsplicht van een weg heeft;

Artikel 2 Overig - Indieningsvereisten en maatvoering

2.1 bepalen maten, maatvoering

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

  • a. peil:
    • 1. voor gebouwen waarvan de hoofdtoegang onmiddellijk aan de weg grenst: de hoogte van de kruin van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
    • 2. voor gebouwen waarvan de toegang niet onmiddellijk aan de weg grenst en waar direct in de omgeving is gelegen: de gemiddelde hoogtemaat ten opzichte van NAP;
    • 3. in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het terrein;
  • b. dakhelling: langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;
  • c. de goothoogte van een bouwwerk: vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot c.q. de druiplijn, het boeibord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;
  • d. de inhoud van een bouwwerk: bovenkant afgewerkte vloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen. Bij balkons, luifels en overstekende daken die geen ondergeschikte bouwdelen zijn wordt een fictieve gevel neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;
  • e. de bouwhoogte van een bouwwerk: vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwdelen, zoals schoorstenen, liftschachten, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen, met dien verstande dat voor een boomhut de constructie onder de begane grondvloer, gemeten vanaf de onderkant van de vloer, niet wordt meegerekend bij de bepaling van de bouwhoogte;
  • f. de oppervlakte van een bouwwerk: tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk. Bij balkons, luifels en overstekende daken die geen ondergeschikte bouwdelen zijn wordt een fictieve gevel neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;
  • g. afstand tot de zijdelingse perceelgrens: tussen de zijdelingse grens van het perceel en een bepaald punt van het bouwwerk, waar die afstand het kortst is;
  • h. maaiveld: de gemiddelde bestaande hoogte van het (aangrenzend) terrein;
2.2 ondergeschikte bouwdelen

Bij het meten worden ondergeschikte bouwdelen, als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding niet meer dan 0,75 m bedraagt tot een maximum van 4 m2 per bouwdeel.

2.3 maten
  • a. voor lengten in meters (m);
  • b. voor oppervlakten in vierkante meters (m²);
  • c. voor inhoudsmaten in kubieke meters (m³);
  • d. voor verhoudingen in procenten (%);
  • e. voor hoeken/hellingen in graden (º).
2.4 indieningsvereisten

Voor het indienen van een landschaps- en/of erfinrichtingsplan gelden de volgende eisen:

  • a. het plan moet een geschaalde plattegrond bevatten;
  • b. de Basisregistratie Grootschalige Topografie (BGT) dient als ondergrond voor het plan gebruikt te worden;
  • c. het plan moet noord-gericht zijn getekend.

Hoofdstuk 2 Algemene regels

Artikel 3 Overig - Agrarisch landschap - gemengde functies

3.1 Functieomschrijving

Het buitengebied van de gemeente Rijssen-Holten kenmerkt zich door een grote verscheidenheid aan functies. Het primaat ligt hierbij in een groot deel van het buitengebied op de landbouw. De landbouw maakt een ontwikkeling door waarbij schaalgrootte en innovatie belangrijke sleutelbegrippen zijn. Landbouw blijft een belangrijke drager van fysieke en ruimtelijke kenmerken van het buitengebied. In het landschap zien we een tweedeling ontstaan; er zijn relatief geconcentreerde landbouwgebieden en (mix)gebieden waarin ook andere functies voorkomen, zoals wonen en recreatie.

Het landschapsontwikkelingsplan (LOP) van de gemeente Rijssen-Holten deelt het buitengebied op in deelgebieden aan de hand van de ruimtelijke kenmerken. Het LOP is een overkoepelend toetsingskader voor verdeling, uitbreiding, verplaatsing en nieuwvestiging van functies in het buitengebied.

Elk gebied is uniek door haar aanwezige kenmerken. Toch zijn er ook overkoepelende kenmerken (of factoren) die mede bepalend zijn in de ruimtelijke kwaliteit van een gebied. Deze factoren zijn echter niet altijd zichtbaar. De ruimtelijke dragers moeten bekeken worden bij een uitbreiding, verplaatsing of nieuwvestiging van functies in het plangebied. Niet alle factoren zullen altijd van belang zijn en soms zullen er specifieke kenmerken zijn die nadere beschouwing behoeven.

3.2 Toegestaan gebruik en/of functies

Toegestaan is het gebruik van de gronden voor:

  • a. bestaande niet-agrarische bedrijven;
  • b. bestaande tuin, erf, erfontsluiting en parkeervoorzieningen;
  • c. het aanleggen van kabels en leidingen ten behoeve van nutsvoorzieningen, met uitzondering van:
    • 1. aardgastransportleidingen met een diameter van meer dan 4" en/of een druk van meer dan 40 bar;
    • 2. transportleidingen voor brandbare vloeistoffen van de K1-, K2-, en K3-categorie met een diameter van meer dan 4";
    • 3. hoogspanningsleidingen;
    • 4. buisleidingen voor het transport van water, afvalwater of stoom met een doorsnede van 1 m of meer en een lengte van 10 km of meer;
  • d. bestaande recreatieverblijven;
  • e. hobbymatig agrarisch grondgebruik;
  • f. dagrecreatie;
  • g. het weiden van vee.
3.3 Strijdig gebruik

Onder gebruik in strijd met dit plan wordt in ieder geval begrepen het gebruik van gronden en gebouwen voor:

  • a. buitenopslag ten dienste van de bedrijfsvoering op onbebouwde grond, tenzij dit gebruik expliciet is toegelaten op basis van Artikel 5;
  • b. het gebruik van onbebouwde grond als stort- en/of opslagplaats voor aan het gebruik onttrokken goederen en materialen, anders dan tijdelijke opslag ten behoeve van het normale gebruik en onderhoud of tijdelijke bouwwerkzaamheden;
  • c. het buiten stallen, opslaan of plaatsen van al dan niet afgedankte voer- en vaartuigen met uitzondering van parkeren ten behoeve van het op de functie gerichte gebruik;
  • d. de opslag van gevaarlijke stoffen, anders dan ten behoeve van de bedrijfsvoering;
  • e. een crossterrein, het beproeven van motorvoertuigen, het beoefenen van de modelvliegsport of andere geluidsoverlast veroorzakende activiteiten;
  • f. zelfstandige detailhandel;
  • g. een seksinrichting, (straat)prostitutie of een daarmee vergelijkbaar bedrijf;
  • h. een coffeeshop, growshop, smartshop of een daarmee vergelijkbaar bedrijf, voor zover daarvoor door de burgemeester geen (gedoog)toestemming is verleend;
  • i. bewoning van vrijstaande bijbehorende bouwwerken als zelfstandige woning;
  • j. permanente bewoning van recreatiewoningen of objecten met een functie voor verblijfsrecreatie, tenzij er een persoonsgebonden overgangsrecht van toepassing is;
  • k. recreatief verblijf in vrijstaande bijbehorende bouwwerken, tenzij vergund met een omgevingsvergunning;
  • l. een paardrijbak;
  • m. andere functies of activiteiten die afwijken van de regels voor het toegelaten gebruik of regels voor bouw, milieu of ruimtelijke ordening zoals opgenomen in dit omgevingsplan.
3.4 Bouwregels voor bouwwerken, geen gebouw zijnde

Voor bouwwerken, geen gebouw zijnde gelden de volgende bouwregels:

  • a. perceels- en erfafscheidingen zijn uitsluitend toegestaan als deze onderdeel uitmaken van de landschappelijke inpassing;
  • b. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde anders dan voor perceel- en erfafscheidingen, mag maximaal 3 m zijn.
3.5 Omgevingsvergunning voor het kappen van houtopstanden
3.5.1 Toelichting

Het buitengebied van Rijssen-Holten kent een grote variatie aan beplanting. Van solitaire eiken tot uitgebreide bosgebieden rondom nationaal park De Sallandse Heuvelrug. Deze beplanting vormen een wezenlijke ruimtelijke kwaliteit voor het buitengebied.

Ze vormen voor een deel de Sallandse Heuvelrug en benadrukken de groene kwaliteiten van het buitengebied. Niet elke houtopstand of boom heeft een dusdanige kwaliteit dat ze te allen tijde moeten worden behouden.

Binnen dit lid is een verbodsbepaling opgenomen voor het kappen van hakhout, houtopstanden of één of meer bomen. Er geldt een uitzondering op de vergunningplicht voor een aantal type beplanting waarvan de ruimtelijke kwaliteit op voorhand zeer beperkt is. Denk bijvoorbeeld aan kerstbomenteelt of vruchtbomen. Een andere belangrijke uitzondering op de vergunningplicht is het dunnen van houtopstanden, of hakhout. Voor deze activiteit is in beginsel geen vergunning nodig. Binnen dit lid is een verbodsbepaling opgenomen voor het kappen van hakhout, houtopstanden of één of meer bomen.

Dunning heeft als enig oogmerk een in oppervlakte grotere houtopstand levensvatbaar te houden door kappen van houtenopstanden binnen die houtopstand. Het gaat in de regel om beheersmaatregelen binnen grotere bosgebieden zoals de Sallandse Heuvelrug. Kappen met nevendoelen (bevorderen lichtinval, voorkomen schade, bladafval) is altijd vergunningsplichtig.

Voor beplantingselementen met een uitzonderlijke of bijzondere ruimtelijke kwaliteit is een aparte regeling opgenomen. Voor die elementen geldt de algemene vergunningsplicht van dit artikel niet, maar een vergelijkbare vergunningsplicht bij voorgenomen kappen en dunning opgenomen in dat artikel.

3.5.2 Omgevingsvergunningplicht

Het is verboden zonder omgevingsvergunning hakhout, een houtopstand of 1 of meer bomen te kappen of te laten kappen. De omgevingsvergunning voor het kappen van houtopstanden geldt voor 12 maanden vanaf de datum van inwerkingtreding van de vergunning tenzij in de vergunning anders is bepaald.

3.5.3 Toetsingsgronden voor omgevingsvergunning

De omgevingsvergunning voor het kappen van houtopstanden kan worden geweigerd op grond van:

  • a. de natuurwaarde van de houtopstand;
  • b. de landschappelijke waarde van de houtopstand;
  • c. de waarde van de houtopstand voor stads- en dorpsschoon;
  • d. de beeldbepalende waarde van de houtopstand;
  • e. de cultuurhistorische waarde van de houtopstand;
  • f. de waarde voor de leefbaarheid van de houtopstand.
3.5.4 Uitzondering omgevingsvergunningplicht

In afwijking van hetgeen bepaald in 3.5.2 is geen omgevingsvergunning vereist voor het kappen van:

  • a. wegbeplantingen en eenrijige beplantingen op of langs landbouwgronden, beide voor zover bestaande uit niet-geknotte populieren of wilgen;
  • b. vruchtbomen en windschermen om boomgaarden;
  • c. fijnsparren, niet ouder dan 12 jaar, bestemd om te dienen als kerstbomen en geteeld op daarvoor in het bijzonder bestemde terreinen;
  • d. kweekgoed;
  • e. houtopstand die bij wijze van dunning wordt gekapt;
  • f. houtopstand waarvoor het kappen onder bevoegd gezag van de Provincie geldt;
  • g. houtopstand die moet worden gekapt krachtens de Plantenziektewet of krachtens een aanschrijving op last van het college.
  • h. houtopstanden die gekapt worden in het kader van een door het bevoegd gezag vastgesteld ruimtelijk kwaliteitsplan.
3.5.5 (Zelfstandige) herplantplicht

Het bevoegd gezag kan een herplantplicht opleggen onder nader te stellen voorschriften. Deze herplantplicht kan zelfstandig worden opgelegd.

3.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van diverse werken
3.6.1 Omgevingsvergunningplicht

Bij een nieuwe ontwikkeling is een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk of werkzaamheid vereist voorzover het betreft:

  • a. het aanleggen en/of verharden van wegen, paden, of parkeergelegenheden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen met een minimale oppervlakte van 100 m2;
  • b. het egaliseren, diepploegen, diepwoelen op een diepte van meer dan 0,5 m onder maaiveld;
  • c. het ophogen van gronden met meer dan 0,2 m ten opzichte van het oorspronkelijke maaiveld;
  • d. het aanleggen of veranderen van waterlopen, sloten en greppels en het vergraven, verruimen en dempen van waterlopen en kolken en het draineren van gronden;
  • e. het aanbrengen van ondergrondse leidingen, constructies, installaties en apparatuur.
  • f. het beplanten van gronden met diepwortelende bomen en struiken.
3.6.2 Toetsingsgronden omgevingsvergunning

Een omgevingsvergunning kan worden verleend, mits er geen aantasting plaatsvindt van:

  • a. de landschappelijke en natuurlijke waarden;
  • b. de milieusituatie;
  • c. de verkeersveiligheid;
  • d. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  • e. de externe veiligheid.
3.6.3 Uitzonderingen omgevingsvergunningplicht

In afwijking van Omgevingsvergunningsplicht is geen vergunning vereist voor werken of werkzaamheden:

  • a. die het normale onderhoud betreffen;
  • b. reeds in uitvoering zijn dan wel krachtens een verleende vergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van inwerkingtreding van dit plan;
  • c. waarvoor een Omgevingsvergunning in verband met archeologie is vereist;
  • d. het aanleggen en verharden van wegen en/of paden ter directe ontsluiting van agrarische (bouw)percelen;
  • e. het aanleggen van koe- of kavelpaden.
  • f. die uitgevoerd worden in het kader van een door het bevoegd gezag vastgesteld ruimtelijk kwaliteitsplan danwel Bedrijfsnatuurplan.

Hoofdstuk 3 Bestemmingsregels

Artikel 4 Bos

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Bos aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. Bos en/of dichte beplantingsstroken;
  • b. Het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de natuurlijke en landschappelijke waarden;
  • c. Infrastructurele voorzieningen zoals deze bestonden op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerpplan;
  • d. Voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding, waaronder begrepen voorzieningen ten behoeve van het vasthouden, bergen, aan- en afvoeren van water.
  • e. Voorzieningen ten behoeve van extensief recreatief medegebruik, zoals wandel-, fiets- en ruiterpaden;

met daarbij behorende bouwwerken, geen gebouw zijnde en werken, geen bouwwerken zijnde.

4.2 Bouwregels

Op de tot Bos bestemde gronden mogen worden gebouwd bouwwerken, geen gebouw zijnde ten dienste van de bestemming.

4.2.1 Bouwwerken, geen gebouw zijnde

Voor bouwwerken, geen gebouw zijnde geldt de volgende regel:

  • a. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan de volgende hoogtes:
bouwwerk   hoogte  
perceel- en erfafscheidingen   1,25 m  
overige bouwwerken, geen gebouw zijnde   3 m  
4.2.2 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en afmetingen van de bebouwing ten behoeve van:

  • a. de verkeersveiligheid;
  • b. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
  • c. de landschappelijke inpassing.
4.3 Specifieke gebruiksregels
4.3.1 Strijdig gebruik

Tot een gebruik in strijd met het bestemmingsplan wordt in ieder geval gerekend het gebruik, laten gebruiken of in gebruik geven van de gronden en bouwwerken voor:

  • a. opslag-, stort- of bergplaats, stalling en achterlating van voer- en vaartuigen en andere al dan niet afgedankte stoffen, voorwerpen en producten';
  • b. kampeerterrein en/of dagrecreatie;
  • c. crossterrein of het beoefenen van de modelvliegsport of ander geluidsoverlastveroorzakende activiteiten.
4.3.2 Voorwaardelijke verplichting - landschappelijke inpassing
  • a. Tot een met de bestemming strijdig gebruik wordt in elk geval gerekend het gebruik van en het in gebruik laten nemen van gronden en nieuwe bouwwerken overeenkomstig de in lid 4.1 opgenomen bestemmingsomschrijving zonder de aanleg en instandhouding van het in Bijlage 1 opgenomen Bedrijfsnatuurplan;
  • b. In afwijking van het bepaalde onder a mogen gronden en bouwwerken overeenkomstig de in lid 4.1 opgenomen bestemmingsomschrijving worden gebruikt, uitsluitend indien en voor zover binnen twee jaar na onherroepelijk worden van het bestemmingsplan volledig uitvoering is gegeven aan de aanleg en instandhouding van het in Bijlage 1 opgenomen Bedrijfsnatuurplan.

Artikel 5 Recreatie - Verblijfsrecreatie

5.1 algemene functieomschrijving van verblijfsrecreatie
5.1.1 Gebruik

Vakantiegasten, die elders hun hoofdverblijf hebben, kunnen verblijven in een chalet, boomhut, hooibergrecreatiewoning, groepshuizen, trekkershut, kampeermiddel op een kampeerplaats of in stacaravans. Deze recreatieve objecten bevinden zich op kampeerterreinen of recreatieparken. Ten behoeve van de vakantiegasten mogen er dagrecreatieve voorzieningen zoals detailhandel en sport en spel gerealiseerd worden. Permanente bewoning van verblijfsrecreatieve eenheden is niet toegestaan.

5.1.2 Bouwen

Voor bouwen ten behoeve van verblijfsrecreatieve bedrijven zijn er algemene en specifieke regels opgenomen. Algemene regels gelden voor elk bouwwerk op elke locatie. Gedacht kan worden aan de eis dat bebouwing een bepaalde afstand tot een weg moet hebben. Specifieke bouwregels zijn locatiespecifiek en zijn terug te vinden in het locatiespecifieke artikel voor dat verblijfsrecreatieve bedrijf (Artikel 5). Het gaat bijvoorbeeld om het maximaal toegelaten oppervlak aan (bedrijfs)bebouwing of het aantal verblijfsrecreatieve eenheden dat is toegestaan.

5.1.3 Zoneringen

In het gehele plangebied zijn zoneringen aanwezig. Deze zoneringen kunnen van invloed zijn op de gebruiks- en bouwmogelijkheden van de gronden of bouwwerken. Of een zonering van toepassing is volgt uit de digitale plankaart. In dit geval zijn de zoneringen ten aanzien van de geluidzone en de archeologische verwachting aanwezig.

5.1.4 Instrumenten voor toestemming en vergunningverlening

Het voorliggend bestemmingsplan is opgezet naar de systematiek van het omgevingsplan en kent in hoofdzaak nog maar één instrument voor vergunningverlening: de reguliere omgevingsvergunning. Het systeem van het omgevingsplan beoogd ruimte te creëren voor ontwikkelingen waarbij er extra aandacht voor ruimtelijke kwaliteit en landschappelijke inpassing is. Er is een gedeelde verantwoordelijkheid van initiatiefnemers en bevoegd gezag om de ruimtelijke kwaliteit te bewaken.

Naast de reguliere omgevingsvergunning kent het plan de melding, functieverandering en functietoevoeging. Naast de in het plan opgenomen instrumenten bestaat er de mogelijkheid om met een delegatiebesluit van vooraf vastgestelde categorieën initiatieven mogelijk te maken.

5.2 algemeen toegestaan gebruik en/of functies voor verblijfsrecreatie

Op deze locatie is het volgende gebruik en zijn de volgende functies toegestaan:

  • a. recreatief verblijf in een chalet, boomhut, stacaravan, (hooiberg)recreatiewoning, tiny houses, trekkershut, groepshuis of ander kampeermiddel;
  • b. bergingen ten behoeve van opslag van onderhoudsmateriaal noodzakelijk voor de bedrijfsvoering;
  • c. dienstverlening voor de vakantiegasten die verblijven in een stacaravan of op een kampeerplaats zoals een zwembad, detailhandel, sport- en spelvoorzieningen en sanitaire voorzieningen en daarbij behorende:
    • 1. gebouwen;
    • 2. bouwwerken;
  • d. bouwwerken, geen gebouw zijnde;
  • e. voorzieningen zoals:
    • 1. in- en uitritten, parkeerplaatsen, paden en wegen;
    • 2. groen, landschappelijke inpassing zoals tuinen en/of erfbeplanting;
    • 3. speelvoorzieningen;
    • 4. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • f. met dien verstande dat de gronden niet mogen worden beschouwd als erf.
5.3 algemeen strijdig gebruik voor verblijfsrecreatie
5.3.1 Algemeen

Onder gebruik in strijd met dit plan wordt in ieder geval begrepen het gebruik van gronden en bouwwerken voor:

  • a. het gebruik van onbebouwde grond als stort- en/of opslagplaats voor aan het gebruik onttrokken goederen en materialen, anders dan tijdelijke opslag ten behoeve van het normale gebruik en onderhoud of tijdelijke bouwwerkzaamheden;
  • b. het buiten stallen, opslaan of plaatsen van al dan niet afgedankte voer- en vaartuigen met uitzondering van parkeren ten behoeve van het op de functie gerichte gebruik;
  • c. de opslag van gevaarlijke stoffen, anders dan ten behoeve van de bedrijfsvoering;
  • d. een crossterrein, het beproeven van motorvoertuigen, het beoefenen van de modelvliegsport of andere geluidsoverlast veroorzakende activiteiten;
  • e. het gebruik van onbebouwde grond voor dagrecreatie of het plaatsen van kampeermiddelen;
  • f. zelfstandige detailhandel;
  • g. een seksinrichting, (straat)prostitutie of een daarmee vergelijkbaar bedrijf;
  • h. een coffeeshop, growshop, smartshop of een daarmee vergelijkbaar bedrijf, voor zover daarvoor door de burgemeester geen (gedoog)toestemming is verleend;
  • i. beroep of bedrijf aan huis;
  • j. bewoning van vrijstaande bijbehorende bouwwerken als zelfstandige woning, tenzij dit gebruik expliciet is toegelaten in het locatiespecifieke artikel;
  • k. permanente bewoning van recreatiewoningen of objecten met een functie voor verblijfsrecreatie;
  • l. recreatief verblijf vrijstaande bijbehorende bouwwerken, tenzij vergund met een omgevingsvergunning;
  • m. het gebruik van een recreatief verblijfsobject of recreatiewoning anders dan voor recreatief verblijf. Daaronder moet in elk geval worden verstaan het gebruik ten behoeve van (reguliere) bedrijfsactiviteiten die niet gericht zijn op toerisme of het bieden van recreatief verblijf;
  • n. kortdurende recreatieve activiteiten, zoals een wellness of sauna;
  • o. een paardrijbak, tenzij vergund met een omgevingsvergunning;
  • p. vrijstaande lichtmasten, tenzij deze ten tijde van de terinzagelegging van het ontwerp omgevingsplan reeds legaal aanwezig waren of gebouwd konden worden met een vergunning;
  • q. vrijstaande overkappingen, tenzij deze ten tijde van de terinzagelegging van het ontwerp omgevingsplan reeds legaal aanwezig waren of gebouwd konden worden met een vergunning;
  • r. andere functies of activiteiten die afwijken van de regels voor het toegelaten gebruik of regels voor bouw, milieu of ruimtelijke ordening zoals opgenomen in dit omgevingsplan.

5.3.2 Voorwaardelijke verplichting - landschappelijke inpassing
  • a. Tot een met de bestemming strijdig gebruik wordt in elk geval gerekend het gebruik van en het in gebruik laten nemen van gronden en nieuwe bouwwerken overeenkomstig de in lid 5.2 opgenomen bestemmingsomschrijving zonder de aanleg en instandhouding van het in Bijlage 1 opgenomen Bedrijfsnatuurplan;
  • b. In afwijking van het bepaalde onder a mogen gronden en bouwwerken overeenkomstig de in lid 5.2 opgenomen bestemmingsomschrijving worden gebruikt, uitsluitend indien en voor zover binnen twee jaar na onherroepelijk worden van het bestemmingsplan volledig uitvoering is gegeven aan de aanleg en instandhouding van het in Bijlage 1 opgenomen Bedrijfsnatuurplan.
5.4 algemene bouw-, milieu- en ruimtelijke ordening regels voor verblijfsrecreatie
5.4.1 algemene regels voor bouwwerken bij verblijfsrecreatie
  • a. bouwwerken voldoen aan het beginsel van bebouwingsconcentratie. Uitzondering hierop zijn gebouwen voor sanitaire voorzieningen.
  • b. bouwwerken dienen te worden gesitueerd conform de situering zoals weergegeven in het vlekkenplan, opgenomen op pagina 21 van het in Bijlage 1 opgenomen Bedrijfsnatuurplan;
  • c. er is in het gehele plangebied geen sprake van erf in de zin van mogelijkheden voor vergunningsvrij bouwen.
  • d. nieuwe of te verbouwen bouwwerken worden op voldoende afstand van de weg opgericht vanwege het wegbeheer en de verkeersveiligheid. voldoende afstand ten opzichte van de as van de weg is in ieder geval:
    Type weg   Afstand  
    rijksweg   100 m  
    provinciale weg   50 m  
    lokale weg-verhard   20 m  
    lokale weg-onverhard   10 m  
  • e. een kortere afstand kan alleen wanneer dit vanuit stedenbouwkundig oogpunt aanvaardbaar is en de wegbeheerder vanuit wegbeheer en verkeersveiligheid geen bezwaar heeft.
  • f. nieuwe vrijstaande bouwwerken worden in ieder geval 5 m van andere bouwwerken opgericht, maar nooit verder dan 25 m, deze maximale afstand geldt niet voor sanitaire voorzieningen en wanneer er sprake is van een landschapsplan;
  • g. nieuwe vrijstaande bouwwerken of te verbouwen bouwwerken voldoen aan de redelijke eisen van beeld- en erfkwaliteit zoals opgenomen in de welstandsnota;
  • h. nieuwe bouwwerken op een onbebouwde of volledig gesaneerde locatie worden binnen een logische structuur ten opzichte van elkaar gesitueerd. De structuur wordt afgestemd met de kenmerken van het deelgebied op basis van het landschapontwikkelingsplan en de redelijke eisen van beeld- en erfkwaliteit zoals opgenomen in de welstandsnota.

5.4.2 algemene regels voor recreatieve functies
  • a. Voor het verblijfsrecreatieve bedrijf geldt dat de volgende functies zijn toegestaan:
    • 1. voor chalets, tiny houses, boomhutten, trekkershutten, hooibergrecreatiewoningen en stacaravans geldt een gezamenlijk maximum aantal van 75 verblijfsrecreatieve eenheden;
    • 2. voor groepshuizen geldt een maximum aantal van één.

5.4.3 specifieke regels voor trekkershutten en hooibergwoningen
  • a. Het aantal trekkershutten en hooibergwoningen mag niet meer bedragen dan in 5.4.2 is opgenomen;
  • b. Voor trekkershutten en hooibergwoningen geldt onderstaande maatvoering:
    • 1. het maximale oppervlak per trekkershut of hooibergwoning bedraagt 36 m2;
    • 2. de maximale bouwhoogte bedraagt 5 m;
    • 3. vrijstaande bijbehorende bouwwerken zijn niet toegestaan.

5.4.4 specifieke regels voor stacaravans, tiny houses en chalets
  • a. Het aantal stacaravans, chalets en tiny houses mag niet meer bedragen dan in 5.4.2 is opgenomen;
  • b. Voor stacaravans, chalets en tiny houses geldt onderstaande maatvoering:
    • 1. het maximale oppervlak per stacaravan, chalet of tiny house bedraagt 60 m2;
    • 2. de maximale bouwhoogte per bouwwerk bedraagt 5 m;
    • 3. vrijstaande bijbehorende bouwwerken zijn niet toegestaan
5.4.5 specifieke regels voor boomhutten

Voor boomhut(en) gelden de volgende bouwregels:

  • a. Het aantal boomhutten mag niet meer bedragen dan in 5.4.2 is opgenomen;
  • b. De maximale oppervlakte per boomhut bedraagt 60 m2;
  • c. De maximale bouwhoogte bedraagt 3,75 m;
  • d. In aanvulling op het bepaalde onder c geldt dat een boomhut mag worden gebouwd op een constructie van palen, met een hoogte van maximaal 3 m;
  • e. Vrijstaande bijbehorende bouwwerken zijn niet toegestaan.
5.4.6 specifieke regels voor groepshuizen
  • a. Het aantal groepshuizen mag niet meer bedragen dan in 5.4.2 is opgenomen;
  • b. Voor groepshuizen geldt onderstaande maatvoering:
    • 1. de inhoud per groepshuis bedraagt niet meer dan 750 m3;
    • 2. de oppervlakte per groepshuis bedraagt niet meer dan 150 m2;
    • 3. de maximale goothoogte bedraag 3,5 m;
    • 4. de maximale bouwhoogte bedraagt 8 m;

5.4.7 specifieke regels voor overige gebouwen
  • a. Voor gebouwen ten behoeve van de voorzieningen bij recreatiebedrijven, met uitzondering van de bedrijfswoning en daarbij behorende bouwwerken, geldt de volgende maatvoering:
    • 1. gebouwen moeten worden opgericht binnen de zonering 'centrum', dit geldt niet voor gebouwen bedoeld als sanitaire voorziening;
    • 2. in aanvulling op het bepaalde onder 1 geldt dat ter plaatse van de aanduiding 'centrum' maximaal de bestaande oppervlakte aan bebouwing is toegestaan;
    • 3. het bepaalde onder 2 geldt niet voor gebouwen ten behoeve van opslag en onderhoud. Hiervoor is een maximale oppervlakte van 300 m2 toegestaan.
  • b. De maximale bouwhoogte bedraagt 5m;

5.4.8 specifieke regels voor bouwwerken, geen gebouw zijnde
  • a. Perceel- en erfafscheidingen zijn alleen toegestaan als deze onderdeel uitmaken van de landschappelijke inpassing op basis van het geldende landschapstype en de welstandsnota;
  • b. De maximale bouwhoogte van verkeers-, sport- en spelvoorzieningen is 6 m;
  • c. De maximale bouwhoogte van vlaggenmasten is 6 m, met een maximum van 4 vlaggenmasten per bedrijf;
  • d. De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde anders dan genoemd onder a tot en met c, is maximaal 3 m waarbij vrijstaande lichtmasten, opstellingen ten behoeve van grondgebonden zonnepanelen en vrijstaande overkappingen niet zijn toegestaan;
  • e. Het buitenzwembad is uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'centrum'.

5.4.9 milieuregels

Een nieuwe ontwikkeling voldoet verder aan de volgende normen:

  milieunormering  
Donkerte   Er geen sprake is van onevenredige aantasting van de aanwezige donkerte conform de ambitie op basis van het gemeentelijke lichtdonkerbeleid.  
Geur van een grondgebonden agrarisch bedrijf   De minimale afstand tussen een geurgevoelig object en een emissiepunt van een dierenverblijf bedraagt:
1. 100 m voor een object binnen de bebouwde kom;
2. 50 m voor een object buiten de bebouwde kom;
3. een kortere bestaande afstand dan onder 1 of 2 genoemd. Deze afstand mag niet verder worden verkleind en nooit minder dan 25 m bedragen.
 
Geur van een intensief agrarisch bedrijf   Een geurgevoelig object wordt niet gebouwd of uitgebreid binnen een contour van:
1. 14 ou/m3 voor een object buiten de bebouwde kom;
2. 3 ou/m3 voor een object binnen de bebouwde kom  
Geluid   Tenzij een hogere grenswaarde is verleend, worden geluidsgevoelige objecten zo gesitueerd dat de geluidsbelasting (LAr,Lt) ten gevolge van vaste installaties en vaste toestellen op de gevel van het dichtstbij gelegen geluidsgevoelige object niet hoger is dan:
6.00 - 19.00 uur: 45 dB(A)
19.00 - 23.00 uur 40 dB(A)
23.00 - 6.00 uur 35 dB(A)
 
Fijnstof (PM10)   Recreatieve verblijven waar personen overnachten worden niet gebouwd en niet uitgebreid binnen een gebied waar de concentratie meer dan 20 µg/m3 jaargemiddelde grenswaarde is.  
Stikstof   De emissie, inclusief de nieuwe ontwikkeling, bedraagt niet meer dan is bepaald in de stikstofberekening.  

Hoofdstuk 4 Overige regels

Artikel 6 Overig - Landschapsontwikkelingsplan

6.1 Landschap Oostflank Holterberg

Dit landschap wordt gevormd door kleinschalige akker- en graslanden, met beplante steilranden, houtwallen, gegroepeerde boerderijen en behoort tot het kampenlandschap.

Aan de westzijde van de Lichtenbergerweg ligt de Sallandse Heuvelrug. Aan de oostzijde het Jong ontginningslandschap.

Opgaven voor het landschap:

  • 1. inpassen erven in het lint volgens bestaand stramien (geen dubbel lint) met rood voor rood;
  • 2. erven groen in te pakken als aansluiting op het bosgebied;
  • 3. behouden en creëren van landschappelijke doorzichten naar het achterliggende open gebied in het oosten;
  • 4. stimuleren van het terugbrengen van historische eenmansesjes in het bos;
  • 5. landschappelijk inpassen recreatieterreinen.

Artikel 7 Overig - Zoneringen

7.1 Archeologische verwachtingswaarde
7.1.1 Functieomschrijving

In het plangebied zijn gebieden aangewezen waar voor archeologie een verwachtingswaarde geldt. Om de mogelijke archeologische waarden in deze gebieden te beschermen gelden er regels voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden.

7.1.2 Toegestaan gebruik en/of functies

Ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'overige zone - archeologische verwachtingswaarde' zijn de gronden behalve voor de daar al toegelaten functies, mede aangewezen voor:

  • a. het behoud, de bescherming en/of het herstel van de archeologische waarden.
7.1.3 Omgevingsvergunning in verband met archeologie
  • a. Bij een nieuwe ontwikkeling binnen de zonering archeologische verwachtingswaarde is een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk of werkzaamheid vereist. Aan de omgevingsvergunningen kunnen de volgende voorwaarden worden verbonden:
    • 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
    • 2. de verplichting tot het doen van opgravingen;
    • 3. de verplichting de activiteit die tot de bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan de bij de vergunning vast te stellen kwalificaties;
  • b. In afwijking van sub a is geen omgevingsvergunning vereist voor:
    • 1. bouwwerken of projecten met een oppervlakte van niet meer dan 2.500 m2, waarbij de bodem niet op een grotere diepte dan 0,5 m wordt verstoord;
    • 2. activiteiten waarvoor geen omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen vereist is;
    • 3. bouwwerken of projecten waarvoor een omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen is verleend en waarbij een rapport is overlegd waarin de archeologische waarde van de gronden in voldoende mate is vastgesteld. Dit rapport mag niet ouder dan 5 jaar zijn;
    • 4. bouwwerken of projecten waarbij vervangende nieuwbouw op de bestaande fundering plaatsvindt.
7.2 Geluidszone wegen 250 meter

Voor gronden gelegen binnen de gebiedsaanduiding 'geluidszone - wegen 250 m' geldt dat geluidsgevoelige functies uitsluitend worden gerealiseerd met inachtneming van de hoogst toelaatbare geluidsbelasting als bedoeld in de Wet geluidhinder en/of het Besluit geluidhinder of een vastgesteld besluit hogere waarde.

Hoofdstuk 5 Overgangs- en slotregels

Artikel 8 Overgangsrecht bouwwerken

8.1 Bouwwerken

Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het omgevingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het omgevingsplan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:

  • a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
  • b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk teniet is gegaan.
8.2 Uitzondering

Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het omgevingsplan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

Artikel 9 Overgangsrecht gebruik

9.1 Gebruik

Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het omgevingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet, behoudens voor zover uit de Richtlijnen 79/409/EEG en 92/43/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 2 april 1979 inzake het behoud van de vogelstand onderscheidenlijk van 21 mei 1992 inzake de instandhouding van de natuurlijke habitats en de wilde flora en fauna, beperkingen voortvloeien ten aanzien van ten tijde van de inwerkingtreding van het omgevingsplan bestaan gebruik.

9.2 Verbod

Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

9.3 Uitzondering

Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan Buitengebied Rijssen-Holten 2012, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 10 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplan Buitengebied Rijssen, uitbreiding Buitenplaats Holten