direct naar inhoud van Artikel 5 Agrarisch met waarden - Landschap
Plan: Buitengebied Rijssen-Holten
Status: ontwerp
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1742.BPB2011000-0303

Artikel 5 Agrarisch met waarden - Landschap

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Agrarisch met waarden - Landschap aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. de uitoefening van het agrarisch bedrijf niet zijnde opslag van veevoer en agrarische producten;
  • b. het behoud en het herstel van de landschappelijke waarden, tot uitdrukking komend in de openheid van het landschap of kleinere natuurelementen;
  • c. het weiden van vee;
  • d. akkerbouw en vollegrondstuinbouw;
  • e. fruitteelt, de teelt van fruit op open grond;
  • f. kwekerijen;
  • g. infrastructurele voorzieningen, zoals deze bestonden op het tijdstip van de terinzagelegging van het plan;
  • h. voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding, waaronder begrepen voorzieningen ten behoeve van het vasthouden, bergen, aan- en afvoeren van water;
  • i. voorzieningen ten behoeve van extensief recreatief medegebruik, zoals onverharde en (half)verharde wandel-, fiets- en ruiterpaden;
  • j. ter plaatse van de aanduiding intensieve kwekerij is het kweken van planten, bloemen, struiken en bomen toegestaan;
  • k. gebouwen ten dienste van de bestemming Agrarisch - Agrarisch bedrijf die op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerpplan reeds aanwezig waren;
  • l. kleinschalige kampeerterreinen die op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerpplan reeds aanwezig waren;

met bouwwerken, geen gebouw zijnde en werken, geen bouwwerken zijnde, met dien verstande dat een paardijbak niet is toegestaan.

5.2 Bouwregels

Op de op de verbeelding (plankaart) voor Agrarisch met waarden - Landschap aangewezen gronden mogen uitsluitend worden gebouwd bouwwerken, geen gebouw zijnde ten dienste van de bestemming, met dien verstande dat schuren en stallen die met een bouwvergunning of omgevingsvergunning aanwezig zijn of gebouwd kunnen worden op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan mogen worden gehandhaafd naar de omvang die zij op dat moment hadden.

5.2.1 Paardrijbak

Voor de realisering van een paardrijbak gelden de volgende regels:

  • a. paardrijbakken uitsluitend zijn toegestaan in het achtererfgebied;
  • b. de oppervlakte van een paardrijbak niet meer bedraagt dan 1.300 m2;
  • c. de afstand tot de perceelgrens niet minder dan 5 m bedraagt;
  • d. de omheining van paardrijbakken niet meer bedraagt dan 1,8 m;
  • e. lichtmasten niet zijn toegestaan.
5.2.2 Bouwwerken, geen gebouw zijnde

Voor bouwwerken, geen gebouw zijnde gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan de volgende hoogtes:
    bouwwerk   hoogte  
    perceel- en erfafscheidingen   1,25 m  
    overige bouwwerken geen gebouw zijnde, met dien verstande dat geen overkappingen zijn toegestaan   3 m  
  • b. lichtmasten en teeltondersteunende voorzieningen niet zijn toegestaan, met dien verstande dat wijnstokken ten behoeve van druiventeelt wel zijn toegestaan.
5.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en afmetingen van de bebouwing ten behoeve van:

  • a. de verkeersveiligheid;
  • b. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
  • c. de landschappelijke inpassing.
5.4 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken het bepaalde in:

  • a. 5.2 ten behoeve van overschrijding van de bestemming Agrarisch - Agrarisch bedrijf door bebouwing, met dien verstande dat:
    • 1. de overschrijding van het bouwvlak alleen toelaatbaar is, voor zover doelmatige bedrijfsvoering dit noodzakelijk maakt; hiervan is in ieder geval sprake, indien de overschrijding van het bouwvlak vanwege de milieuwetgeving of het dierenwelzijn is vereist;
    • 2. dit uitsluitend is toegestaan in het achtererfgebied;
    • 3. dit uitsluitend is toegestaan aan drie zijden van de bestemming Agrarisch - Agrarisch bedrijf ;
    • 4. de bebouwing gedeeltelijk gesitueerd is binnen de bestemming Agrarisch - Agrarisch bedrijf ;
    • 5. dit niet geldt ter plaatse van de aanduiding intensieve veehouderij die op de verbeelding (plankaart) zijn aangeduid met reconstructiewetzone - extensiveringsgebied (behoudens voor uitbreiding in het kader van dierenwelzijn en veterinaire gezondheid);
    • 6. de uitbreiding landschappelijk wordt ingepast, wat blijkt uit uit een in te dienen en door het bevoegd gezag goed te keuren beplantings/inrichtingsplan, met dien verstande dat er sprake is van de versterking van de ruimtelijke kwaliteit conform de gebiedskenmerken zoals deze is opgenomen in Omgevingsvisie van de provincie Overijssel.
    • 7. omliggende agrarische bedrijven niet onevenredig in hun bedrijfsvoering worden beperkt;
  • b. 5.2.2 onder b ten behoeve van het toestaan van teeltondersteunende voorzieningen, met dien verstande dat:
    • 1. de teeltondersteunende voorzieningen landschappelijk inpasbaar zijn;
    • 2. de teeltondersteunende voorzieningen zijn gelegen binnen een afstand van 25 m van de bestemming Agrarisch - Agrarisch bedrijf ;
    • 3. dit uitsluitend is toegestaan in het achtererfgebied;
    • 4. dit uitsluitend is toegestaan aan één zijde van de bestemming Agrarisch - Agrarisch bedrijf ;
    • 5. de oppervlakte niet meer bedraagt dan 1.000 m2, met dien verstande dat voor de oppervlakte de teeltondersteunende voorzieningen in de bestemming Agrarisch - Agrarisch bedrijf worden meegerekend.
5.4.1 Afwegingskader

Een in 5.4 genoemde vergunning kan slechts worden verleend indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  • a. landschappelijke en natuurlijke waarden;
  • b. de milieusituatie;
  • c. de verkeersveiligheid;
  • d. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  • e. de sociale veiligheid;
  • f. de externe veiligheid;

en geen sprake is van significante gevolgen voor de instandhoudingsdoelstellingen van gebieden die in het kader van de Natuurbeschermingswet als beschermd gebied worden aangemerkt.

5.5 Specifieke gebruiksregels
5.5.1 Strijdig gebruik

Tot een gebruik in strijd met het bestemmingsplan wordt in ieder geval gerekend het gebruik, laten gebruiken of in gebruik geven van de gronden en bouwwerken voor:

  • a. standplaats voor kampeermiddelen;
  • b. dagrecreatie;
  • c. stort- of opslagplaats van al dan niet aan het gebruik onttrokken voorwerpen, stoffen en materialen, behoudens opslag die geschiedt in het kader van de normale agrarische bedrijfsvoering;
  • d. doeleinden van handel en/of andere dan agrarische bedrijfsdoeleinden;
  • e. een crossterrein of het beoefenen van de modelvliegsport of ander geluidsoverlastveroorzakende activiteiten.
5.6 Afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken het bepaalde in 5.1 :

  • a. ten behoeve van de opslag van veevoer en agrarische producten;
  • b. ten behoeve van een boomkwekerij- en houtteeltbedrijf;
  • c. ten behoeve van een kleinschalig kampeerterrein met dien verstande dat:
    • 1. de arbeidsbehoefte van het agrarisch bedrijf ten minste 0,25 volwaardige arbeidskracht bedraagt;
    • 2. het aantal kampeermiddelen niet meer dan 25 mag bedragen;
    • 3. de gronden grenzen aan de bestemming Agrarisch - Agrarisch bedrijf ;
    • 4. ter plaatse van de gebiedsaanduiding reconstructiewetzone - landbouwontwikkelingsgebied de afwijking uitsluitend kan plaatsvinden indien de belangen en de ontwikkeling van de agrarische bedrijvigheid hierdoor niet onevenredig worden geschaad;
    • 5. het kleinschalig kampeerterrein landschappelijk wordt ingepast;
    • 6. het parkeren plaatsvindt binnen de bestemming Agrarisch - Agrarisch bedrijf ;
    • 7. sanitaire voorzieningen binnen de bestemming Agrarisch - Agrarisch bedrijf worden gerealiseerd;
    • 8. het kampeerseizoen is van 15 maart tot en met 31 oktober, met dien verstande dat voor de periode van 1 november tot en met 14 maart geldt dat alle kampeermiddelen met toebehoren worden verwijderd uit het landschap;
    • 9. trekkershutten, stacaravans en chalets niet zijn toegestaan.
5.6.1 Afwegingskader

Een in 5.6 genoemde vergunning kan slechts worden verleend indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  • a. landschappelijke en natuurlijke waarden;
  • b. de milieusituatie;
  • c. de verkeersveiligheid;
  • d. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  • e. de sociale veiligheid;
  • f. de externe veiligheid;

en geen sprake is van significante gevolgen voor de instandhoudingsdoelstellingen van gebieden die in het kader van de Natuurbeschermingswet als beschermd gebied worden aangemerkt.

5.7 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
5.7.1 Verbod

Het is verboden om zonder een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het aanleggen of verharden van wegen, voet-, fiets- en/of ruiterpaden of parkeergelegenheden alsmede het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen groter dan 100 m², met uitzondering van:
    • 1. het aanleggen en verharden van wegen en/of paden ter directe ontsluiting van agrarische bouwpercelen;
    • 2. het aanleggen van koe- of kavelpaden;
  • b. het aanleggen van voorzieningen ten behoeve van recreatief medegebruik;
  • c. het aanleggen, verdiepen, verbreden en dempen van sloten, watergangen en overige waterpartijen;
  • d. het verwijderen van bos, houtwallen en struwelen;
  • e. het aanbrengen van boven- en onderbrondse leidingen, constructies, installaties en apparatuur.
5.7.2 Uitzondering op verbod

Het in 5.7.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden die:

  • a. het normale onderhoud en/of de normale exploitatie betreffen;
  • b. reeds in uitvoering zijn dan wel krachtens een verleende vergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van inwerkingtreding van dit plan;
  • c. krachtens een subsidiestelsel ten behoeve van natuurontwikkeling worden uitgevoerd.
5.7.3 Strijd met bestemming

De werken of werkzaamheden, zoals genoemd in 5.7.1 , zijn in strijd met de bestemming, indien daardoor de waarden, zoals bedoeld in 5.1 , onevenredig worden aangetast.

5.8 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen en de bestemming Agrarisch met waarden - Landschap wijzigen:

  • a. in de bestemming Agrarisch - Agrarisch bedrijf ten behoeve van de uitbreiding van een grondgebonden agrarisch bedrijf, met dien verstande dat:
    • 1. de oppervlakte niet meer mag bedragen dan 1,5 ha;
    • 2. de noodzaak uit hoofde van de bedrijfsvoering is aangetoond;
    • 3. de uitbreiding landschappelijk wordt ingepast, wat blijkt uit een in te dienen en door het bevoegd gezag goed te keuren beplantingsplan/inrichtingsplan, met dien verstande dat er sprake is van de versterking van de ruimtelijke kwaliteit conform de gebiedskenmerken zoals deze zijn opgenomen in de Omgevingsvisie van de provincie Overijssel;
    • 4. uit een onderbouwing conform de systematiek van de kwaliteitsimpuls Groene Omgeving van de provincie Overijssel is aangetoond dat de uitbreiding van het agrarisch bedrijf in balans is met de investeringen in de omgevingskwaliteit;
  • b. in de bestemming Agrarisch - Agrarisch bedrijf ten behoeve van de wijziging van de situering van het bouwblok van een agrarisch bedrijf, met dien verstande dat:
    • 1. de oppervlakte niet meer mag bedragen dan het vigerende agrarisch bouwperceel;
    • 2. de noodzaak uit hoofde van de bedrijfsvoering is aangetoond;
    • 3. het aantal dieren niet toeneemt;
    • 4. de wijziging landschappelijk wordt ingepast, wat blijkt uit een in te dienen en door het bevoegd gezag goed te keuren beplantingsplan/inrichtingsplan, met dien verstande dat er sprake is van de versterking van de ruimtelijke kwaliteit conform de gebiedskenmerken zoals deze zijn opgenomen in de Omgevingsvisie van de provincie Overijssel;
    • 5. uit een onderbouwing conform de systematiek van de kwaliteitsimpuls Groene Omgeving van de provincie Overijssel is aangetoond dat de uitbreiding van het agrarisch bedrijf in balans is met de investeringen in de omgevingskwaliteit;
  • c. in de bestemming Agrarisch - Agrarisch bedrijf ten behoeve van de uitbreiding van intensieve veehouderijen tot een oppervlakte van 1,5 ha, met dien verstande dat
    • 1. bij intensieve veehouderijen die zijn gelegen ter plaatse van de gebiedsaanduiding reconstructiewetzone - extensiveringsgebied dit uitsluitend is toegestaan wanneer uitbreiding uit het oogpunt van dierenwelzijn en veterinaire gezondheid wenselijk is;
    • 2. de noodzaak uit hoofde van de bedrijfsvoering is aangetoond;
    • 3. de uitbreiding landschappelijk wordt ingepast, wat blijkt uit een in te dienen en door het bevoegd gezag goed te keuren beplantingsplan/inrichtingsplan, met dien verstande dat er sprake is van de versterking van de ruimtelijke kwaliteit conform de gebiedskenmerken zoals deze zijn opgenomen in de Omgevingsvisie van de provincie Overijssel;
    • 4. uit een onderbouwing conform de systematiek van de kwaliteitsimpuls Groene Omgeving van de provincie Overijssel is aangetoond dat de uitbreiding van het agrarisch bedrijf in balans is met de investeringen in de omgevingskwaliteit;
  • d. in de bestemming Agrarisch - Agrarisch bedrijf ten behoeve van de uitbreiding van intensieve veehouderijen die zijn aangeduid als specifieke vorm van agrarisch - sterlocatie tot een oppervlakte van 2 ha met dien verstande dat
    • 1. de uitbreiding landschappelijk wordt ingepast, wat blijkt uit een in te dienen en door het bevoegd gezag goed te keuren beplantingsplan/inrichtingsplan, met dien verstande dat er sprake is van de versterking van de ruimtelijke kwaliteit conform de gebiedskenmerken zoals deze zijn opgenomen in de Omgevingsvisie van de provincie Overijssel;
    • 2. uit een onderbouwing conform de systematiek van de kwaliteitsimpuls Groene Omgeving van de provincie Overijssel is aangetoond dat de uitbreiding van het agrarisch bedrijf in balans is met de investeringen in de omgevingskwaliteit; ;
  • e. ter plaatse van de gebiedsaanduiding reconstructiewetzone - landbouwontwikkelingsgebied in de bestemming Agrarisch - Agrarisch bedrijf ten behoeve van de uitbreiding van intensieve veehouderijen tot een oppervlakte van 2 ha, met dien verstande dat
    • 1. de noodzaak uit hoofde van de bedrijfsvoering is aangetoond;
    • 2. de uitbreiding landschappelijk wordt ingepast, wat blijkt uit een in te dienen en door het bevoegd gezag goed te keuren beplantingsplan/inrichtingsplan, met dien verstande dat er sprake is van de versterking van de ruimtelijke kwaliteit conform de gebiedskenmerken zoals deze zijn opgenomen in de Omgevingsvisie van de provincie Overijssel;
    • 3. uit een onderbouwing conform de systematiek van de kwaliteitsimpuls Groene Omgeving van de provincie Overijssel is aangetoond dat de uitbreiding van het agrarisch bedrijf in balans is met de investeringen in de omgevingskwaliteit; ;
  • f. in de bestemming Agrarisch - Agrarisch bedrijf ten behoeve van de wijziging van de situering van het bouwblok van een intensieve veehouderij, met dien verstande dat:
    • 1. de gronden niet zijn gelegen ter plaatse van de gebiedsaanduiding reconstructiewetzone - extensiveringsgebied;
    • 2. de oppervlakte niet meer mag bedragen dan het vigerende agrarisch bouwperceel;
    • 3. de noodzaak uit hoofde van de bedrijfsvoering is aangetoond;
    • 4. de wijziging landschappelijk wordt ingepast, wat blijkt uit een in te dienen en door het bevoegd gezag goed te keuren beplantingsplan/inrichtingsplan, met dien verstande dat er sprake is van de versterking van de ruimtelijke kwaliteit conform de gebiedskenmerken zoals deze zijn opgenomen in de Omgevingsvisie van de provincie Overijssel;
    • 5. uit een onderbouwing conform de systematiek van de kwaliteitsimpuls Groene Omgeving van de provincie Overijssel is aangetoond dat de uitbreiding van het agrarisch bedrijf in balans is met de investeringen in de omgevingskwaliteit;
  • g. in de bestemming Natuur, Water en/of de bestemming Bos , met dien verstande dat:
    • 1. de natuurontwikkeling uitsluitend plaatsvindt ter uitvoering van het provinciaal dan wel nationaal beleid.
5.8.1 Afwegingskader

De wijzigingsbevoegdheid kan slechts worden toegepast indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  • a. landschappelijke en natuurlijke waarden;
  • b. de milieusituatie;
  • c. de verkeersveiligheid;
  • d. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  • e. de sociale veiligheid;
  • f. de externe veiligheid;

en geen sprake is van significante gevolgen voor de instandhoudingsdoelstellen van gebieden die in het kader van de Natuurbeschermingswet als beschermd gebied worden aangemerkt.